woensdag 17 oktober 2012

Evolutie of schepping

De wereldbeschouwing van het christendom wordt soms maar nauwelijks geaccepteerd. Daarom hier een vergelijking tussen de waarheid van het christendom en de theorieën van de evolutionist, die namelijk ook niet mis zijn. Ik bedoel dit overigens niet ter verdediging van christelijke standpunten (alsof die even slecht zouden zijn als de standpunten van het evolutionisme), maar om te laten zien dat het christelijke standpunt veel beter is dan het standpunt wat uit de evolutietheorie komt. Hopelijk heb ik de evolutietheorie consistent toegepast.

1. Doel

Het christelijke geloof: De natuur is gemaakt door God en gemaakt om goed te zijn.
Het evolutionisme: De natuur heeft geen hoger doel. Geen enkele wereldbeschouwing voegt daarom iets wezenlijks toe.

2. Man en vrouw

Het christelijke geloof: Man en vrouw zijn twee verschillende scheppingen van God. De vrouw is gemaakt om de man aan te vullen.
Het evolutionisme: Man en vrouw zijn twee rollen in de voortplanting, allebei in een aspect daarvan gespecialiseerd. Een vrouw is door de evolutie ervoor bedoeld om kinderen te baren.

3. Homoseksualiteit

Het christelijke geloof: Homoseksualiteit is een gevolg van het kwaad van de zondeval van de mens, het is niet Gods oorspronkelijke bedoeling.
Het evolutionisme: Homoseksualiteit is een variant die niet binnen het normale evolutiepatroon past. Voor de evolutie is ze schadelijk.

4. Ethiek

Het christelijke geloof: We moeten handelen volgens het principe dat we God liefhebben boven alles en onze medemens als onszelf.
Het evolutionisme: We hoeven nergens naar te handelen.

5. Doodstraf

Het christelijke geloof: We mogen elkaar niet doden. Echter, de wetten van God aan Israël bevatten ook de doodstraf door de overheid.
Het evolutionisme: Elkaar doden kan goed zijn als de beste overblijft.

6. Menselijk lijden

Het christelijke geloof: Het lijden van mensen is wezenlijk, en een gevolg van de zondeval, bedoeld om mensen terug te brengen tot God.
Het evolutionisme: Lijden is niet wezenlijk en heeft geen nut. Het is gewoon een natuurlijk proces zonder enige diepere betekenis.

7. Rechtvaardigheid

Het christelijke geloof: God is rechtvaardig en zal het kwade straffen.
Het evolutionisme: Er is geen rechtvaardigheid, tenzij dat toevallig is ontstaan door natuurlijke processen van zelfbehoud.

8. Vriendschap en liefde

Het christelijke geloof: Echte vriendschap en liefde is iets wezenlijks.
Het evolutionisme: Elke vriendschap en liefde is maar een natuurlijk proces, zonder diepere betekenis.

Volgens mij spreken de christelijke standpunten van veel meer liefde voor elkaar en voor de natuur dan de evolutionistische. (Maar ja, voor evolutionisme is liefde maar een kale emotie.) En volgens mij doen de christelijke standpunten veel meer recht aan de betekenissen van dit leven dan de evolutionistische. (Maar ja, voor evolutionisme bestaat er geen vaste betekenis.) De christen weet méér door de openbaring van God door Zijn Evangelie van Christus, anders was godsdienst in haar aard even leeg als evolutionisme. En daarom is er niet alleen kennis van God maar ook hoop op verlossing en terugkeer tot God die ons heeft gemaakt:
"Wij weten immers dat, wanneer ons aardse huis, deze tent, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. (...) Hij nu Die ons hiervoor heeft toegerust, is God, Die ons ook het onderpand van de Geest gegeven heeft." (tweede brief van de apostel Paulus aan de gemeente van Korinthe, 5:1-5).

maandag 15 oktober 2012

Man en vrouw

Omdat er zoveel commotie is over de politieke partij SGP omdat die in haar (of zijn?) beginselprogramma heeft opgenomen dat er geen vrouwen op de lijst kunnen staan, lijkt me het goed om hier iets over het verschil tussen man en vrouw te zeggen vanuit christelijk-filosofisch perspectief.

In het bijbelboek Genesis lezen we dat Adam eerst door God werd gemaakt, en daarna Eva. De apostel Paulus gebruikt dat als een argument om te zeggen dat de vrouw niet over haar man moet regeren (brief aan Timoteüs, 2:13). Hij noemt er een tweede reden bij: omdat de vrouw Eva in het paradijs verleid werd, en niet Adam (vers 14). Maar daar laat de apostel meteen op volgen: ze zal van die vloek verlost worden doordat ze de gave heeft gekregen om kinderen te krijgen, als ze in het geloof, de liefde, de heiligmaking, de matigheid blijft (vers 15). Adam noemde zijn vrouw, nadat hij te horen had gekregen dat hij zou sterven zoals was gezegd omdat hij Gods gebod had overtreden, Eva, omdat God bij de bestraffing van Eva noemt dat zij kinderen zou krijgen die de leugenaar (de slang) zouden verslaan (Genesis 3:20). Eva (Chawwah in het Hebreeuws) betekent letterlijk: "in haar is leven". Een betekenisvolle naam dus, die wijst op Christus die later geboren zou worden.

Zijn mannen volgens de Bijbel daarom meer dan vrouwen? Zeker niet, want dezelfde apostel Paulus geeft ons daarop het antwoord:
"Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt een in Christus Jezus." (brief aan de Galaten, 3:26-28)
Niet het feit dat we Jood zijn of niet-Jood, of het feit dat we knecht zijn of directeur, of het feit dat we man zijn of vrouw bepaalt onze belangrijkste hoedanigheid, maar of we kinderen van God zijn door het geloof in Christus Jezus.

Die laatste tekst kan ons ook een hint geven voor hoe we de verschillen tussen mannen en vrouwen verder moeten duiden. Man en vrouw zijn wel verschillend; de man was er eerst, daarna de vrouw. Maar dat is te vergelijken met het verschil tussen de Joden en de niet-Joden: tot de Joden kwam het Woord van God eerst, daarna tot de niet-Joden. De Joden hebben in de openbaring van God een andere rol dan de niet-Joden. Op dezelfde manier kunnen man en vrouw in de kerk en ook in de politiek een verschillende rol hebben. Over de politiek schrijft de Bijbel niets voor, dus wat de beste plek van man en vrouw daarin is is een vraag die het bestuur van de SGP toch zelf moet onderzoeken.

vrijdag 12 oktober 2012

Fashion in story-telling

"There are changes of fashion in story-telling; and the ancient world, like our own, has seen times where people thought it 'modern' to say they liked disgusting stories, though the ancients never quite reached the modern fancy for tales of such very dirty little people, living dingy lives and doing mean things. Not all vulgarity is modern. But, if the fashion for such stuff appears and re-appears, it never lasts very long. Dirt and dinginess lack variety and are not really interesting. Esquemeling's stories of the pirates, for instance, are in the end dull, and they would be a great deal duller but for the seamanship that enables the pirate to scour the Caribbean, and the great fighting qualities, courage, strategy, tactics, and so on, that help him to sack the Spanish towns and capture his thousands of pieces of eight. The rest of his story is tiresome enough. It takes a lot of virtue to make vice interesting; and the great Greek poet [Homer] saw (and, as the Greeks said, he was always right) that the splendid qualities in men and women are the interesting ones." (The ancient world, T.R. Glover, p.29)

Ik las dit pas, en vond het een mooi citaat. Eerder schreef ik al zoiets over moraal en schoonheid. Overigens is het altijd al de mode om een beetje vuiligheid in verhalen te stoppen omdat men onrustig lijkt te worden als het echt over het goede gaat. De Griekse sagen hebben echter misschien wel dezelfde tekortkoming.

maandag 3 september 2012

Geen idee van God

De belijdenis van de kerk dat de oneindige en eeuwige God uit drie personen (Vader, Zoon en Heilige Geest) bestaat wordt niet door iedereen even gelovig overgenomen.

Wat zegt de Bijbel er eigenlijk over? We citeren een tekst uit de eerste brief van de apostel Johannes:
"Wie anders is het die de wereld overwint dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God is? Hij is het Die kwam door water en bloed: Jezus, de Christus; niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest is het Die getuigt, omdat de Geest de waarheid is. Want drie zijn er die getuigen in de hemel: de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze drie zijn één. En drie zijn er die getuigen op de aarde: de Geest, het water en het bloed; en deze drie zijn één." (5:5-8)
Maar hier staan er meteen tekstkritici klaar die erop wijzen dat er hier woorden (die ze dan het 'comma Johanneum' noemen) zijn ingevoegd door latere generaties christenen, omdat de meeste handschriften de woorden over de hemelse drie-eenheid missen. Omdat deze blog niet de plek is voor een tekstkritische discussie zal ik de tekst niet als bewijs maar als idee nemen.
Wat getuigt er op de aarde van God? Dat is de Geest die in ons hart getuigt ("de Geest is het, Die getuigt, dat de Geest de waarheid is") en ons leven vernieuwt, het water van de doop dat de afwassing van de zonde en dus de heiliging symboliseert, en het lijden en sterven van Jezus Christus, de Zoon van God, dat de zonde vergeeft. Zonder die drie dingen bestond er alleen maar ons onwetende, onheilige, onverzoenlijke leven buiten God.
Maar bij nader inzien zijn deze drie aardse getuigen meteen getuigen van wie God is.
  1. Allereerst over het getuigen van de Geest. Er staat "De Geest getuigt": "de Geest" is dus niet een opvatting van de mens, want wie zou de opvatting van een mens als getuige willen nemen voor het bestaan van God? Er staat over die Geest dat het "God is" die "in ons" blijft:
    "Niemand heeft ooit God gezien. Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is Zijn liefde in ons volmaakt geworden. Hieraan weten wij dat wij in Hem blijven en Hij in ons, doordat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft. En wij hebben gezien en getuigen dat de Vader de Zoon gezonden heeft als Zaligmaker van de wereld. Al wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God. En wij hebben de liefde die God tot ons heeft, gekend en geloofd. God is liefde en wie in de liefde blijft, blijft in God, en God in hem." (4:12-16)
    Dus de Geest die God de Vader ons heeft gegeven getuigt, dat Jezus de Zoon van God is. Dezelfde apostel Johannes schrijft in zijn evangelie de woorden van Jezus: "Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb." (14:26)
  2. Wat het getuigen van de doop betreft, daarover kunnen we allereerst lezen hoe Jezus "gekomen is door water". In het evangelie staat hoe Jezus als profeet van God werd gedoopt:
    "Toen kwam Jezus van Galilea naar de Jordaan, naar Johannes, om door hem gedoopt te worden. Maar Johannes wilde Hem hiervan weerhouden en zei: Ik heb het nodig door U gedoopt te worden, en komt U naar mij? Maar Jezus antwoordde hem en zei: Laat het nu gebeuren, want op deze wijze past het ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij het Hem toe. En nadat Jezus gedoopt was, kwam Hij meteen op uit het water; en zie, de hemelen werden voor Hem geopend, en Hij zag de Geest van God als een duif neerdalen en op Zich komen. En zie, een stem uit de hemelen zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!" (3:13-17)
    We zien dit ook kort herhaald in het evangelie van de apostel Johannes zelf (1:29-34). Dus Jezus is als profeet gedoopt terwijl Zijn Vader en de Geest getuigden dat Hij Gods Zoon was! En daarna kunnen we ook wijzen op de doop in de Naam van Christus: "Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen." (evangelie van Mattheüs, 28:19)
  3. Hoe getuigt het het lijden en sterven van Jezus van God? Hoe is Jezus "gekomen door het bloed"? Het lijden en sterven van de Zoon van God geeft ons de vergeving van zonden (evangelie van Mattheüs, 26:28). Daarom schrijft de apostel Johannes in deze brief: "Hierin is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden." (4:10) Het geloof in Jezus Christus staat centraal: dat is het geloof dat "de wereld overwint" en wat door de Geest van God is: "Hieraan leert u de Geest van God kennen: elke geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en elke geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is niet uit God; maar dat is de geest van de antichrist, waarvan u gehoord hebt dat hij komt, en die nu al in de wereld is." (vers 2-3) En dat geloof maakt ons "kinderen" van God de Vader: "Lieve kinderen, u bent uit God en u hebt hen overwonnen, want Hij Die in u is, is groter dan hij die in de wereld is." (vers 4)
Wie dus kritisch zegt dat vers 7 niet in de rest van de brief van de apostel Johannes past, lijkt de rest van die brief niet te hebben gelezen...

Laten we het nu over de filosofische kant ervan hebben. Is het niet onmogelijk dat de Zoon, de Vader en de Geest één God zijn in plaats van drie goden? De geloofsbelijdenis van Nicea/Constantinopel zegt: "één in wezen met de Vader". De geloofsbelijdenis van Athanasius: "Zo is de Vader God, de Zoon God, en de Heilige Geest God. En toch zijn zij niet drie Goden, maar één God." Hoe kan dat?

Allereerst moeten we natuurlijk weten dat de Zoon niet de Vader is (want anders zou de Vader de zonden vergeven door het lijden van Zichzelf...) en dat de Geest niet de Zoon of de Vader is (anders zond de Vader Zichzelf...). Maar hoe zijn ze dan één, als ze niet hetzelfde zijn?

De bisschop Augustinus heeft een boek "Over de Drie-eenheid" geschreven waarin hij deze vraag probeert te beantwoorden. Verassend is dat hij dat doet door beelden van drie-eenheid terug te vinden in de natuur, maar in het bijzonder in de menselijke geest. "Het beeld van God moet gevonden worden (...) in de redelijke of intellectuele ziel waar het beeld van de schepper op onsterfelijke wijze in haar onsterfelijkheid ingeplant is." (Over de Drie-eenheid, uitg. Peeters, 2005, XIV.4,6, p.364) Hij noemt zo herinnering, begrip, en wil, als drie elementen van één menselijke geest, zoals God de Vader de Oorsprong, God de Zoon het Woord, en God de Heilige Geest Liefde genoemd worden. En die woorden vinden we dus ook in de Bijbel terug, zoals bijvoorbeeld wat we al genoemd hebben uit de brieven of het evangelie van de apostel Johannes, die ook over de Zoon van God zegt: "In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God" (evangelie van Johannes, 1:1).

Wie zou dus willen beweren dat het woord van iemand anders is dan die persoon zelf? En toch wordt is dat woord uit die persoon voortgekomen en niet andersom. Het Woord van God, Jezus Christus, is hetzelfde als God de Vader, en toch is Gods Zoon uit God de Vader voortgekomen. Of wie zou zeggen dat de liefde van iemand niet hetzelfde is als die persoon, of dat je de liefde en het woord van iemand kunt scheiden? De liefde, die door Gods Geest in ons is, is God, en de liefde van God is niet te scheiden van het Woord van God, Gods Zoon.

En hoe zou het ene meer kunnen zijn dan het andere als het ene het andere kenmerkt? De Zoon van God, Jezus Christus, is het kenmerk van God de Vader. De Heilige Geest van God is het kenmerk van de Vader en van de Zoon. Jezus Christus zegt wel: "Mijn Vader is meer dan Ik" (14:28) als Hij het heeft over dat Hij naar de hemelse heerlijkheid zou terugkeren, maar dat wordt over het Woord gezegd dat een lichaam heeft aangenomen (1:14): "het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond", en waarvan staat: "het Woord was God" (1:1).

Als de Zoon van God 'het Woord' wordt genoemd is dat wel een manier van spreken die niet letterlijk moet worden opgevat. Bij ons is het woord wat iemand uitspreekt van een andere substantie dan degene die spreekt: iemand die spreekt is fysiek, zijn woord is niet fysiek. Maar het Woord van God heeft hetzelfde zijn als God de Vader. Het is "God uit God, Licht uit Licht" (geloofsbelijdenis van Nicea). En op dezelfde manier is ook de Geest, waarvan gezegd wordt dat de Heilige Geest getuigt op aarde en de trooster van de volgelingen van het Woord is. God is dus niet één persoon, maar wel één zijn.

Zo zien we dus hoe de eeuwige en oneindige God drie is en toch één, en dat we deze drie Goddelijke personen als hemelse getuigen moeten erkennen als we God willen kennen. De filosofische God die abstract enkel en één is, is juist een onbedenkbare bespiegeling. Zonder het getuigen van de Vader, het Woord en de Geest in de hemel zouden we geen idee hebben wie God is.

donderdag 30 augustus 2012

Perfectie en geluk

Hoe perfect bent u eigenlijk?

Op perfectietest.nl heb ik een test ontwikkeld die een overzicht van Gods geboden geeft en test hoe goed je erop scoort. Op de site zelf staat al een verantwoording, maar hier nog wat uitgebreider hoe ik te werk ben gegaan:
  1. Ik ben begonnen bij de samenvatting van Jezus van de wet in het evangelie van Mattheüs, 22:35-40: "... een wetgeleerde, vroeg om Hem te verzoeken: Meester, wat is het grote gebod in de wet? Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de Wet, en de Profeten."
  2. Daaronder heb ik de eerste vier en de laatste zes van de tien geboden gezet, die de basis vormen voor de hele wet in Exodus, Leviticus en Deuteronomium.
  3. Daarna heb ik in Leviticus 19 en wat andere hoofdstukken van Leviticus wat verdere uitwerkingen van deze wetten gevonden. Het bijbelboek Deuteronomium voegt daar niet echt wat aan toe, het is meer een uitgebreide herhaling van deze wet.
  4. Verder heb ik in het evangelie van Mattheüs, hoofdstuk 5, gelezen hoe Jezus uitlegt hoe de wet bedoeld wordt.
  5. Verder heb ik een aantal specifieke testvragen toegevoegd zoals: "Rijdt u wel eens te hard?" die natuurlijk niet in de Bijbel te vinden zijn, maar wel horen bij het gebod dat we onszelf en anderen niet in gevaar mogen brengen, een wetregel die bij het gebod "U zult niet doden" te plaatsen is.

Is dat een subjectieve selectie? Veel mensen ergeren zich in de wetboeken (zoals Leviticus en Deuteronomium) aan de strenge straffen die God aan Zijn staat Israël gebiedt te hanteren. Zoals: de doodstraf voor het dienen van andere goden, de doodstraf voor onverbeterlijke ongehoorzaamheid aan ouders, de doodstraf voor overspel, het afhakken van een hand voor diefstal. Die straffen waren ingesteld voor de staat Israël, en laten niet de bedoeling maar de praktische uitvoering van de wet in Israël zien. Daarom is het niet raar dat de straffen zoals in de staat Israël niet toepasbaar zijn bij een staat die niet speciaal door God is opgericht, zoals Nederland.

Anderen ergeren zich aan regelgeving die niet in hun wereldbeeld past zoals de regel dat een man die een vrouw verkracht heeft met haar moet trouwen en een bruidsschat moet betalen, of de regel dat de niet-opzettelijke dood van een niet-Joodse slaaf of slavin minder streng bestraft wordt dan de niet-opzettelijke dood van een Joodse man of vrouw. Die regels horen ook bij de praktische uitvoering. Als deze regels niet bij ons wereldbeeld passen, en we daarom de bijbelse ethiek verachten, zijn we nogal intolerant. De ethiek voor het omgaan met slaven en seksualiteit is echter al heel duidelijk uit de rest van de wet: de Bijbel zegt nog steeds: "Zorg goed voor je knecht" (bijv. geef hem op de sabbat vrij) en "Ga je niet te buiten en wees trouw aan je echtgenoot".

Perfectietest.nl bewijst dat de bedoeling van de wet zoals die aan Israël werd gegeven nog springlevend is. Is het raar om bewondering te hebben voor de wet van Israël als die nog heel actueel is? Ik vind van niet. En dat is heel christelijk, want Jezus zegt:
Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is. (evangelie van Mattheüs, 5:18)

De perfectietest is eigenlijk een heenwijzing naar Gods Koninkrijk. Want Jezus spoort degenen die Hem volgen aan om perfect te zijn, nadat hij een omschrijving heeft gegeven van wat het geloof en het volgen van Hem eigenlijk allemaal inhoudt:
Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden.
Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.
Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden.
Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.
Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.
Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn.

Jezus zegt dus niet: "Gelukkig zijn de perfecten", maar Hij zegt: "Gelukkig ben je als je de bron van het leven in Mij vindt. En wees dan perfect!"

woensdag 18 januari 2012

Zwartwitdenken

Een van de mogelijke tegenwerpingen tegen het christelijke geloof in God is dat het simplistisch, zwart-wit, fundamentalistisch, en daarom onvolwassen is. Dat is trouwens een tegenwerping die je op alle mogelijke standpunten kunt maken, en dan bedoel ik echt alle: van elk standpunt kun je nog zeggen "er is nog te weinig onderscheid gemaakt". Natuurlijk gaat het er dan om uit te leggen welk onderscheid te weinig is gemaakt. (Dat simplistisch of zwart-wit hoort bij onvolwassenheid is trouwens een typisch psychoanalytische opmerking; we kunnen ze (wellicht in een minder simplistische vorm) terugvinden in de uitwerking van het gedachtegoed van Sigmund Freud door Melanie Klein (1882-1960).)

De toepassing van deze tegenwerping tegen het christelijk geloof gaat om zwartwitdenken in de categorie goed-kwaad. God is dan mogelijk een onvolwassen personificatie van het goede, de duivel in ieder geval een onvolwassen personificatie van het kwaad. En verder: de verworpenen zijn het absolute kwaad, bestemd voor de hel, en de uitverkorenen zijn het absolute goed, bestemd voor de hemel.

Deze omschrijving van de tegenstellingen is echt een onterechte karikatuur van het christelijke geloof, want de Bijbel toont juist aan dat ook de rechtvaardigen onder de zonde zijn begrepen. Abraham, Jakob, David, Salomo: van hen allen staan ook de overtredingen tegen God. En daarom zegt Paulus ook terecht dat de verlossing alleen genade is, niet om iets wat een mens zelf heeft gedaan, maar uit genade van God.

Nog een tegenwerping tegen deze bewering dat het christelijke geloof zwart-wit denkt over goed en kwaad kunnen we vinden in de antropologie van René Girard (1923). Girard stelt dat alle religies behalve de christelijke een ideologie van de zondebok hebben: een deel dat het kwaad veroorzaakt (de zondebok) moet gedood worden om de vrede voor het geheel te herstellen. De christelijke religie geeft juist het tegenbeeld: Christus herstelde de vrede, maar hij belichaamde juist niet het kwaad.

Maar met deze inleiding wil ik de aandacht vestigen op de opmerkelijke uitleg van het christelijke gedachtegoed door de Duitse theoloog Karl Barth (1886-1968). In diens commentaar op de Romeinenbrief stelt hij dat er geen echt onderscheid bestaat tussen gelovigen en ongelovigen, maar dat de tegenstelling in de mens zelf bestaat en blijft. Die stelling is aantrekkelijk voor christenen om wat ik al genoemd heb: het christelijke geloof erkent het kwade in zich, ook als ze tot de kerk van Christus behoren. Mensen zijn dus niet zwart-wit, maar grijs. Daartegenover stelt Barth dat God radicaal anders is dan de mensen, en het goede alleen verkiest. Dat is ook een stelling die ieder christen gelovig zal erkennen. Maar zijn uitleg wijkt van het algemene geloof af als hij stelt dat er helemaal geen scheiding tussen gelovigen en ongelovigen is (of dat die maar tijdelijk zichtbaar is), dat het maar twee kanten van een penning zijn, en dat hel en hemel door mensen beide bezocht worden.

Voor een tijdje is dat perspectief, wat het grijs goed uit doet komen en niet neigt naar simplificatie in wit of zwart, best aantrekkelijk. Maar wat is er problematisch aan deze gedachten? Juist dat dat aantrekkelijke grijze perspectief het niet lang volhoudt. Wat mist in de theologie van Barth is verlossing: dat we van dat uiteindelijk verschrikkelijke grijs over kunnen gaan naar wit, van bevlekte kleren naar een onbevlekt kleed. De apostel Paulus merkt juist op: "Als we alleen in dit leven op Christus hopen, dan zijn we de ellendigste van alle mensen." (1 Korinthe 15). Wat nog meer mist in deze theologie is het verschrikkelijke van het kwaad: bij het wit steekt alle grijs uiteindelijk als zwart af. Zou iemand nog enig licht kunnen zien in de daden van de duivel die tegen God opstaat? Of, wat erger is, in de daden van een mens die nooit in Christus geheiligd zal worden, en altijd vijand van God zal zijn? Als mensen zijn we als opgesloten in een grot, waarin er maar één lichtende uitweg is: Christus. Wie anders zal ons uit dat donker naar de dag brengen?

zaterdag 14 januari 2012

De menselijke vermogens

Hoe zit de mens in elkaar? Die vraag blijft filosofen bezighouden. Omdat ik geïnteresseerd ben in de implicaties voor de christelijke filosofie, wil ik hier wat posities met elkaar vergelijken.

De meeste filosofen verklaren de mens met een bepaald doel: om aan te kunnen wijzen wat de weg is naar een goed leven (ethiek). Ethiek betekent trouwens iets van 'karakter', en in die zin gebruikte Aristoteles het: één goede daad geeft nog niet een goed karakter, herhaalde goede daden beginnen een goed karakter te vormen. De (vroeg)christelijke filosofie had een iets ander doel: ze verklaarde wat de huidige kwade staat van de mens was, maar ook wat de oorspronkelijke goede staat van de mens was; maar ook wat bekering met de mens deed, en wat de toekomstige staat van de mens zou zijn als hij bij God van alle kwaad verlost zou zijn. Maar waar het bij de Griekse filosofen ging om beheersing en karakter, ging het bij Augustinus om een verandering van de wil van het kwade naar het goede.

De protestantse theoloog Jean de Calvin (Calvijn), degene die een omvangrijke uiteenzetting schreef van de protestantse leer (de 'Institutio'), vat die verandering radicaler op. Hij stelt dat de Griekse filosofen met een verkeerd uitgangspunt zochten:
"Hier komt het door dat de filosofen in zo'n blindheid en duisternis zijn, omdat ze in de ruïnen en steenhopen een mooi gebouw, en in de barsten en scheuren bekwame samenvoegingen zochten." (Insitutie, I.15.8)
Calvijn stelt dat de mens bestaat uit verstand (ruim opgevat zodat ook de zintuigen eronder vallen) om goed en kwaad te onderscheiden, en wil om een passie te verbinden aan datgene wat het verstand als goed onderscheidt (I.15.7). Dat zijn dus de taken. Maar nu de vermogens: de mens zoals die door God gemaakt was had volgens Calvijn keuzevrijheid om de wil te richten, maar die wil kon dus zowel met wat het verstand goed dacht en met wat het verstand kwaad dacht worden verbonden, en in de mate waarin de keuzevrijheid dat koos. Omdat de mens niet standvastig was in de juiste keuzes is hij van God afgeweken. Daarna is ons verstand verduisterd (zodat we goed en kwaad niet meer kunnen onderscheiden), en lijkt de keuzevrijheid zozeer geschonden dat ook de wil haar taak niet meer kan vervullen: ze kan niet meer voor het goede kiezen zoals eerst. Gods Geest kan de mens hiervan verlossen, door kennis te geven aan het verstand, en gerechtigheid en heiligheid aan de wil, gaven die de mens pas na zijn leven volmaakt zal krijgen. Zelf ben ik trouwens van mening dat Calvijn minder precies spreekt dan Augustinus over de vermogens van de ziel. Het accentverschil tussen Calvijn en Augustinus lijkt dat Augustinus zei dat we ten aanzien van het goede wel kunnen maar niet doen (zonder de hulp van God) en Calvijn zegt dat we niet doen en niet meer kunnen (zonder de hulp van God). Maar dat lijkt maar zo, want Calvijn heeft het over heilig leven in het geheel terwijl Augustinus het over het goede per situatie heeft.

Het perspectiefverschil tussen de verschillende filosofen is compleet verwarrend, en het maakt het moeilijk om over de vrije wil te spreken. In deze blog houd ik het maar even bij deze inleiding.

zaterdag 7 januari 2012

Schrijven met kennis

Eerder schreef ik al over het verschil tussen informatie en kennis. Ik kom er steeds meer achter dat ondanks enige 'wetenschap' op dat gebied ik nog steeds veel lees en schrijf met de blik op informatie in plaats van op kennis. Misschien komt het omdat er zoveel verschillende meningen zijn dat ik me zoveel bezighoud met jachtige, deelbare informatie in plaats van met rustende, vertrouwelijke kennis.

Je kunt op twee manieren schrijven: als overdracht van informatie en als uitdrukking van meer nabije kennis, en mijn filosofische uiteenzettingen hier zijn voor een groot gedeelte informatieoverdracht. Dat maakt ze waardevol voor wetenschap maar minder waardevol voor kennis. Wetenschap wordt bekend en nadat onze nieuwsgierigheid is uitgeblust wordt ze onbemind. Meer nabije kennis is een verhouding: die blijft levend en heeft geen vuur van nieuwsgierigheid nodig. Die kennis wordt er niet moe van hetzelfde in andere woorden te herhalen, bekommert zich niet om de volgorde of systematiek van de uitspraken, vindt het niet erg triviale of juist onbeargumenteerde uitspraken te doen. Herhaling laat je ergens langer bij stilstaan, toch? Volgorde is er toch om te verrassen? Argumentatie is toch overbodig als je iets al kent?

Maar goed, ik zal wel vooral in de eerste manier blijven schrijven, gewoon omdat het makkelijker deelbaar is. Of omdat er nog genoeg te ontdekken is qua informatie. Of omdat ik het gewoon niet zo goed kan, omdat mijn kennis ervoor ontoereikend is (tenzij ik ze van God krijg).