woensdag 30 juli 2014

God kennen

Eerder heb ik geschreven over de filosofie over het bestaan van God, en over de drie-eenheid in God. Nu wil ik graag schrijven over de eigenschappen van God.

Het allerbijzonderste is dat God wil dat wij tot Hem spreken als onze Vader, Heer en God. Maar alleen in een nieuw leven in Christus!

Jezus Christus zegt:
"God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid." (evangelie van Johannes, 4, 24)
Wij mensen bestaan uit geest en lichaam. We moeten God dus niet aanbidden alleen met ons lichaam terwijl onze geest er niet bij is. We moeten ook niet denken dat God ons lichaam ziet en niet kan zien wat er in onze geest omgaat. We moeten verder ook niet denken dat God een lichaam heeft. We moeten ook niet denken dat de eeuwige en allerhoogste God niet kan nadenken, overwegen en willen. Soms wordt ons denken over God heel beperkt omdat we denken: Hij is het grootste. Dan zal het wel noodzakelijk zijn dat Hij zo en zo is.

We moeten echter niet denken dat God Jehova vergoeilijkend is, of tevreden is als wij meer dan half goed handelen. Minder dan helemaal goed is namelijk helemaal slecht. God is helemaal goed, of anders gezegd Hij is heilig. God is een "verterend vuur" (Deuteronomium, 4, 24).

God is goed. Dat kunnen we alleen maar zeggen omdat we ervaring hebben met wat goed is en kwaad. We weten dat sinds we onze eigen wil gingen volgen tegen Gods gebod in (Genesis, 3). We weten ook dat of je geest goed en kwaad is bepaald wordt door je wil. God is ook een geest; Hij is dus goed omdat Hij dat wil. Het tegenovergestelde van willen is haten. God de Allerhoogste haat het kwaad.

God zegt:
"Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste,
en buiten Mij is er geen God.
(...)
Want u bent Mijn getuigen: is er ook een God buiten Mij?
Er ís geen andere rots, Ik ken er geen." (profetie van Jesaja, 44, 6-8)
God is dus almachtig. God is ook eeuwig. Dat kunnen wij ons niet voorstellen. Daarom zegt God: "Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste." Er is altijd maar één eerste, en altijd maar één laatste, dat kunnen wij ons wel voorstellen. God zegt: Ik ben het beiden.

Nu is het gevaar dat we een geest als klein en krachteloos voorstellen, als een punt ten opzichte van de ruimte. Niets is minder waar wat God betreft. De almachtige God verschijnt daarom aan het volk Israël niet voor niets in een vurige wolk, met de krachtigste natuurverschijnselen van donder en bliksem, met een bazuingeluid die de grond laat beven (Exodus, 19). Als God het wil, maakt hij nu een nieuwe aarde of een nieuw zonnestelsel. Of een nieuw heelal. Wie kan er tegen Hem opstaan en blijven leven? Het is dus andersom: wij (onze lichaam en geest) zijn als een punt ten opzichte van de ruimte die God is. God zal dat echter niet tegen ons gebruiken want God is niet haatdragend, niet grillig, want zoals gezegd, God is goed. Daar kunnen we bijvoegen dat God zich zelfs ontfermt en vergeeft. Omdat wij ons niet goed kunnen voorstellen Wie God is moeten we zeggen: Hij is altijd dichtbij en altijd machtig. Gods Woord zegt: God is in de hemel. We kunnen ons ook proberen iets oneindigs voor te stellen, maar dan gaan we al gauw denken aan iets heel groots wat eindig is. God is groter dan oneindig, maar tegelijk niet ver weg van ieder van ons:
"Opdat zij den Heere zouden zoeken, of zij Hem immers tasten en vinden mochten; hoewel Hij niet verre is van een iegelijk van ons. Want in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn wij; gelijk ook enigen van uw poeten gezegd hebben: Want wij zijn ook Zijn geslacht." (Handelingen van de apostelen, 17, 27-28)
(Zie ook dit eerdere bericht: Waar is de hemel?)

Omdat God onze Vader een geest is laat Hij het niet toe dat we hem afbeelden en dan (via) die afbeelding aanbidden. Dan zouden we te klein van God gaan denken en zo zouden we niet kunnen leven:
"Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden." (Exodus, 20, 4-5)
Gods Geest en Gods Woord (Jezus Christus) laten God wel vergelijken met beelden. De apostel Johannes noemt Gods Zoon "de Leeuw uit de stam van Juda" (Openbaring, 5, 5). Die vergelijking neemt C.S. Lewis over in zijn verhalenserie voor kinderen Narnia.

God heeft alles gemaakt, inclusief ons. Er is niets buiten Hem. God is alwetend. Deze eigenschap moet ons wel schrik aanjagen omdat wij onwetend, onheilig, onrechtvaardig zijn. Wij zijn arm en vol gebrek omdat we God verlaten hebben. Daar staat de heerlijkheid van God tegenover.

De heiligheid en almacht van God Jehova kan niet samengaan met onze zonde tenzij die weggenomen worden door een nieuw leven in het geloof in Jezus Christus, het Woord van God, Gods Zoon, die als almachtig God zwak mens werd en leed en zelfs stierf voor onze zonden, maar ook met een nieuw lichaam opstond zodat wij zouden kunnen leven door Hem. Christus zegt:
"Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien." (evangelie van Johannes, 7, 37-38)