woensdag 26 januari 2022

De bijbelse grenzen van seksualiteit

De afgelopen tijd las ik het boek "De seksuele revolutie" van Gabriele Kuby. Daarin is duidelijk dat het verleggen van grenzen in seksualiteit als een grondrecht wordt gepropageerd. Ik denk dat het daarom goed is om nog een keer te kijken wat God in de Bijbel zegt over seksualiteit.

Laten we bij het begin beginnen. God heeft door Mozes heel duidelijk aangegeven welke seksualiteit niet goed is in Leviticus 18 en 20. Daarin wordt opgenoemd:

  • homoseksualiteit - Leviticus 18:22, 20:13
  • bestialiteit - Leviticus 20:13
  • incest - Leviticus 18:7-11, 18:15, 18:17, 20:11-12
  • overspel - Leviticus 18:20, 20:10
  • huwelijksbanden met naaste familie - Leviticus 18:12-14, 20:19-21
  • geslachtsgemeenschap met je vrouw als ze ongesteld is - Leviticus 18:19, 20:18

Het gaat hier niet alleen om 'ontrouwe' homoseksualiteit, er wordt geen onderscheid gemaakt tussen een 'liefdevolle en trouwe homoseksuele relatie' en andere homoseksualiteit. Homoseksualiteit op zichzelf is tegen Gods wetten.

Zoals ik eerder al schreef, worden deze wetten met veel nadruk gegeven. Op de meeste ervan (huwelijksbanden met naaste familie uitgezonderd) staat de doodstraf. God zegt:

"Maar ú moet Mijn verordeningen en Mijn bepalingen in acht nemen. U mag geen enkele van die gruweldaden doen, de ingezetene van het land niet, en ook de vreemdeling niet die in uw midden verblijft. Want de mensen in dit land die er vóór u waren, hebben al die gruweldaden gedaan, zodat het land onrein geworden is. Laat het land u niet uitspuwen, omdat u het verontreinigt, zoals het het heidenvolk dat er vóór u was, uitgespuwd heeft. Want al wie ook maar één van al die gruweldaden doet, de personen die ze doen, moeten uit het midden van hun volk uitgeroeid worden. Daarom moet u Mijn voorschriften in acht nemen en geen van die gruwelijke gebruiken die vóór u gedaan zijn, navolgen, en u daardoor niet verontreinigen. Ik ben de HEERE, uw God." (Leviticus 18)

Door sommige theologen die homoseksualiteit goed willen praten, wordt gezegd dat deze wetten niet meer gelden. Ze voeren bijvoorbeeld als argument aan dat Abraham en Sara naaste familie van elkaar waren (Sara was de halfzus van Abraham). Toch is dat maar een halfslachtig argument. Aan het begin van de geschiedenis van de mensheid waren de regels anders - hoe zouden de kinderen van Adam en Eva anders kinderen hebben kunnen krijgen?

Een ander argument wat wordt genoemd is dat er ook polygamie voorkwam, terwijl we dat nu verafschuwen: Abraham, Jakob en ook meerdere koningen in Israël hadden meerdere vrouwen. Jezus heeft inderdaad duidelijk gemaakt dat polygamie niet Gods bedoeling is. Hoewel de koningen van Israël niet tegen een expliciet gebod van God handelden, was het niet zoals God vanaf het begin van de schepping voor ogen had. Ik denk dat iedere vrouw en man in de tijd van Lamech verbijsterd zal zijn geweest over dat Lamech (vijf generaties na Kaïn) twee vrouwen nam (Genesis 4). Hoe kun je een vrouw (en jezelf) meer vernederen dan door aan haar niet genoeg te hebben?

In alle dingen heeft Jezus Christus, Gods Zoon, het laatste Woord voor ons. Hij is immers de Waarheid zelf? Hij was bij God en heeft ons verklaard Wie God is: "Dit was het waarachtige licht, dat in de wereld komt en ieder mens verlicht" (Johannes 1). Jezus heeft de wetten van Mozes op dit punt verduidelijkt. Mozes stond bijvoorbeeld echtscheiding in zijn begeleidende wetten toe (Deuteronomium 24). Jezus gaf aan dat Mozes dit "vanwege de hardheid van uw hart" schreef. Vanaf het begin van de schepping is Gods bedoeling duidelijk:

"Vanaf het begin van de schepping heeft God hen mannelijk en vrouwelijk gemaakt. Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en die twee zullen tot één vlees zijn, zodat zij niet meer twee zijn, maar één vlees. Dus, wat God samengevoegd heeft, laat de mens dat niet scheiden." (Marcus 10:6-7)

Gelden de wetten over seksualiteit alleen voor Israël, of zijn ze ook voor ons, die later bij Gods volk zijn toegevoegd, van toepassing? Toen de heidenen tot het geloof kwamen werden hun niet alle wetten (zoals de wetten over de feestdagen, de voedselwetten, de wetten over ziekte) opgelegd, maar beperkten de apostelen zich tot de belangrijkste verschillen met de heidense praktijken van die tijd (Handelingen 15):

"Want het heeft de Heilige Geest en ons goedgedacht u verder geen last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: dat u zich onthoudt van afgodenoffers, van bloed, van het verstikte en van hoererij. Als u zich ver van deze dingen houdt, zult u juist handelen."

De apostelen geven dus aan dat de heidenen zich in het vervolg allereerst niet meer mogen bezighouden met iets wat aan de afgoden herinnert. Het 'verstikte' en het 'bloed' gaat over een basale regel voor het eten wat het respect voor het leven toont (het gebod om geen vlees te eten met bloed er nog in was al aan Noach gegeven). Het derde wat de apostelen noemen is ontucht of hoererij (het Griekse woord is 'porneia'). Dat is dus een verwijzing naar de wetten van Leviticus. Dus ja: deze wetten gelden nog voor ieder christen.

Sterker nog, ons wordt gewaarschuwd dat ook als we onze verkeerde seksuele begeerten navolgen, het Koninkrijk van God niet zullen beërven:

"Het is bekend wat de werken van het vlees zijn, namelijk overspel, hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, vijandschappen, ruzie, afgunst, woede-uitbarstingen, egoïsme, onenigheid, afwijkingen in de leer, jaloersheid, moord, dronkenschap, zwelgpartijen, en dergelijke; waarvan ik u voorzeg, zoals ik ook al eerder gezegd heb, dat wie zulke dingen doen, het Koninkrijk van God niet zullen beërven." (Galaten 5)

En nogmaals:

"Dood dan uw leden die op de aarde zijn: ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte, en de hebzucht, die afgoderij is. Door deze dingen komt de toorn van God over de ongehoorzamen." (Kolossenzen 3)

Het moet dus wel duidelijk zijn dat christenen zich ver moeten houden van onreinheid. Daaronder valt ook porno en alle manieren waarop de 'vrije' seksuele moraal tot ons komt, zoals bijvoorbeeld in films. Ook binnen het huwelijk moet seksualiteit niet ontsporen en niet op begeerte gericht raken in plaats van op elkaar. Door de 'vrijheid' die mensen vandaag aan seksualiteit willen geven wordt men tot een slaaf van begeerte en gaan we te gronde in de vernieling die vanaf het begin van de zondeval haar intrede deed.

Seksualiteit is een prachtige gave van God binnen het huwelijk. God maakt man en vrouw één en schept nieuw leven in de geborgenheid van het gezin. Laten we ons als christenen blijven verheugen in God en in de grenzen die Hij heeft aangegeven.

"Houd Mijn verordeningen en doe ze. Ik ben de HEERE, Die u heiligt." (Leviticus 20)

vrijdag 14 januari 2022

God brengt terug

In een aantal vorige berichten heb ik stilgestaan bij de profetieën van Daniël over het einde.

Welke profetieën in de Bijbel zijn nog meer niet vervuld? In de verschillende boeken van de Bijbel vind je verschillende duidelijke beloften die God waar zal maken. Dat zijn:

  • Naast dat de stam van Juda naar Jeruzalem is teruggekeerd, zal ook een overblijfsel van de andere tien stammen van Israël terugkeren. Deze belofte vinden we overal: in Jesaja (10:21, 11:11, 27:12, 43:5), Jeremia (bijv. 3:12-19, 16:15, 23:3), Ezechiël (bijv. 11:26, 28:25, 34:11), Hosea (2:14, 11:8, 14:4-8), Amos (9:9), Micha (2:12, 4:6), Zefanja (3:19), Zacharia (8:7, 9:11, 10:8-12). Deze belofte gaat soms meteen gepaard met de belofte van dat God Israël niet meer zal verlaten, en dat God bij hen zal wonen (bijv. Jeremia 23:17, Micha 4:7, Zacharia 8:8). Dat is een teken dat nu we deze dingen zien gebeuren, Gods komst niet ver meer is.
  • God zal Zijn Geest uitgieten. Deze belofte is deels al vervuld op het Pinksterfeest, maar zal nog opnieuw in vervulling gaan voor het volk Israël in de laatste dagen (Jesaja 32:15, Ezechiël 11:19, 36:25-27, 37:14, 39:29, Joël 2:28-30, Zacharia 12:10).
  • In de profetie van Joël 2:28-30 waar het gaat over het uitgieten van de Geest gaat het ook over "tekenen in de hemel en op de aarde: bloed, en vuur, en rookpilaren. De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat die grote en vreselijke dag des HEEREN komt".
  • De Messias (Christus) zal zijn vijanden overwinnen. We lezen dat heel veel volken in de laatste dagen zullen optrekken naar Jeruzalem, en dat God dan Zijn volk zal verlossen (Psalm 2, 45, 110, Jesaja 63:1-6, Ezechiël 38 en 39, Joël 3:1-16, Zacharia 9:12-17, 12:1-14, 14:1-21, Maleachi 4:1-3).
  • De doden zullen opstaan. De Joden in de tijd van Jezus waren hiervan overtuigd, hoewel de Sadduceeën het ontkenden. We kunnen erover lezen in Job 19:23-29, Psalm 16:5-11, 49:15, Jesaja 25:8, 26:19, 66:23-24, Daniël 12:2.
  • God / de Messias (Christus) zal rechtspreken. Dat lezen we in bijv. Psalm 50, 96, 98, Jesaja 9:6-7, 10:33-11:5, 16:5, 32:1-8, 59:15-20, Obadja 1:21, Maleachi 3:2.
  • God zal een eeuwig koninkrijk van vrede brengen. Ook deze belofte vinden we eigenlijk wel in alle profeten (Psalmen bijv. 37:28-29, 68:16-19, 85:9-13, 95:11, Jesaja bijv. 9:5-6, 11:6-10, 25:6-10, 66:22-23, Jeremia 23:5-6, 33:14-22, Ezechiël 34:23-24, 37:22-28, Daniël 2:44, 7:14, 12:3, Hosea 2:18-22, 14:5-9, Micha 5:4-13, Nahum 1:15, Zefanja 3:13-17, Joël 3:15-21, Zacharia 14).
  • Er zal een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen. Dat lezen we in Psalm 102:25-28 en Jesaja 66:23-24.
  • De ongehoorzamen zullen worden vervloekt. Dat lezen we in Psalm 37:28-29, 95:11, 104:35, 125:3-5, Jesaja 66:24, Daniël 12:2.
Wie deze teksten na wil lezen verwijs ik naar deze pagina's waarin ik deze teksten heb geprobeerd naast elkaar te zetten.

Ik heb me hier vooral gericht op de profetieën voor de komst van Jezus. Veel ervan zijn bevestigd en verder verduidelijkt door de woorden van Jezus Zelf, in de evangelieën of in de Openbaring.

We zien de terugkeer van het volk Israël naar Jeruzalem en het beloofde land voor onze ogen zich voltrekken. Vooral na de tweede wereldoorlog zijn duizenden Joden teruggekeerd, een proces dat nog doorgaat. Laten we daarom bidden en verwachten dat deze en de andere profetieën ook in onze dagen in vervulling zullen gaan.

"Zo zegt de HEERE van de legermachten: Zie, Ik ga Mijn volk verlossen uit het land waar de zon opkomt en uit het land waar de zon ondergaat. Ik zal hen hierheen brengen, zij zullen midden in Jeruzalem wonen. Zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ík zal hun tot een God zijn, in waarheid en in gerechtigheid." (Zacharia 8)

maandag 10 januari 2022

De tekenen van het beest

In twee vorige berichten heb ik geschreven over de visioenen van de profeet Daniël en de relevantie voor deze tijd. In dit bericht wil ik nog een keer stil staan bij de laatste wereldheerser (ook 'het beest' genoemd in Openbaring en 'de antichrist' in 1 Joh. 2) en waar deze aan te herkennen is. Ik probeer deze genoemde kenmerken samenvatten uit Daniël en de Openbaring:
TekenBron
Het gaat om een persoon, niet een 'rijk' of abstracte 'macht'Dan. 7:24 'koning' uit het vierde 'rijk', Op. 19:20 wordt 'gegrepen'
Tien koningen gaan hem voor en geven hun koningschap aan hemDan. 7:24 'tien koningen zullen opstaan, en na hen zal een ander opstaan', Op. 17:12 'met het beest één uur koninklijke macht', 17:17 'hun koningschap aan het beest te geven'
Hij vernedert drie koningen vóór hemDan. 7:24
Hij wil tijden en de wet veranderenDan. 7:25
Zijn rijk is gruwelijk, uitzonderlijk sterkDan. 7:7 'schrikwekkend, gruwelijk, en uitzonderlijk sterk', 7:23 'heel de aarde verslinden, het zal haar vertrappen en haar verbrijzelen'
Hij is gewond door het zwaard, maar genezenOp. 13:14
Hij wordt door heel de aarde geëerd en aanbedenOp. 13:3, 13:8, 17:8
Hij spreekt woorden tegen GodDan. 7:25, 11:36, Op. 13:5
Hij ontkent dat Jezus de Zoon van God, de Christus (Gezalfde) is en mens is geworden1 Joh. 2:18-22, 1 Joh. 4:3
Hij richt de heiligen te grondeDan. 7:25, Op. 13:7
Hij let niet op traditionele goden, maar eert een vreemde godDan. 11:37, 11:39
Hij deelt het land uit als beloningDan. 11:39
Hij wordt aangevallen door de koning van het zuidenDan. 11:40
Hij trekt Israël binnen, verovert Egypte, Libië en EthiopiëDan. 11:41-43
Hij doodt de twee getuigen in Jeruzalem, nadat hun getuigenis volbracht isOp. 11:7
Hij wordt verslagen in IsraëlDan. 11:45
Hem vergezelt een valse profeet die grote tekenen doet en hem laat aanbiddenOp. 13:13, 19:20
Zijn valse profeet laat zelfs vuur uit de hemel komen terwijl de mensen het zienOp. 13:13
Zijn valse profeet laat een beeld maken van hem, geeft het een geest zodat het spreekt en degenen die het niet aanbidden doodt, en een merkteken geeft aan allen op rechterhand en voorhoofd, en dat men niet kan kopen of verkopen zonder dat merktekenOp. 13:15
Zijn 'getal' is een getal van een mens, 666Op. 13:18
Hij was, is niet (hoewel hij er toch is), zal opkomen uit de afgrond en naar het verderf gaanOp. 17:8
Hij wordt 'bereden' door de stad RomeOp. 17:9
Vijf 'koningen' (hier: wereldrijken?) gaan hem voor, één is er (op de tijd van de Openbaring aan Johannes, dus: het Romeinse rijk?), een ander moet nog komen, het beest is de achtste 'koning' (hier: wereldrijk?) en ontstaat uit de zevenOp. 17:10-11
Zijn medeheersers zullen Rome verwoestenOp. 17:16

Wat zou het betekenen dat 'hij was, is niet, zal opkomen uit de afgrond en naar het verderf gaan', met de wonderlijke toevoeging 'hoewel hij er toch is'? (Openbaring 17:8)? Dit is een raadsel wat pas echt duidelijk wordt als deze wereldheerser zal opkomen uit de afgrond. De toevoeging "hoewel hij er toch is" gaat waarschijnlijk over het feit dat de 'geest' van deze laatste heerser, de opstand tegen God, het antichristelijke er altijd is gebleven. Maar wat betekent het "was en is niet, en zal opkomen uit de afgrond"? Misschien is er sprake van een reïncarnatie van een heerser die leefde vóór Johannes? Misschien ook gaat het om een duivelse macht die er is geweest en weer terugkeert. We weten het niet precies, maar "zij die op de aarde wonen, van wie niet vanaf de grondlegging van de wereld de naam opgeschreven staat in het boek des levens, zullen zich verwonderen als zij het beest zien". Degenen die in Jezus geloven en God alleen aanbidden, zullen van hem gruwen.

Wat zou het 'getal' 666 betekenen (Grieks: χξς, chi xi stigma)? Hierover bestaan veel speculaties. Het is het "getal van zijn naam", wat gebruikt wordt als 'teken' op rechterhand en voorhoofd (Op. 13:17), en je moet het "tellen". Wat mij betreft kunnen we deze berekening beter pas doen als we de andere tekenen in vervulling zien gaan. Datzelfde geldt voor het 'merkteken' wat de valse profeet geeft aan rechterhand en op het voorhoofd. Als we dat gaan toepassen op van alles en nog wat waarvan geldt dat je anders niet kunt kopen en verkopen, en dan een link met dit laatste antichristelijke wereldrijk gaan leggen, lezen we maar een heel klein gedeelte en gebruiken we dat om onszelf en anderen bang te maken.

Een ander teken dat waarschijnlijk met deze wereldheerser en de valse profeet die hem vergezelt gepaard gaat, is dat men zal beweren dat Jezus is teruggekomen. Jezus zelf waarschuwt hiervoor (Matt. 24:23-28, Mark. 13:21-23). Misschien zal deze wereldheerser of zijn profeet zelfs beweren dat ze zelf Jezus zijn - niet als Zoon van God, maar als soort wonderprofeet. Maar Jezus heeft ons gezegd dat als Hij terugkomt, we Hem duidelijk zullen zien, zoals de bliksem van het ene einde tot het andere einde van de hemel te zien is.

Ik wil afsluiten met een bemoedigende tekst die volgt op de beschrijving van de tien koningen en het beest:

"Zij zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam - want Heere der heren is Hij en Koning der koningen - zal hen overwinnen, en zij die samen met Hem zijn, geroepenen, uitverkorenen en gelovigen." (Op.17:14)

De overwinning is al bekend. Laten we de goede kant kiezen, waken en wachten op de vervulling.

woensdag 5 januari 2022

God is Koning - vervolg

In een vorig bericht schreef ik over de visioenen die God aan de profeet Daniël liet zien. Hier wil ik vervolgen met de twee laatste visioenen van Daniël.

Daniël bevond zich in Babylon in ballingschap. Hij was meegenomen door de legers van Babel die Jeruzalem veroverden en verwoestten. Toch kreeg hij in zijn visioenen niet alleen het herstel te zien - het komende vrederijk van God - maar ook een nieuwe periode van verwoesting. Er staat dat Daniël daar "verbijsterd" over was (Daniël 8:27). Dat is niet verwonderlijk.

Daniël zag ook Gods profetieën deels in vervulling gaan, namelijk doordat het Perzische wereldrijk het Babylonische wereldrijk opvolgde. In deze omstandigheid ("in het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht van de Meden, die koning was gemaakt over het koninkrijk van de Chaldeeën") gaat Daniël in gebed (Daniël 9). Hij heeft in de profetie van Jeremia gelezen dat God na 70 jaar ballingschap om zal zien naar de Joden en hen zal terugbrengen (Jeremia 29:10-14). Ook staat er dat God na deze 70 jaar Babel zal vergelden voor hun daden (Jeremia 25:12). Als Daniël de vergelding aan Babel ziet (doordat de macht aan Darius de Meder is gegeven) bidt hij ook voor de andere belofte: het herstel van de tempel en Jeruzalem.

Daniël vraagt in dit gebed of God de zonden wil vergeven en wil omzien naar de verwoeste stad en tempel. Als hij hierom bidt, zal hij ook gedacht hebben aan het vorige visioen over de verwoesting door de toekomstige koning die God hem liet zien (Daniël 8)? Ik denk het wel. Als God Daniël antwoordt door middel van een engel, is dat de engel Gabriël die hij in het vorige visioen (Daniël 8) ook heeft gezien. Gabriël zegt dat hij gezonden is om Daniël de betekenis te laten begrijpen.

Gabriël legt uit dat er zeventig weken zijn bepaald over het volk Israël, "om de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, de ongerechtigheid te verzoenen, om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, om visioen en profeet te verzegelen, en om de Heiligheid van de heiligheden te zalven". Het vorige visioen wat Daniël gezien heeft is onderdeel van een groter plan van God. Er is geen willekeur bij Hem.

De zeventig weken zijn als volgt verdeeld:

  • 7 weken vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen
  • 62 weken tot op Messias, de Vorst
  • Na de 62 weken zal de Messias uitgeroeid worden en Jeruzalem en de tempel verwoest worden. 1 Week zal hij (de Messias) voor velen het verbond versterken. Halverwege die week zal de Messias slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Er zijn vastbesloten verwoestingen, zelfs tot het einde toe.

Daniël krijgt het grotere geheel te zien. Ik geloof dan ook dat dit een visioen is dat tot het einde van de aarde geldt. De Messias (gezalfde), is Jezus Christus. 'Christus' betekent immers 'gezalfde'. En wie anders dan Jezus, Gods Zoon, zouden we de 'Heiligheid der heiligheden' kunnen noemen die gezalfd is?

De Messias wordt voor de laatste week uitgeroeid, maar hij "versterkt voor velen het verbond" in de "week" die erop volgt. Jezus stierf voor mijn en jouw zonden aan het kruis. Maar door Zijn opstanding versterkt hij voor velen - voor ieder die in Hem gelooft - het verbond. Dus terwijl de verwoestingen doorgaan, gaat ook het werk van de Messias door.

Het is zo dat voor het onderwerp van "hij maakt het verbond voor velen sterk" ook "het volk van een vorst" die Jeruzalem en de tempel zal verwoesten, gelezen kan worden (het woord 'volk' kan mannelijk of vrouwelijk zijn in het Hebreeuws). Of "de vorst" van dat volk. Toch geloof ik vast dat het gelezen moet worden over de Messias. We hoeven niet blind te zijn over wat er in de geschiedenis gebeurd is - Jezus heeft het verbond van God met Zijn volk Israël sterk gemaakt, maar ook voor de mensen uit de andere volken die in Hem geloven.

Halverwege de week houden de offers op en wordt er over een "vleugel van verwoestende gruwel" gesproken (Daniël 9:27), woorden die later ongeveer herhaald worden (11:31, 12:11) en die Jezus Zelf ook herhaalt als Hij over de toekomst spreekt (Mattheüs 24:15/Markus 13:14/Lukas 21:20). Het woord "verwoesting" kan ook vertaald worden met "verlating". Ik denk dat het voor de hand ligt om dit toe te passen op de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in het jaar 70 na Christus. Daar gebeurde hetzelfde wat onder Antiochus IV Epifanes was gebeurd: de altijd brandende kandelaar werd gedoofd, de offers hielden op, de tempel werd tot de grond toe afgebroken. De Westmuur die nu nog rest is slechts een buitenmuur van de stad en het plateau waarop de tempel stond, geen overblijvende muur van de tempel, zie Flavius Josephus, "De Joodse oorlog", boek VII, 1.1. Letterlijk is uitgekomen wat Jezus zei:

"En toen Hij uit de tempel ging, zei een van Zijn discipelen tegen Hem: Meester, kijk, wat een stenen en wat een gebouwen! En Jezus antwoordde hem: Ziet u deze grote gebouwen? Er zal niet één steen op de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden." (Markus 13:1-2)
Deze gebeurtenis van de verwoesting in 70 na Christus is een van de grootste in de geschiedenis van het Jodendom, dus het zou vreemd zijn als deze gebeurtenis niet in de zeventig weken zou voorkomen.

Ik denk dat de periode van "verwoesting" of "verlating" van de tempel voort zal duren tot het einde, tot de tempel hersteld zal worden door God, als Jezus terugkomt en het vrederijk van God aanbreekt. Dat is denk ik besloten in de verbijsterende woorden in Daniël 9:27: "Er zal daarover een vleugel van verwoestende gruwel zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste". We zien inderdaad een onafgebroken periode van verwoesting en onderdrukking van de Joden. Alleen God kan daar een totaal einde aan maken.

Er zijn ook andere toepassingen gemaakt van de 70 weken. Een ervan is de 'Makkabese' uitleg die de 'Messias' op Judas de Makkabeeër toepast. Maar om redenen die ik al genoemd heb (Judas was niet 'de Heiligheid der heiligheden') vind ik dat niet passen. Ik zie ook niet echt een optie om de 70 weken toe te passen op een letterlijke tijdsperiode van 490 jaar (een 'week' is gewoon hetzelfde Hebreeuws woord als 'zeven', dus 70 weken = 70 zeventallen = 490 jaar). Het "woord om terug te keren" gaat uit in 538vC (zie Ezra 1:1) als Zerubbabel van Cyrus toestemming krijgt om terug te keren en de tempel te herbouwen. Als we daarvandaan rekenen tot het ophouden van het offer, 69,5 week = 486,5 jaar later, komen we in 51vC uit. Dat klopt niet met het jaar 70nC, ook niet met het jaar 168vC waarin het offeren ophield onder Antiochus IV. Na het eerste woord om terug te keren was er nog een tweede terugkeer onder Ezra rond 458vC (zie Ezra 7:9). Als we daarmee rekenen komen we voor de opbouw (in 7 weken, 49 jaar) uit rond 409vC, het jaar van de Messias is dan het jaar 29nC, het ophouden van het offer 33nC en het einde 36nC. Hierbij klopt het jaar van de Messias wel best precies - Jezus is gaan prediken toen Hij 30 jaar oud was, en schijnt niet precies in het jaar 0 geboren te zijn maar iets ervoor. Sommigen leggen dan uit dat het offeren 'ophield', ophield nodig te zijn en van betekenis te zijn, toen Jezus voor onze zonden stierf als het Offerlam van God. Hoewel ik dat een mooie gedachte vind, begrijp ik dan de laatste helft van de laatste week niet waarmee de 70 weken eindigen - of zou dan alles letterlijk zijn behalve dat laatste stukje, wat dan nog voortduurt? Anderen stellen de laatste week uit tot het einde en stellen dat er nog een plotselinge herbouw van de tempel gaat komen, die dan weer verwoest wordt drieëneenhalf jaar voordat Jezus terugkomt. Daar heb ik moeite met het schrappen van alle tijd vanaf de opstanding van Jezus, alsof die van geen enkele betekenis is voor het volk Israël. Bij beiden begrijp ik niet waarom vanaf de tweede terugkeer wordt gerekend (onder Ezra) en niet de eerste (onder Zerubbabel). Ik ga dus zelf uit van niet-letterlijke weken, die als 'perioden' gezien moeten worden. De wederopbouw is snel (7 weken), tot de Messias duurt het nog lang (69 weken) vanaf het visioen van Daniël. En de laatste week is kort, zoals Jezus zegt: "Ik kom spoedig" (Openbaring 22). We leven in de laatste dagen (Hebreeën 1).

Daniël 9 eindigt nogal abrupt. We lezen niets over een antwoord van Daniël aan de engel, of van zijn reactie op de boodschap. We lezen alleen in Daniël 10 dat, een niet precies bekende tijd later, hij drie weken aan het rouwen is. Daniël doet dat terwijl hij "er met heel zijn hart op toelegt om inzicht te krijgen en zich verootmoedigt voor Gods aangezicht" (vers 12). Dan krijgt hij niet een nieuw visioen, maar krijgt van een engel te horen "wat is opgetekend in het boek van de waarheid" (Daniël 10:21).

De uitleg die Daniël krijgt, en die beschreven staat in Daniël 11 en 12, is een heel precieze profetie over de koningen van het Seleucidische en Ptolemaeische rijk. Dat zijn twee rijken die voortkwamen uit het Griekse wereldrijk van Alexander de Grote. De profetie is heel duidelijk in de geschiedenis terug te zien. Het komt tot een climax als de "Koning van het Noorden" (de Seleucidische vorst Antiochus IV Epifanes) de tempel en de stad Jeruzalem ontheiligt (Daniël 11:31). Uit de contekst blijkt duidelijk dat het hier om Antiochus IV gaat, en dus niet om de verwoesting van de tempel door Titus in 70nC. Echter, na deze gebeurtenis zijn de woorden van de profetie minder eenduidig. Ik denk dat de woorden "... tot de tijd van het einde, want het wacht nog tot de vastgestelde tijd" (Daniël 11:35) een lange periode overbruggen. De blik gaat over van Antioches IV naar een laatste wereldheerser die nog moet komen. Over deze laatste wereldheerser die overwonnen wordt door Jezus zelf lazen we al in de eerste visioenen van Daniël, en lezen we ook in de Openbaring van Jezus aan Johannes (hoofdstuk 13 en 17). Het is in elk geval duidelijk dat deze laatste uitleg ophoudt als de doden zullen opstaan, en dus bij de wederkomst van Christus en het laatste oordeel (Daniël 12:2)

Een paar dingen blijven over om over na te denken. Allereerst de periode die het duurt voordat er een einde komt "aan deze wonderlijke dingen". Daniël hoort deze vraag stellen aan de engel. De engel antwoordt en zweert bij de Eeuwige God, dat het "een vastgestelde tijd, vastgestelde tijden en een helft" zal zijn tot het einde. Dit zou hetzelfde kunnen zijn als de "helft van de laatste week": 3 en een halve dag. De tijd lijkt ook herhaald te worden in Daniël 12:11: "Van de tijd af dat het steeds terugkerende offer weggenomen zal worden en de verwoestende gruwel opgesteld zal zijn, zijn het duizend tweehonderdnegentig dagen. Welzalig is hij die blijft verwachten en duizend driehonderdvijfendertig dagen bereikt." De 1290 dagen zijn ongeveer 3,5 jaar (3,5 jaar van 365 dagen plus 12,5 dagen). De 1335 dagen zijn 45 dagen, anderhalve maand erna. Zelf denk ik dat deze periode ook herhaald wordt in Openbaring 11: de heidenen zullen de buitenste voorhof 42 maanden (3,5 jaar) vertrappen, en de getuigen 1260 dagen profeteren (3,5 jaar van 360 dagen). Ik denk ook dat het herhaald wordt in Openbaring 12: de vrouw (Israël) die het Kind (Jezus) gebaard heeft vlucht naar de woestijn, en God voedt haar daar 1260 dagen (12:6), "een tijd, tijden en een halve tijd" (12:14).

Een andere plaats waar "tijd, tijden en een halve tijd" terugkomen is in Daniël 7:25. Dan gaat het over hoe lang de laatste hoorn van het laatste beest aan de macht zal zijn, die door Gods gericht zal worden verslagen. Dat gaat dus over de laatste wereldheerser. Dit lijkt mij een tweede periode te zijn die misschien wel letterlijk 3,5 jaar beslaat. We vinden ook deze periode herhaald in Openbaring 13: het beest spreekt 42 maanden lang godslasteringen (13:5).

In Daniël 12:1 staat ook genoemd: "Het zal een benauwde tijd zijn, zoals er niet geweest is sinds er een volk is geweest tot op die tijd". We horen dit herhaald in de woorden van Jezus als Hij over de toekomst en verwoesting van de tempel spreekt (Mattheüs 24:15/Markus 13:14/Lukas 21:20). De woorden van Jezus zijn heel duidelijk van toepassing op de belegering van Jeruzalem (Lukas 21:20). Toch vraag ik me nog steeds af of dit alleen gaat over de belegering in 70nC, wat inderdaad een van de meest vreselijke tijden is geweest. Lees maar in Flavius Josephus "De Joodse oorlog": er was voor de wrede Romeinen te weinig hout voor kruisen om de opstandelingen te kruisigen, en de inwoners van Jeruzalem stierven massaal van honger, de straten en huizen waren gevuld met lijken. Of gaat dit over de tijd die begint met de belegering van Jeruzalem tot het einde? Dat zou wel een heel lange periode zijn. Of was het misschien Jezus' bedoeling om te waarschuwen voor de verschrikkelijke belegering van Jeruzalem in 70nC, maar tegelijkertijd ook voor de laatste belegering van de laatste wereldheerser van Jeruzalem? Ik denk dat het wel eens een waarschuwing voor beiden kan zijn. Want meteen daarop waarschuwt Jezus ook voor valse Messiassen (de antichrist), wat wijst op de laatste wereldheerser (zie Mattheüs 24:23/Markus 13:21).

Wanneer zijn de laatste drieënhalve dag van de laatste week voorbij? Alleen God weet het. Maar we zien de tekenen al in vervulling gaan: het evangelie heeft de uithoeken van de aarde bereikt, verschillende verloren gewaande stammen van de Israëlieten keren terug naar hun land, en de mens wordt steeds meer een mens die God lastert en wetteloos is. Jezus waarschuwt ons:

"En er zullen tekenen zijn in zon, maan en sterren, en op de aarde benauwdheid onder de volken, in radeloosheid vanwege het bulderen van zee en golven. En het hart van de mensen zal bezwijken van vrees en verwachting van de dingen die de wereld zullen overkomen, want de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden. En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid. Wanneer nu deze dingen beginnen te geschieden, kijk dan omhoog en hef uw hoofd op, omdat uw verlossing nabij is. En Hij sprak tot hen een gelijkenis: Kijk naar de vijgenboom en naar alle bomen. Zodra ze uitlopen en u dat ziet, weet u uit uzelf dat de zomer al nabij is. Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien geschieden, weet dan dat het Koninkrijk van God nabij is. Voorwaar, Ik zeg u dat dit geslacht zeker niet voorbij zal gaan, totdat alles geschied is. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen beslist niet voorbijgaan. Wees op uw hoede dat uw hart niet op enig moment bezwaard wordt door roes en dronkenschap en door zorgen over de alledaagse dingen, en dat die dag u niet onverwachts overkomt. Want als een strik zal hij komen over allen die op het hele aardoppervlak wonen. Waak dan te allen tijde en bid dat u waardig geacht zult worden om al die dingen die gebeuren zullen, te ontvluchten, en om te kunnen bestaan voor de Zoon des mensen." (Lukas 21:25-36)
Lees hier een vervolgbericht

zaterdag 1 januari 2022

God is Koning

Op de eerste dag van het jaar is het een mooie gelegenheid om te schrijven over wat komen gaat. We verwachten reikhalzend - niet alleen wij, maar ook de hele schepping - het Koninkrijk van Christus en de kinderen van God.

In de Bijbel lezen we daar ook over in de profeet Daniël. De naam 'Daniël' betekent 'God is Rechter' of 'God is Koning'. Het mooie is dat deze profetie ook vol staat van bewijzen dat God Koning is. De grote wereldrijken die elkaar opvolgden zijn namelijk in de profetie van Daniël door God voorzegd en getoond. Bijbelwetenschappers die niet in Jezus geloven, gaan er zelfs vanuit dat het boek geschreven is nadat een groot gedeelte van deze dingen gebeurd zijn, omdat ze anders gedwongen zouden zijn in Gods profetie te geloven...

Omdat Jezus de profetie van Daniël met instemming heeft geciteerd (Mattheüs 24:15/Markus 13:14/Lukas 21:20), geloof ik dat Daniël een waar boek is. Dus dat Daniël deze visioenen echt van God gehad heeft op de tijd die daarover opgeschreven staat bij elk visioen, en dat hij van God de uitleg van het visioen te horen kreeg.

In verschillende dromen of visioenen wordt aan Daniël getoond wat er zal gaan gebeuren. De eerste droom wordt aan koning Nebukadnezar, de koning van het Babylonische rijk getoond, maar God toont de droom daarna aan Daniël en geeft hem de wijsheid om deze uit te leggen. In die droom ziet Nebukadnezar een beeld. Het gouden hoofd is het Babylonische wereldrijk, vanwege de grote rijkdom van dit wereldrijk. De zilveren borst is het Perzische wereldrijk wat erop zou volgen. De bronzen buik is het Griekse wereldrijk. De benen van ijzer stellen het Romeinse wereldrijk voor, wat alles verbrijzelt en verplettert zoals ijzer. Ten slotte zijn de voeten van ijzer vermengd met leem, wat wijst op een wereldrijk wat deels hard, deels broos is, en vermengd omdat het verschillende mensen betreft die zich vermengen maar niet met elkaar hechten (Daniël 2). Ten slotte ziet Daniël dat dit beeld wordt omgestoten en verpulverd door een grote steen die van de berg af rolt en heel de aarde vervult. Dat wijst, laat God aan Daniël weten, op een eeuwig Koninkrijk dat alle andere koninkrijken zal wegnemen. Wij weten dat dit het Koninkrijk van Jezus is.

Een visioen wat Daniël veel later te zien kreeg, is aan deze eerste droom verwant. Daniël ziet vier dieren uit de zee opkomen (Daniël 7). De eerste is een gevleugelde leeuw, de tweede een beer, de derde een luipaard met vier vleugels, en het vierde een schrikwekkend en gruwelijk dier met ijzeren tanden en tien horens. Tussen de tien horens komt een andere hoorn op die steeds groter wordt en drie andere verdringt. Daarna ziet Daniël de troon van God die de aarde oordeelt en het vierde dier en de andere dieren doodt en verbrandt. Je ziet dat in dit visioen Daniël meer te zien krijgt over het einde. De vier dieren zijn vier koningen - of wereldrijken (7:17/7:24). Vooral over het laatste, gruwelijke dier en over de laatste hoorn krijgt Daniël extra uitleg. Het visioen en de uitleg verschrikt hem heel erg, want hij had gezien hoe de laatste hoorn oorlog voerde tegen de heiligen (tegen Israël en misschien ook het overige volk van God) en deze overwon, totdat God ingreep. Daniël krijgt de uitleg dat deze laatste hoorn voor een tijd, tijden en een halve tijd aan de macht zal zijn (7:25).

Het is wel duidelijk dat deze twee eerste dromen tot het einde van de aarde gelden. Een extra bevestiging daarvoor is dat in de Openbaring van Jezus aan Johannes ook op verschillende visioenen van Daniël wordt teruggekomen, en Johannes ook vergelijkbare dingen ziet als Daniël gezien heeft (Openbaring 13 en 17). Johannes ziet in de Openbaring niet exact hetzelfde. Hij ziet wel een afschuwelijk beest, maar het is deze keer niet het wereldrijk wat hij ziet maar de laatste wereldheerser, dus de laatste hoorn van het beest dat Daniël zag.

Een valkuil bij de interpretatie van de profetie van Daniël is om de reikwijdte van zijn profetieën te kort te maken (dat is trouwens voor alle profetieën het geval). Wat de visioenen van Daniël betreft kunnen we voor de veiligheid beter ervan uitgaan dat ze tot het einde gelden. Dat veel uitleggers dit niet doen, kan voor verwarring zorgen. Een mogelijke uitleg van Daniëls visioenen is namelijk dat we de overwinning van de heiligen alleen moeten toepassen op de overwinning van de Seleucidische konining Antiochus IV (ook Antiochus Epifanes genoemd). Deels wordt er inderdaad heel gedetailleerd voorspeld dat Antiochus IV de tempel zal ontheiligen en de offerdienst, die elke morgen en avond door Gods wet was voorgeschreven, zou laten ophouden en de gouden kandelaar zou doven. Dit lezen we heel precies in Daniël 11, waar de gebeurtenissen onder het Seleucidische en Ptolemaïsche rijk heel gedetailleerd worden beschreven. De Makkabese boeken (Makkabeeën 1 en 2) passen de profetie van Daniël heel nadrukkelijk toe op deze geschiedenis. Dit was inderdaad een verschrikkelijke gebeurtenis waarbij vele Joden door Antiochus IV gedood werden. Maar hoewel het Gods doel was om Zijn volk Israël op deze gebeurtenis voor te bereiden, is het onjuist om te denken dat de profetie daartoe beperkt blijft. Jezus zelf citeert, als Hij de verwoesting van Jeruzalem en van de tempel in 70 na Christus voorzegt, ook de "gruwel van verlating" waarover in Daniël 11:31 en Daniël 9:27 gesproken wordt. Dus we moeten ons niet laten verwarren door een 'Makkabese' uitleg die niet gelooft dat de profetie van Daniël tot het einde geldt - of daar in elk geval geen verklaring voor heeft.

Een andere valkuil is om te zeggen dat wij precies weten hoe de toekomst zal gaan verlopen. God heeft ons genoeg laten weten om voorbereid te zijn, maar de vervulling ervan wacht nog, en die kan verrassend anders zijn dan wij denken. Gods daden zijn groot, vol wijsheid en wonderlijk.

Ik denk dat er één visioen al wel vervuld is, namelijk die in Daniël 8 beschreven staat over de ram (het Perzische wereldrijk) en de geitenbok (het Griekse wereldrijk). Daar wordt beschreven hoe het Griekse wereldrijk van Alexander de Grote na zijn dood verdeeld werd (onder zijn generaals), maar dat één rijk uitzonderlijk groot werd naar het zuiden, oosten en Israël (het Seleucidische rijk onder Antiochus IV). Daarna wordt beschreven hoe deze koning (hoorn) van de sterren ter aarde laat vallen en ze vertrapt. Dat zou kunnen wijzen op dat Antiochus IV de Joden vervolgde en doodde. Ten slotte ontneemt hij de God van Israël het steeds terugkerende offer en werpt de waarheid ter aarde. Er is over Antiochus IV bekend dat hij de tempel in Jeruzalem binnenging en leegroofde, daar een altaar voor Jupiter plaatste en probeerde de tempel een te wijden aan Jupiter. In Daniël staat dat deze koning hard en bedreven in listen is, en grote kracht krijgt door bedrog. Dat is een goede omschrijving van Antiochus IV, die met intrige probeerde zelfs heel Egypte onder zijn macht te krijgen, en ontzaglijke rijkdom verwierf (zie bijv. Polibius, Historiën, boek 30, paragraaf 25). Ten slotte staat er dat het heiligdom en Israël 2300 avonden en morgens zal worden overgegeven om vertrapt te worden. Dat kun je lezen als 2300 avond- en morgenoffers, dus 1150 dagen, wat neerkomt op 3 jaar en 55 dagen. Volgens 1 Makkabeeën 1:29 stuurde Antiochus IV in 145 (Seleucidische jaartelling) het hoofd van de belastingen naar Jeruzalem die de stad aanviel. Daarna stuurde hij brieven dat geen offers meer mochten worden gebracht. Volgens 1 Makkabeeën 1:54 werd daarna op 15 Casleu 145 een "verwoestende gruwel op het altaar gebouwd" (een afgodsaltaar van Jupiter), op 25 Casleu daaraan zelfs geofferd. Precies drie jaar later, op 25 Casleu 148 (1 Makkabeeën 4:52, 2 Makkabeeën 10:5) werd de tempel weer gereinigd en de offers weer gebracht. De 1150 avonden en morgens zijn dus de drie jaar tussen het offer aan Jupiter en de reiniging (1095 dagen), plus 55 dagen daarvoor. Wanneer de offerdienst precies stopte vermeldt het Makkabeeënboek niet, maar het was in elk geval tussen de brieven die de koning stuurde (na 145) en de oprichting van het altaar van Jupiter op het altaar in de tempel (15 Casleu), dus dat kunnen heel goed 55 dagen geweest zijn.

De reden dat dit visioen wel als vervuld kan worden beschouwd en andere niet, is omdat het verschilt van de andere in een paar opzichten. Allereerst eindigt het visioen niet met het begin van het eeuwige Koninkrijk zoals de twee ervoor. Daarnaast is het van begin tot eind letterlijk toe te passen op de geschiedenis. Zoals er aan het eind van dit visioen staat werd Antiochus IV "zonder hand gebroken". Hij stierf niet door de hand van een mens, maar door een ziekte (zie bijv. 1 Makk. 6:16).

Er staat dat dit visioen Daniël ziek maakte en verbijsterde (Daniël 8:27). Dat is begrijpelijk vanwege de ingrijpende gebeurtenissen. Toch kunnen we, zeker nu we terug kunnen kijken op de vervulling ervan, Gods genade zien. Hij verloste Israël en zond nog een grotere verlossing door Zijn Zoon Jezus naar de herstelde tempel te sturen. God is Koning, en Hij is bij ons in de grootste en meest verbijsterende gebeurtenissen. Ik hoop in een volgend bericht stil te staan bij de laatste twee visioenen van Daniël die ook de komst van Jezus vermelden.

Lees hier het vervolg