donderdag 30 juni 2016

Psalm 4 - Het gelaat van de ander en van God

Twee weken geleden schreef ik over de inhoud van Psalm 4. De persoonlijke toon van de psalm noemde ik toen als opvallend. Vandaag wilde ik het om die reden betrekken op de dialogische filosofie.

'Dialogische filosofie' wordt die filosofie genoemd waarbij de dialoog - de interactie van mens tot mens - centraal staat. In plaats van het ik en de wereld waaruit de westerse filosofie vertrok, staat de ander als vertrekpunt. Deze beweging begon met het boek 'Ich und Du' (1923) van de joodse filosoof Martin Buber, maar is wellicht nog bekender van Emmanuel Levinas, die na de oorlog 'Totalité et Infini' schreef (1961), als Joods overlevende van de Duitse krijgsgevangenis.

Bij Levinas is 'het gelaat van de ander' het centrum van de filosofie. Ethiek begint niet bij een abstract 'goede' maar bij de kennismaking en confrontatie met andere mensen om ons heen. Deze kennismaking en confrontatie met andere mensen gebeurt doordat wij ze zien, en dit 'gelaat van de ander' doet een beroep, een appel op ons handelen. Als we proberen de ander in een filosofisch systeem te gieten (waar het ik of de wereld het kader van is) doen we deze ander tekort. Volgens Levinas is de westerse filosofie in deze val gelopen; zij heeft immers het ik centraal ('egologie' genoemd door Levinas) of de wereld centraal ('ontologie' genoemd door Levinas) waarbij de 'andersheid' of 'alteriteit' van de ander wordt vergeten.

Deze kritiek is mijns inziens gedeeltelijk terecht en waardevol: het is belangrijk dat filosofie tijdens het nadenken over ik en de wereld het appel van de ander niet kleiner maakt of vergeet. Sommige filosofie was tijdens de Tweede Wereldoorlog vaag genoeg over de ander om misbruikt te kunnen worden door Hitler! De stelling dat dit door de westerse filosofie echter altijd en noodzakelijk het appel van de ander heeft verkleind is echter weer ongenuanceerd.

Voor Levinas is het denken over God ook gekoppeld aan de ander. God is niet door het 'ik' te bevatten door denken. God wordt alleen zichtbaar in ons handelen met de ander. Hierin gaat Levinas zo ver dat hij God geen (metaphysische) realiteit wil toeschrijven: Levinas is metaphysisch atheïst.

Hoe kunnen we de 'dialogische filosofie' vergelijken met de inhoud van Psalm 4? Deze psalm begint met een beroep op God:
"Als ik roep, verhoor mij, o God van mijn gerechtigheid!" (vers 2)
Er is dus geen sprake van metaphysisch atheïsme. Echter, zoals ik eerder schreef gaat deze psalm wel verder door heel persoonlijk tegen de ander te spreken. In dit geval spreekt David tegen zijn tegenstanders. Het is dus wel een heel belangrijk gegeven dat de onderwerping aan God niet samengaat met het haten van alle tegenstanders van God. Tegenstand tegen God kunnen we niet liefhebben of zelfs maar neutraal tegen staan, maar degene die God tegenstaat kunnen we alleen maar betreuren en proberen terecht te wijzen. Dat is precies wat David doet. Wat David haat zijn het lege en de leugen, niet degene die het lege liefhebben of de leugen zoeken. Hij spreekt hen aan: "Hoelang zult u het lege liefhebben, de leugen zoeken?" (vers 3).

Jezus beveelt ons op dezelfde manier dat God niet wil dat we onze vijanden haten, maar dat we hen liefhebben:
"U hebt gehoord dat er gezegd is: U moet uw naaste liefhebben en uw vijand moet u haten. Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen; zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen." (evangelie van Mattheüs, 5, 43-45)
En als we moeten liefhebben degenen die ons kwaad doen, hoeveel te meer ook degenen die ons goed doen! Dit is ook te lezen uit de woorden van Jezus die er even aan vooraf gaan, de zogenaamde 'zaligsprekingen' van Jezus:
"Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden.
Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.
Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden.
Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.
Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.
Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij.
Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn." (evangelie van Mattheüs, 5, 3-12)
Jezus spreekt hier dus degenen zalig die geen geweld gebruiken. Op dezelfde manier kon David verheugd zijn ondanks dat velen zich tegen hem keerden. "U hebt mij meer blijdschap in het hart gegeven dan ten tijde dat zij hun koren en hun nieuwe wijn in overvloed hadden. In vrede zal ik gaan liggen en weldra slapen, want U alleen, HEERE, doet mij veilig wonen." (vers 8-9)

Waar David nog in een wereld van geweld leefde en ook bloedige gevechten met vijanden van Israël heeft moeten vechten, is Jezus de Koning van de vrede die geen geweld heeft gebruikt, maar Zich zelfs over heeft gegeven om gedood te worden. Jezus, Gods Zoon, is de Vredevorst die elk geweld overbodig maakt door Zijn behaalde overwinning!

Wat ook bijzonder is, is dat David noemt dat Gods aangezicht hem het goede laat zien:
"Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien?
Verhef over ons het licht van Uw aangezicht, HEERE!" (vers 7)
Voor Levinas is het gelaat (van de ander) weerloos en doet het een appel op onze verantwoordelijkheid. Het gelaat van God is echter niet weerloos. Het ziet en helpt de weerloze! Daarom brengt Gods aangezicht vreugde en verlossing.

zondag 12 juni 2016

Psalmen - 4

Vandaag wil ik stilstaan bij Psalm 4:
1 Een psalm van David, voor de koorleider, bij snarenspel.
2 Als ik roep, verhoor mij,
o God van mijn gerechtigheid!
In de benauwdheid hebt U ruimte voor mij gemaakt.
Wees mij genadig en luister naar mijn gebed.
3 Aanzienlijken, hoelang zult u mijn eer te schande maken?
Hoelang zult u het lege liefhebben, de leugen zoeken?

4 Weet toch: de HEERE heeft Zich een gunsteling afgezonderd;
de HEERE hoort als ik tot Hem roep.
5 Wees ontzet, maar zondig niet;
spreek in uw hart wanneer u op uw slaapplaats ligt, en wees stil.

6 Breng offers van gerechtigheid
en vertrouw op de HEERE.
7 Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien?
Verhef over ons het licht van Uw aangezicht, HEERE!
8 U hebt mij meer blijdschap in het hart gegeven
dan ten tijde dat zij hun koren en hun nieuwe wijn in overvloed hadden.
9 In vrede zal ik gaan liggen en weldra slapen,
want U alleen, HEERE, doet mij veilig wonen.

Bevreemdend:
Enigszins bevreemdend is hoe zeker David ervan is dat hij 'Gods gunsteling' is. Dat blijkt uit de zin: "de HEERE heeft Zich een gunsteling afgezonderd; de HEERE hoort als ik tot Hem roep." Echter, heel vreemd is het niet aangezien hij door Gods profeet tot koning is gezalfd over Israël, en dat de profeten van God ook vaker tot hem gesproken hebben.

Wat ook opmerkelijk is, is hoe David zijn volksgenoten toespreekt en hoe persoonlijk zijn toon is. Hij spoort ze niet aan tot wat ze moeten doen maar tot wat hun geest moet bedenken. Dat gaat wel erg ver! Hij spoort ze aan om het lege en de leugen niet meer te zoeken, om ontzet te zijn, om niet te zondigen, om zichzelf toe te spreken op een rustig moment, en stil te zijn, en op God te vertrouwen. Je moet wel heel open zijn om zulke dingen tegen je buren en bekenden te zeggen. Overigens geldt dat voor de rest van de psalm ook: ook over zijn eigen emoties is David open, hij beschrijft hoe hij tot God bidt, hoe hij blijdschap en vrede voelt, en hoe hij in vrede zal gaan slapen. Dit is echt een aansporing van hart tot hart waarbij David niets achter de hand houdt.

Herkenbaar:
Dat God meer blijdschap en vrede in ons hart geeft dan andere dingen is herkenbaar; je kunt het zelfs in hedendaagse tijdschriften over mindfulness terugvinden. Echter, de persoonlijke gebeden die eraan voorafgaan zijn alleen herkenbaar voor ons als we ook persoonlijk gebed tot de persoonlijke God kennen.

De afwisseling van emoties in de psalm (bijvoorbeeld in het danken van God wat weer gevolgd wordt door een smeekgebed) is herkenbaar, authentiek. Het laat zien dat het geen van te voren bedachte mooie woorden zijn maar een persoonlijke uiting.

Profetisch:
Ook dat David niet op zijn gerechtigheid vertrouwt, maar op de genade van God, die hij ook de 'God van zijn gerechtigheid' noemt, is herkenbaar voor christenen die hebben geleerd dat niet hun goede daden maar het leven van Christus hun verlossing is. Daarom kun je de uitdrukking 'God van mijn gerechtigheid' profetisch noemen: David beseft dat niet hijzelf, maar God hem tot gerechtigheid brengt.

zondag 5 juni 2016

Psalm 3 - Iedere morgen geloven

Vorige week schreef ik over de inhoud van Psalm 3. Vandaag wil ik graag de vraag stellen wat we uit deze psalm kunnen leren voor ons eigen leven.

Het meest opvallende in de psalm is het geloof van David in God. Dat geloof is niet gemakkelijk in zijn omstandigheden: hij is van koning vluchteling geworden. Daarnaast krijgt hij steeds meer tegenstanders. Ook velen geloven daarom dat hij niet door God wordt gesteund: "Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God.".

Daarentegen noemt David God zijn beschutting en schild, en zijn eer, en degene die zijn hoofd omhoog heft. David bidt ver weg van de berg Sion waarop Jeruzalem gebouwd was, maar gelooft dat God hem verhoort: "Met mijn stem riep ik tot de HEERE, en Hij verhoorde mij vanaf Zijn heilige berg.". Dus ook in moeilijke omstandigheden is het mogelijk om God te dienen:
  • God beschermt in die omstandigheden;
  • David noemt God zijn eer, dus hij gelooft nog vast dat hij een kind van God is en een roeping van God heeft;
  • De geestelijke ondersteuning van God is merkbaar, God beurt ons op;
  • Het is mogelijk op elke plek en op elk moment tot God te bidden en Hij verhoort ons gebed.

Dat hij gerust kan slapen en weer wakker worden zonder gedood te zijn ziet David als daad van God (vers 6), als bewijs dat God met hem is.

Psalm 3 wordt ook wel de morgenpsalm genoemd, Psalm 4 de avondpsalm, omdat het in Psalm 3 gaat over weer wakker worden door Gods genade, en in Psalm 4 over in vrede gaan slapen. We zouden inderdaad elke dag bij ons opstaan kunnen nadenken over Gods genade. We zijn in waarschijnlijk in betere omstandigheden als David, maar hebben we ook geloof in God dat Hij ons fysiek en geestelijk wil helpen en ons gebed verhoort? Geloven we dat we door God geroepen zijn tot geloof en verlossing, zodat we God onze eer kunnen noemen? Of houden we God liever op afstand?