woensdag 25 mei 2016

Psalmen - 3

Vorige weken schreef ik over Psalm 1 en 2. Vandaag Psalm 3:
1 Een psalm van David, toen hij vluchtte voor zijn zoon Absalom.
2 HEERE, hoe talrijk zijn mijn tegenstanders;
velen staan tegen mij op.
3 Velen zeggen van mijn ziel:
Hij heeft geen heil bij God.

4 U echter, HEERE, bent een schild voor mij,
mijn eer; U heft mijn hoofd omhoog.
5 Met mijn stem riep ik tot de HEERE,
en Hij verhoorde mij vanaf Zijn heilige berg.

6 Ik lag neer en sliep; ik ontwaakte,
want de HEERE ondersteunde mij.
7 Ik vrees niet voor tienduizenden van het volk,
die zich aan alle kanten tegen mij opstellen.
8 Sta op, HEERE,
verlos mij, mijn God,
want U hebt al mijn vijanden op de kaak geslagen,
de tanden van de goddelozen hebt U stukgebroken.
9 Het heil is van de HEERE;
Uw zegen is over Uw volk.

Bevreemdend:
Er zijn een aantal dingen bevreemdend voor ons in deze psalm. Dat zijn:
  • De situatie, nl. het vluchten van David (de meeste lezers van deze blog zullen er geen ervaring mee hebben);
  • De manier waarop David tot God spreekt, nl. alsof God wakker moet worden gemaakt ("Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God");
  • De plastische manier waarop over Gods ingrijpen wordt gesproken ("U hebt al mijn vijanden op de kaak geslagen, de tanden van de goddelozen hebt U stukgebroken").

Het eerste punt hoef ik niet nader uit te leggen. Je zult het waarschijnlijk aan een van de politieke vluchtelingen in Nederland moeten vragen wat het betekent om te vluchten. Dat zou de emoties die uit de psalm spreken duidelijker kunnen maken.

Het tweede punt, de manier waarop David tot God spreekt, is wel goed om verder te bestuderen. Voor wie God ziet als hoogste macht, misschien wel als passieve kracht in de natuur waarbij bidden sowieso niet helpt, is het spreken van David tot God vreemd. Als God namelijk zo groot is weet Hij al wat we nodig hebben voordat we het vragen, of helpt bidden niet. De manier waarop David tot God spreekt is wel erg persoonlijk en dringend, alsof het een vriend is of een goede kennis. Eigenlijk is dat ook de kern van het christendom: dat God zó persoonlijk is dat Hij mensen opzoekt, en dat Hij ons persoonlijk wil kennen en horen.

Het derde punt, de plastische manier waarop over Gods ingrijpen wordt gesproken, is bevreemdend doordat we deze zegswijzen niet kennen. Het "op de kaak slaan" was een uitdrukking die "te schande maken" betekende. De uitdrukking "de tanden stukbreken" betekende "machteloos maken". Een meer hedendaagse vertaling als "U hebt al mijn vijanden publiek vernederd, de goddelozen hebt U machteloos gemaakt" roept minder vreemde associaties op.

Herkenbaar:
De dingen die ik hierboven bevreemdend heb genoemd hebben ook een herkenbare kant. We herkennen ons misschien juist in de persoonlijke manier waarop David tot God bidt. En de situatie van vluchten waarin David zich bevindt zien we misschien afgebeeld op een ander niveau in ons eigen leven. We zijn misschien geen politieke vluchtelingen, maar misschien herkennen we vernedering door andere mensen, of herkennen we een onbegrijpelijke verandering in ons leven waardoor we twijfelen aan of we wel echt "heil bij God" hebben, of herkennen we veroordeling door anderen. In die situaties kan deze psalm nu ook een 'eye opener' zijn dat God ook dan nog met ons kan zijn.

Profetisch:
De laatste zinnen, namelijk "het heil is van de HEERE, over Uw volk zal Uw zegen zijn" zijn profetisch omdat ze heenwijzen naar de verlossing van al Gods kinderen door Jezus Christus en Zijn opstanding uit de dood. Het is niet moeilijk om deze link te leggen omdat de naam 'Jezus' hetzelfde is als het woord voor 'heil' (jeshuah)...

zaterdag 21 mei 2016

Psalm 2 - Liberalisme en communisme

Vorige week schreef ik over de inhoud van Psalm 2, een lied over de koning van Sion. Vandaag wil ik wat filosofische aantekeningen erbij maken vanuit de politieke filosofie.

Allereerst een aantekening over de staatsvorm waarin in de psalm wordt uitgegaan, namelijk van de monarchie. In de tegenwoordige politieke filosofie telt die staatsvorm niet echt meer mee en hebben alternatieven als democratie, liberalisme (geen overheid, vrije markt) en communisme (verdeling van bezittingen over iedereen) de overhand. Deze overgang van centrale naar verdeelde macht is logisch als de koning onbetrouwbaar of onrechtvaardig is, wat al gauw het geval is. Over de alternatieven valt echter nog wel te twisten, want nog steeds zijn de politieke partijen verdeeld over of liberalisme werkt of de overheid bezit evenredig moet verdelen. De burgers zelf zijn blijkbaar ook niet te vertrouwen en ook niet rechtvaardig, zodat ook met democratie we niet in een perfecte wereld leven, hoewel het heel wat veiliger is dan de grillen van een alleenheerser.

In Psalm 2 is de situatie echter wel wat anders. Hier gaat het over een koning waarvan mag worden verondersteld dat die rechtvaardig en betrouwbaar is, omdat deze door God is aangesteld en gezalfd. De koningen van Sion werd gezalfd als teken dat Gods Geest deze koning de gave van bestuur zou geven, zoals meerdere keren in de Bijbel te lezen is. Alleen daarom kan er staan dat God bereid is de einden van de aarde aan deze koning van Sion in bezit te geven (vers 8). Het gaat daarentegen over de opstand van onrechtvaardige mensen tegen deze rechtvaardige koning.

Ook is het uitgangspunt van de maatschappij in Psalm 2 niet het eigen belang, zoals bij liberalisme. De filosoof Adam Smith zette in zijn boek The Wealth of Nations uiteen dat de welvaart van de naties berustte op een goede taakverdeling en ambitieuze, naar vergroting van het eigen belang strevende burgers waarin het vanzelf tot een evenwicht zou komen. Het uitgangspunt van de maatschappij in Psalm 2 is ook niet de rechten van de burger of arbeider, zoals bij het socialisme of communisme betoogd door Karl Marx en anderen.

In plaats daarvan is het uitgangspunt van de maatschappij in Psalm 2 vrees en ontzag. Ook dit gaat samen en kan alleen maar samen gaan met het ontzag voor God die deze koning van Sion leidt. Deze vrees en schrik is blijkbaar nodig om onderdanen te overtuigen voor wie de rechtvaardigheid en betrouwbaarheid van de koning van Sion die de wet van God houdt, niet voldoende is om zich aan deze koning te onderwerpen.
Dien de HEERE met vreze,
verheug u met huiver.
Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt,
wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt.

Vandaag zegt zo'n motief ons minder dan toen. Vrees voor God is niet meer vanzelfsprekend. Toch is het goed om te beseffen dat de uitgangspunten in Psalm 2 wat betreft staatsvorm en motief anders zijn met een reden, zoals al genoemd de rechtvaardigheid en betrouwbaarheid van deze koning van Sion door Gods wet en Gods Geest, en dat rechtvaardigheid en betrouwbaarheid juist in onze hedendaagse maatschappij nog ver te zoeken zijn. En voor een christen is Jezus Christus, Gods verhoogde Zoon, deze Koning van wie we de terugkeer mogen verwachten. Gelukkig allen die tot Hem de toevlucht nemen!

woensdag 18 mei 2016

Psalm 1 - Vreugde in de wet van God

Vorige en deze week schreef ik twee keer over Psalm 1, over de inhoud en de vergelijking met de filosofen Aristoteles en Epicurus. Deze keer wil ik de inhoud meer toepassen op het alledaagse leven.

Wat centraal staat in de psalm is het vinden van de vreugde in Gods wet:
Welzalig de man
(...) die zijn vreugde vindt in de wet van de HEERE
en Zijn wet dag en nacht overdenkt.

"Gods wet" kun je hier best breed opvatten:
  • De wetten van het dienen van God: feesten, offerdienst;
  • Praktische wetten voor hygiëne, medische regels en spijswetten;
  • De ethische wet van God in de tien geboden om God lief te hebben boven alles en onze naaste als onszelf;
  • Maar ook alle woorden die van God waren opgeschreven of door profeten worden uitgesproken.

Waar komt die vreugde vandaan? Als je de psalm heel letterlijk leest zou je bijna denken dat er staat "door het dag en nacht bestuderen van de wet van God in de Bijbel". Een 'theoretische studievreugde' sluit echter bij weinig mensen aan. In plaats van theorie willen we doen! In plaats van het zoeken van God door studie van letters willen we God persoonlijk in ons hart ervaren!

De zo letterlijke manier van lezen is ook onjuist. Het gaat hier niet om het overdenken van het theoretische "reinen Vernunft", maar juist van het "praktischen Vernunft", om eens een onderscheid van Immanuel Kant te gebruiken. Dat zie je terug in de contekst waar het staat tegenover verkeerd leven. In psalm 1 gaat het om overdenken om het doen en niet om het denken zelf.

Het gaat dus wel degelijk om doen. Gaat het ook om God in ons hart ervaren? Ik meen van wel. Maar het is niet op de manier die je bij lifestylebladen vindt: zelf doen, zelf ervaren, waarbij iedereen zijn eigen god of God ontdekt. Het verschil is dat in Gods wet God aanwijst hoe we Hem kunnen ervaren, en dat God aanwijst wat we moeten doen om gelukkig te worden.

Het ervaren staat aangewezen in de godsdienstige feesten (en stond aangewezen in de offers die op het enige offer van Jezus Christus, Gods Zoon, wezen), en wijst Jezus zelf later aan in de sacramenten van doop en avondmaal. Het doen staat in de praktische wetten aan Israël maar ook in de brieven van de apostelen. En als we die volgen, vinden we niet alleen vreugde in wat we doen en navolgen maar ook in de uitkomst ervan.
Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken,
die zijn vrucht geeft op zijn tijd,
waarvan het blad niet afvalt;
al wat hij doet, zal goed gelukken.

maandag 16 mei 2016

Psalm 1 - Aristoteles en Epicurus

Vorige week schreef ik over Psalm 1. Om de implicaties van deze psalm beter te begrijpen, constrasteer ik deze vandaag met filosofische uitgangspunten die ermee in strijd zijn.

De filosoof Aristoteles spreekt niet tegen dat er goed en kwaad is, maar wel dat het kwaad door God bestraft wordt. God is bij Aristoteles de eerste beweger en fungeert alleen als hoogste gedachte. De eerste beweger bemoeit zich niet met de aarde. Dat is in tegenspraak met het laatste vers van Psalm 1:
Want de HEERE kent de weg van de rechtvaardigen,
maar de weg van de goddelozen zal vergaan. (Psalm 1, 6)
Bij Aristoteles is het moreel onjuiste ook niet opzettelijk, maar komt het voort uit onkunde (ontbreken van theoretisch of praktisch inzicht), of uit wilszwakte (akrasia). Iedereen is volgens Aristoteles op het goede gericht, alleen weet men niet wat het goede is. Dat is in tegenstelling tot wat er in Psalm 1 wordt gezegd, want daar gaat het om opzettelijk overtreden van Gods wet en het spotten ermee (vers 1). Daarom is er ook sprake van een gericht waarvoor de goddeloze niet staande zal kunnen blijven (vers 5).

Waardoor komt deze tegenstelling? Als we daarnaar zoeken komen we erachter dat de grond ervoor al in de eerste hoofdstukken van het eerste bijbelboek Genesis te vinden is. Daar wordt immers gesproken van:
  • dat God de aarde schiep, en die heel goed was;
  • dat het kwaad in de wereld kwam met het overtreden van Gods eerste gebod aan de eerste mensen Adam en Eva.
Omdat Aristoteles niet gelooft in een Schepper die ons kent, en ook niet in een eerste gelukkige situatie waarin de mens met God in overeenstemming kon zijn, heeft Aristoteles geen perfecte en heilzame wet van God maar een wet van het juiste midden, en staat hij coulant tegenover onjuist handelen. Eigenlijk begint het erkennen van opzettelijk goed en kwaad bij het erkennen van een wet van God, en begint het erkennen van een wet van God bij het erkennen van een Schepper die ons kent, en begint het erkennen van die Schepper bij het geloof in Gods profetische openbaring aan de wereld door de profeten in de Bijbel en door de komst van Jezus Christus, Gods Zoon, naar de aarde.

Een ander filosofisch uitgangspunt dat in nog groter contrast staat tot Psalm 1 is de filosofie van Epicurus. Volgens hem dient de kosmos geen enkel doel, en bestaat er geen goden of bemoeien ze zich niet met de wereld. Het goede voor de mens is volgens Epicurus dus het in zekere mate scheppen van eigen orde waarin we ons gelukkig voelen. De filosofie van Epicurus leidde overigens weer tot de ethiek van het utilitarisme: dat het goede is datgene wat voor de meeste mensen nuttig is/tot geluk leidt. Het hoogste goed is volgens Epicurus een 'niet verontrust worden' (ataraxia). Dat staat natuurlijk in contrast met Psalm 1 die duidelijk maakt dat er zeker wel een objectief goed en kwaad is in de wet van God, en reden tot verontrust zijn is voor degene die moreel onjuist handelt.

De enige overeenstemming tussen Epicurus en Psalm 1 is dat er genieten is. Want Psalm 1 omschrijft de rechtvaardige als volgt:
(...) die zijn vreugde vindt in de wet van de HEERE
en Zijn wet dag en nacht overdenkt.
Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken,
die zijn vrucht geeft op zijn tijd,
waarvan het blad niet afvalt;
al wat hij doet, zal goed gelukken. (Psalm 1, 2-3)
Het verschil is dat bij Epicurus het genieten niet op iets specifieks gericht is, maar in Psalm 1 het genieten is gericht op God. Ook hier begint het verschil met het geloof in een Schepper versus het geloof van Epicurus dat de kosmos door toeval tot stand is gekomen en ook weer uit elkaar zal vallen.

vrijdag 13 mei 2016

Psalmen - 2

Vorige week schreef ik over Psalm 1. Vandaag Psalm 2:

1 Waarom woeden de heidenvolken
en bedenken de volken wat zonder inhoud is?
2 De koningen van de aarde stellen zich op
en de vorsten spannen samen
tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde:
3 Laten wij Hun banden verscheuren
en Hun touwen van ons werpen!
4 Die in de hemel woont, zal lachen,
de Heere zal hen bespotten.
5 Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn,
in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen.
6 Ik heb Mijn Koning toch gezalfd
over Sion, Mijn heilige berg.
7 Ik zal het besluit bekendmaken:
De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon,
Ík heb U heden verwekt.
8 Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven,
de einden der aarde als Uw bezit.
9 U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter,
U zult hen in stukken slaan als aardewerk.
10 Nu dan, koningen, handel verstandig.
Laat u onderwijzen, rechters van de aarde.
11 Dien de HEERE met vreze,
verheug u met huiver.
12 Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt,
wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt.
Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!

Bevreemdend:
Wat in eerste instantie bevreemdend is in deze psalm is dat God een mens, een koning van Sion, Zijn Zoon noemt, en zelfs zegt "Ik heb u heden verwekt" of voortgebracht (vers 7). Iets begrijpelijker wordt het als we zien hoe verweven het bestuur van God en het bestuur van de genoemde koning van Sion is. Er staat niet dat de volken tegen de koning van Sion opstaan, maar dat zij tegen de HEERE en Zijn Gezalfde opstaan. Er staat niet dat zij zeggen "Laten wij zijn banden verscheuren" (nl. van de koning van Sion), maar "Laten wij hun banden verscheuren". En het dienen van God wordt in één adem genoemd met het dienen van de koning van Sion (laatste verzen). God heeft blijkbaar deze koning aangesteld en deze koning regeert namens God, dat zou een reden kunnen zijn waarom God hem Zijn Zoon en afstammeling noemt.

In de Bijbel vinden we een opgeschreven belofte van God aan David en zijn nageslacht die met de inhoud van deze psalm overeenkomt. Voor de volledigheid citeren we deze volledig:
11 (...) Ook maakt de HEERE u bekend dat de HEERE voor ú een huis zal maken.
12 Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling na u, die uit uw lichaam voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen.
13 Die zal voor Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen.
14 Ík zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een zoon zijn, wat wil zeggen: als hij zich misdraagt, zal Ik hem terechtwijzen met een stok als van mensen en met slagen als van mensenkinderen.
15 Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik die deed wijken van Saul, die Ik voor uw ogen weggenomen heb.
16 Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn (profetie van Samuël, tweede boek, 7).

De bevreemding is daarmee niet helemaal weg. Hoe kan God nu zijn wereldbestuur aan het nageslacht van David geven? Het antwoord is tweeledig:
  1. De koning is gezalfd met Gods Geest, dus heeft gaven gekregen om volgens Gods wil te handelen;
  2. Deze tekst wijst ons op Jezus Christus, de Zoon van God, die ook uit het geslacht van David was en door God als Koning van de aarde is aangesteld.
Dat laatste verklaart ook een ander element wat anders bevreemdend zou zijn: dat er staat "Ik zal u de heidenvolken als uw eigendom geven, de einden der aarde als uw bezit" (vers 8). Het rijk van Israël had niet echt de potentie om een wereldrijk te worden, hoewel de invloed van koning Salomo, de zoon van David, zich wel ver over de grenzen van Israël uitstrekte. Daarom gaat het hier om het wereldbestuur van Jezus Christus, de Zoon van God, die de aarde zal oordelen.

Herkenbaar:
Het beeld van een almachtig God wiens wil heel de aarde bestuurt is voor ons herkenbaar; of liever, dat God niet aards is en daarboven verheven is. In de tijd dat deze psalm geschreven was was men meer gewend aan goden die in een stad of koninkrijkje invloed hadden en daarbuiten niet. Eigenlijk ligt het revolutionaire van deze psalm niet in het feit dat God een koning bijstaat, maar in het feit dat God alle einden van de aarde regeert en aanspreekt!

Profetisch:
In het bijbelboek Handelingen van de apostelen worden de teksten uit deze psalm toegepast op Christus en degenen die niet in Hem geloven. Ook in de brief aan de Hebreeën wordt het koningschap van Jezus vanaf het begin benadrukt, ook om te overtuigen dat het wereldbestuur niet anders dan aan de Zoon van God gegeven zal worden, die voor ons naar de aarde kwam en leed en werd veracht voor onze zonden. De wonderen die Jezus deed waren niet om aan te tonen dat Hij de almachtige Koning is, maar staan in het teken van Zijn verlossing.

En in het evangelie van Mattheüs lezen we van de woorden van Jezus zelf. Hij gebiedt zijn onderdanen niet om geweld uit te oefenen, maar om het evangelie te vertellen zodat mensen Christus als Zoon van God en Verlosser kennen:
En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.
Amen.

zaterdag 7 mei 2016

Psalmen - 1

Het bijbelboek van de Psalmen is een bijbelboek waar geloof en gevoel extra dichtbij komen. Waar bij andere bijbelboeken de morele strekking van de geschiedenis soms niet eens genoemd wordt, wordt deze hier altijd expliciet onder woorden gebracht. Waar bij andere bijbelboeken de toepassing op je eigen leven door jezelf overwogen moet worden, is deze bij het boek van de Psalmen al direct aanwezig.

Het leek me daarom mooi om in deze blog de Psalmen dichterbij te bekijken en van filosofische kanttekeningen te voorzien. Vandaag Psalm 1.

1 Welzalig de man
die niet wandelt in de raad van de goddelozen,
die niet staat op de weg van de zondaars,
die niet zit op de zetel van de spotters,
2 maar die zijn vreugde vindt in de wet van de HEERE
en Zijn wet dag en nacht overdenkt.
3 Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken,
die zijn vrucht geeft op zijn tijd,
waarvan het blad niet afvalt;
al wat hij doet, zal goed gelukken.
4 Maar zo zijn de goddelozen niet:
die zijn juist als het kaf, dat de wind wegblaast.
5 Daarom blijven de goddelozen niet staande in het gericht,
de zondaars niet in de gemeenschap van de rechtvaardigen.
6 Want de HEERE kent de weg van de rechtvaardigen,
maar de weg van de goddelozen zal vergaan.

Bevreemdend:
Bevreemdend is de scherpe tegenstelling tussen goed en kwaad in mensen in deze psalm. Is het echt zo zwart-wit dat sommige mensen goed/rechtvaardig zijn en anderen door en door slecht? Als je om je heen kijkt zie je juist dat alle mensen een mengsel van goed en kwaad bevatten, en ook in de Bijbel worden de misstappen van de bijbelheiligen genoemd.

Wat op het eerste gezicht bevreemdend is, is bij nadere beschouwing niet wat de psalm bedoelt. Er wordt niet gezegd dat de man die zijn vreugde vindt in Gods wet perfect is, wel dat hij gezegend is. De tegenstelling is niet tussen goede en slechte mensen, maar tussen goede en slechte daden. De woorden "rechtvaardige" en "goddeloze" moeten namelijk geen abstracte betekenis gegeven worden zoals wij dat al snel zouden doen, maar een heel concrete betekenis: rechtvaardig zijn betekent juist hebben gehandeld in een concreet geval, goddeloos of zondig betekent onjuist hebben gehandeld in een concreet geval. In de Bijbel moet er altijd een 'scope' van deze woorden gedacht worden, al wordt deze niet altijd genoemd. In de wetboeken Exodus en Deuteronomium wordt het woord 'goddeloos' alleen genoemd voor degene die bij een concrete rechtszaak aantoonbaar schuldig is, en 'rechtvaardig' voor degene die daarin aantoonbaar onschuldig is; en behalve dat wordt het woord 'rechtvaardig' alleen voor Gods wet gebruikt!

Weliswaar wordt later in de Bijbel de 'rechtvaardige' genoemd degene die volgens Gods wet leeft en de 'goddeloze' die Gods wet niet erkent. Hier maakt Gods Geest het verschil, door Wie zondige mensen wordt geleerd in Gods wet te wandelen, waardoor hun leven geheiligd wordt. Maar dat is een andere dimensie die niet aanduidt dat de daden van iemand perfect zijn, maar dat iemand door Gods Geest goede daden doet. Het woord 'zonde' (peshaw) wat verwant is met het woord voor 'goddeloze' (rashaw) gebruikt David ook als hij zijn schuld bekent na zijn overspel met Bathsheba: "Wees mij genadig, o God, overeenkomstig Uw goedertierenheid, delg mijn overtreding uit overeenkomstig Uw grote barmhartigheid. Was mij schoon van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde." (Psalm 51,3-4). Koning David vraagt dan ook niet zozeer of hij van deze overtreding vrijgesproken mag worden, maar of zijn hart en geest rein gemaakt mag worden om andere zonden te voorkomen!
"Schep mij een rein hart, o God,
en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest.
Verwerp mij niet van voor Uw aangezicht
en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg." (Psalm 51, 13-14)

Herkenbaar:
Herkenbaar is de vreugde die het doen van Gods wet (zowel de geboden voor het dienen van God als voor het juist handelen met onze naaste) kan geven als leidraad voor ons leven, en de vrucht die het leven naar Gods wet kan hebben. De samenvatting van de wet zoals Jezus, Gods Zoon, die geeft is: "U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf" (evangelie van Mattheüs, 22, 37-39).

Profetisch:
De psalm eindigt met: "Daarom blijven de goddelozen niet staande in het gericht, de zondaars niet in de gemeenschap van de rechtvaardigen. Want de HEERE kent de weg van de rechtvaardigen, maar de weg van de goddelozen zal vergaan." Deze woorden krijgen meer diepte als we ze lezen in het licht van de opstanding van de doden bij de wederkomst van Christus. Er zijn dan twee mogelijkheden: òf we zijn onderdeel van het Koninkrijk van Christus, òf buiten zijn rijk. Tegen degene die Gods verlossing in Jezus heeft veronachtzaamd en niet de goede vrucht door Gods Geest heeft voortgebracht zal God zeggen: "Ik heb u niet gekend" (evangelie van Mattheüs, 7:22)! Voor de gemeenschap van de rechtvaardigen, voor wie de rechtvaardigheid van Jezus in genade tot hun eigen rechtvaardigheid wordt gerekend door het geloof in God, is er echter de belofte van de vergeving van zonden en het rijk van God.