zaterdag 9 januari 2016

Christelijk geloof en geweld

Afgelopen jaar verscheen het boek 'Erfenis zonder testament' van Hans Achterhuis en Maarten van Buuren. In dit boek worden de tien geboden vanuit eigentijds perspectief behandeld – zonder geloof in de God van die geboden.

Hans Achterhuis en Maarten van Buuren sluiten aan bij de hedendaagse opvatting van theologen dat de Bijbel niet het woord van God maar het woord van mensen is, en kopiëren daarbij ook argumenten waarom de Bijbel niet waargebeurd kan zijn, inconsistent is en niet zoveel anders is dan andere boeken. Voor een compleet filosofisch betoog is het inderdaad goed om de complete vooronderstellingen en argumentatie te herhalen. Wat ik echter niet kan begrijpen is dat twee filosofen die wel iets van argumentatieleer weten deze opvattingen en argumenten van theologen zo klakkeloos overnemen. Het zijn niet allemaal argumenten maar ook gewoon speculaties, die echt niet op veel andere gronden gebaseerd zijn dan op het feit dat het leuk is om te vertellen. Sappige details zijn dat God getrouwd blijkt te zijn met een godin (afgeleid van één woordje in het Hebreeuws wat ook iets anders kan betekenen, p.35), dat God bij de schepping gestreden heeft met een zeemonster wat dan ook goed overeenstemt met andere scheppingsverhalen (afgeleid van een ander discutabel Hebreeuws woord, p.38), en dat God geïdentificeerd werd met een oppergod die vereerd werd in de vorm van een stier (gebaseerd op de interpretatie van één bijbeltekst, p.17).

Gelukkig bevat het boek ook gedachten van hogere kwaliteit, en daar schrijf ik liever over. Na een uiteenzetting van het idee van de immanente God bij Spinoza door Maarten van Buuren, volgt er een beschouwing van Hans Achterhuis over Monotheïsme en geweld bij het eerste gebod: 'U zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben'.

Het opvallende daaraan is dat 'geweld' breder wordt opgevat dan normaliter wanneer godsdienst en geweld met elkaar worden geassocieerd. Achterhuis citeert daarbij egyptoloog en godsdienstwetenschapper Jan Assman, die drie vormen van religieus geweld 'uitgeoefend in naam van God' onderscheidt (p.50):
  1. geweld dat gelovigen ondergaan in martelaarschap voor de naam van God,
  2. geweld van uitroeiing van ongelovigen,
  3. geweld van de bekering van ongelovigen.

In zekere zin heeft Achterhuis gelijk dat het christelijk geloof en Evangelie gepaard gaat met geweld. Het Evangelie kondigt niet vrede aan voor allen, maar vrede in God en het oordeel buiten God. Ook is het Evangelie een boodschap die strijd en verdeeldheid geeft, vanwege de geestelijke tegenstand van de mens tegen God. De boodschap van Jezus Christus, die mens werd en Gods eniggeboren Zoon was en is, laat zich moeilijk verenigen met andere goden. Zijn boodschap van absolute gehoorzaamheid aan God gaat niet samen met de wensen van menselijke machthebbers. Dus inderdaad zijn er de drie vormen van geweld:
  1. geweld van het martelaarschap door de niet te rijmen boodschap van het Evangelie
  2. geweld van het oordeel van ongelovigen bij de laatste oordeelsdag
  3. geweld van bekering door de geestelijke strijd om anderen het Evangelie te vertellen, het 'zwaard van het Woord van God' (brief aan de Hebreeën, 4, 12)

Achterhuis vat de twee laatste echter anders op, namelijk dat fysiek geweld tot de kern van het christelijk geloof hoort. Hij heeft hiervoor de voorbeelden:
  • het doden van de kanaänitische volken door Israël bij de aankomst in Kanaän
  • de kruistochten
  • het met dwang bekeren van de Friezen
De laatste twee voorbeelden zijn inderdaad vormen van fysiek geweld die in naam van het christendom werden uitgeoefend, en geven zeker reden tot schuldbekentenis van christenen over dit geweld. Ik beschouw ze echter niet als kern maar als uitwassen van het christendom. Waar christelijk geloof en machtsbegeerte samengaan gaat het namelijk altijd fout. Opdracht daartoe is echter niet in de Bijbel te vinden. Jezus geeft zijn discipelen niet de opdracht om heel de aarde te veroveren, maar heel de aarde het Evangelie te prediken (evangelie van Mattheüs, 28, 19). Hij geeft niet de opdracht om een ongehoorzame stad met vuur te verbranden, maar om deze te verlaten en aan Gods oordeel over te laten (evangelie van Mattheüs, 10, 14-15).

Het eerste voorbeeld van het doden van de kanaänitische volken door Israël bij het in bezit nemen van Kanaän is wel een afschrikwekkend voorbeeld van geweld in de Bijbel. Het verschrikkelijke daarvan kun je niet nuanceren. Wel is het belangrijk om te onderzoeken wat de reden is, want die is niet het uitroeien van ongelovigen omdat ze ongelovigen zijn, maar een eenmalig en onherhaalbaar oordeel en straf van God over de volken in Kanaän. Dit is van de Bijbeltekst af te leiden waar God aan Abraham het land Kanaän belooft: deze belofte zal niet meteen in vervulling gaan omdat "de maat van de ongerechtigheid nog niet vol is" (Genesis, 15, 16). Bij de uittocht uit Egypte wordt niet de strijd aangegaan met alle ongelovige volken (Deuteronomium, 2). De woorden van Mozes in Deuteronomium zijn:
Niet vanwege uw gerechtigheid of vanwege de oprechtheid van uw hart komt u hun land in om het in bezit te nemen, maar vanwege de goddeloosheid van deze volken verdrijft de HEERE, uw God, hen van voor uw ogen uit hun bezit, en om het woord gestand te doen dat de HEERE, uw God, uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft. (Deuteronomium, 9, 5)
Daarbij is het van belang op te merken dat dit in de geschiedenis van Israël ook niet meer voorkomt op Gods bevel en in Gods naam. Volken om Israël dienen niet Israëls God, maar God stuurt Zijn profeten en niet de legers van Israël. De profeten kondigen vaak Gods straffen aan bij andere volken door oorlog met andere volken, maar geen vernietiging door Israël zelf. Wat een gewelddadige bekering betreft zie je hetzelfde: ook dat komt niet voor in de Bijbel. Binnen Israël, het volk met de naam, identiteit en wetten van God, worden Gods wetten wel streng gehandhaafd, maar Israël blijft Israël, nieuwe bewoners worden geen Israëliet tenzij ze er zelf voor kiezen om gedoopt te worden.

Daarbij moeten we opmerken dat Israël uniek was als volk:
  • De naam 'Israël' was door God aan stamvader Jakob gegeven;
  • Alle burgers van Israël waren nakomelingen van de door God op late leeftijd aan Abraham en Sara gegeven zoon Izak;
  • De wet van Israël werd door God aan Mozes gegeven;
  • De koning van Israël (Saul, David) werd door God gezalfd;
  • Het land van Israël werd door God aan Abraham beloofd en aan Israël gegeven.
Dus de complete identiteit van Israël kwam van God! Daarom is Israël nog het best vergelijkbaar met de 'gemeente van Christus' of alle gelovigen op aarde, omdat die ook hun identiteit uit God hebben, aangezien ze niet gelovig zouden zijn als God Zich niet had geopenbaard. De gemeente van Christus is verspreid over alle landen en hoort bij geen enkel land. Kortom, het voorbeeld van Israël en de uittocht van Egypte naar Kanaän kan nergens een tweede keer voorkomen en was uniek.

Geweld hoort dus niet bij de kern van het christendom; behalve de hiervoor genoemde geestelijke strijd die zonder wapens gebeurt: "De wapens van onze strijd zijn immers niet vleselijk, maar krachtig door God, tot afbraak van bolwerken. Want wij breken valse redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en wij nemen elke gedachte gevangen om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus" (tweede brief van de apostel Paulus aan de gemeente van Korinthe, 10, 4-5). En de woorden van Jezus waren:
Maar Ik zeg tegen u die dit hoort: Heb uw vijanden lief; doe goed aan hen die u haten. Zegen hen die u vervloeken, en bid voor hen die u belasteren. Bied hem die u op de ene wang slaat, ook de andere. Verhinder hem die het bovenkleed van u afpakt, niet ook uw onderkleed te nemen. Maar geef aan ieder die iets van u vraagt, en eis niet terug van hem die neemt wat van u is. En zoals u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo.

En als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars hebben degenen lief die hen liefhebben. En als u goeddoet aan hen die aan u goeddoen, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars doen hetzelfde. En als u leent aan hen van wie u hoopt terug te ontvangen, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars lenen aan zondaars, om hetzelfde terug te ontvangen. Maar heb uw vijanden lief en doe goed, en leen zonder te hopen iets terug te krijgen. Dan zal uw loon groot zijn en zult u kinderen van de Allerhoogste zijn, want Hij is goedertieren over de ondankbaren en slechten.

Wees dan barmhartig, zoals ook uw Vader barmhartig is. (evangelie van Lukas, 6, 27-36)