maandag 29 december 2008

Parodie

De kerk van het vliegend spaghettimonster ontstond in 2005 als een satire op de theorie van Intelligent Design. Het vliegend spaghettimonster is dan een belachelijke personificatie van de "intelligent designer".

In feite laten de mensen die deze parodie bedacht hebben niets anders zien dan: "er zijn dingen die van A gezegd kunnen worden, die ook van B gezegd kunnen worden", waarbij B bespottelijk is. Eigenlijk gaat het dus om een vernietiging van de waardigheid van wie het zo spreken over A serieus neemt. En dat is zeer ernstig, want in dit geval gaat het niet om een zaak die er nauwelijks toe doet: het gaat namelijk om het bestaan van God, die door Christenen als de Schepper en onderhouder van de wereld wordt beleden.
Aan de ene kant is er dus sprake van een grove, totaal ongepaste spot.

Aan de andere kant hebben de "spagnostics" gelijk met hun kritiek: het woord 'god' is ook bijna inhoudsloos, er zijn er zoveel die van God een karikatuur hebben gemaakt. We zouden kunnen zeggen: "Spagnostics, jullie zijn al ver onderweg om een godsdienst te worden, zoals er zoveel bestaan. Je hebt een variant op het scheppingsverhaal (zoals er wel vaker scheppings- en zondvloedverhalen terug te vinden zijn in andere culturen; waarvan wij zeggen dat ze ooit gehoord zijn van degenen die echt het paradijs of de zondvloed hebben meegemaakt), en andere overnames uit de bijbelse leer, je hebt wie je uitkwam heilig verklaard (zoals zoveel godsdiensten die door mensen voor hun voordeel geschapen zijn), je hebt een eigen kring van mensen die door de zelfde overtuiging verenigd zijn."
Maar blijkbaar hebben deze mensen niet bedacht dat God, waarvan zij een karikatuur maken, echt zou kunnen bestaan, en dat het verhaal van de zondeval waar zou kunnen zijn. Dat die God de Eerste en de Laatste is, en toch verderfelijke mensen in het leven heeft willen houden.

woensdag 12 november 2008

Het grote perspectief van de kleine dingen

Als het om Gods voorzienigheid gaat, lijkt het soms moeilijk om het wetenschappelijke, het theologische en het alledaagse perspectief met elkaar te verenigen.

Denken in oorzaken en gevolgen is een belangrijk onderdeel van de menselijke rede. We kunnen een pijl van een oorzaak naar een gevolg tekenen. Een belangrijk concept om die relatie te begrijpen is ons concept voor kracht.
Door de natuurwetenschap weten we steeds meer van de natuur. Donder? Dat komt door een elektrische ontlading van statisch geladen wolken. Een orkaan? Dat komt door hoge- en lagedrukgebieden. Ziekte? Dat komt door virussen of bacteriën. Erfelijke aandoeningen? Zonsverduisteringen? Geboorte?
Zo schrijven we de krachten ook toe. Dat een steen valt komt door de zwaartekracht. Dat een vrachtwagen versnelt door de kracht van een verbrandingsmotor. Als men het denken in oorzaken en gevolgen consequent doorvoert, resulteert dat in een visie op de schepping als een zelfstandig systeem van wetmatigheden.
Met zo’n perspectief valt het woord `alomtegenwoordige kracht Gods’ niet op z’n plek.

We hebben het dan over het heersende natuurwetenschappelijk beeld van de wereld, een van natuurwetten en determinisme: alles is een optelsom van het vorige, met hoogstens een bovennatuurlijk ingrijpen. Let wel dat dit beeld nog goed verenigbaar is met een almachtige voorzienigheid Gods: elke samenloop van omstandigheden is door God bepaald, en wonderen van God kunnen de loop van de gebeurtenissen veranderen.

Maar als we de Bijbel lezen, komen we erachter dat die een veel rijkere beschrijving geeft van Gods schepping. Zie de laatste gedeelten van het Bijbelboek Job en Psalm 104:

Zijt gij gekomen tot de schatkameren der sneeuw, en hebt gij de schatkameren des hagels gezien? Dien Ik ophoude tot den tijd der benauwdheid, tot den dag des strijds en des oorlogs! Waar is de weg, daar het licht verdeeld wordt, en de oostenwind zich verstrooit op de aarde? Wie deelt voor den stortregen een waterloop uit, en een weg voor het weerlicht der donderen? Om te regenen op het land, waar niemand is, op de woestijn, waarin geen mens is; om het woeste en het verwoeste te verzadigen, en om het uitspruitsel der grasscheutjes te doen wassen. (Job 38: 22-27)


Zij allen wachten op U, dat Gij hun hun spijze geeft te zijner tijd. Geeft Gij ze hun, zij vergaderen ze; doet Gij Uw hand open, zij worden met goed verzadigd. Verbergt Gij Uw aangezicht, zij worden verschrikt; neemt Gij hun adem weg, zij sterven, en zij keren weder tot hun stof. Zendt Gij Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks. De heerlijkheid des HEEREN zij tot in der eeuwigheid; de HEERE verblijde Zich in Zijn werken. (Psalm 104: 27-31)

Hier staat voorop dat alles wat in de schepping gebeurt, Gods hand is. Daarbij is natuurwetenschap meer een bijkomstigheid, het is minder belangrijk voor hoe we de wereld zien. De voorzienigheid is een metafysica: een "eerste filosofie".

Het is God die het gewas laat groeien, het laat regenen en de storm opwekt. Als we een geneesmiddel ontdekken, is het God die als Schepper dat middel heeft gemaakt om genezing te geven, God die geneest. Het is God die de warmte aan het vuur heeft vastgemaakt, die de sterren hun licht gegeven heeft, die de aarde door zwaartekracht samenvoegt.

Ook als we het over het eenvoudigste hebben, de simpelste interactie met de schepping, of het kleinste, de interactie van atomen, blijft het wonder van de schepping. Dat is het grote perspectief van de kleine dingen: dat alles, hoe dan ook, bestaat zoals het is: door de almachtige Schepper, Zijn alomtegenwoordige kracht, Gods hand in het kleinste wat er gebeurt.

De schepping is dus niet alleen wonderlijk gemaakt, zij is ook wonderlijk. Wij kunnen onze hand nog niet bewegen als God het niet maakt. Echt: het perspectief is heus niet zo theoretisch, het is uiterst praktisch.

maandag 13 oktober 2008

Wil

Wat is er met het derde deel, de wil, gebeurd? De mens is een hater van God en van zijn naaste geworden. Als God ons aan de verkeerde wil van ons hart overgeeft, om die te doen, zondigen we met graagte.

Daarom is er Gods werk voor nodig om onze wil te bekeren. Dan worden we een mens die zich in hoop, geloof en liefde op Christus, God Zoon, de verlosser richt.

Maar al is de wil dan bekeerd, er blijven bij de natuurlijke mens verkeerde dingen in het hart ('hartstochten'): een strijd tussen ik (het hart) en ik (de bekeerde wil) (Paulus noemt het een strijd tussen de oude en de nieuwe mens). Om het koninkrijk van God te zien, moet de mens opnieuw geboren worden: "uit de Geest geboren" in plaats van "uit het vlees geboren" (Joh. 3:6).

Verbeelding

Kun je mensen zomaar afbeelden? Een foto kan wel een gezichtsuitdrukking registreren, maar het laat ook iets wezenlijks weg: de interactie die er tussen mensen is. Hoe werkelijk is een beeld? Hoe waarderen we het?

'Verbeelding' is een woord dat associaties heeft met menselijke fantasie. Menselijke creativiteit: het haalt haar bouwstenen uit de schepping, maar creëert zelf een gebouw. Fictie kan ons meeslepen, ons ontroeren, laten lachen (komedie) en huilen (tragedie). Kunnen we beeld nog wel van werkelijkheid onderscheiden? De echte wereld kan ons koud laten, ons als onecht voorkomen. Er is geen band die ons aan de werkelijkheid bindt.

Het meeste in het leven is als een "vreemde wereld"; de ellende ('uitlandigheid') van de geestelijke dood.

Herinneren

Zoals we weten, geheugen is feilbaar: we kunnen vergeten. En als we herinneren, komt die herinnering vaak niet volmaakt overeen met het beeld. De psycholoog Douwe Draaisma noemt het in zijn boek 'De heimweefabriek' "wijsheid achteraf": een herinnering is als het ware een contact tussen twee polen in de tijd, het heden en het verleden.

Er is na de zondeval dus zelfs een discrepantie tussen wie we denken dat we zijn en wie we zijn.

Betekent dat dat we onze identiteit kunnen kwijtraken? Voor ons, sterfelijke mensen, is de dood onverbiddelijk; maar de geest gaat naar God.

zaterdag 4 oktober 2008

Geestesoog

Als de mens te onderscheiden is in lichaam en geest (zie 'Zijnsaspecten': "de fysische wetmatigheden gelden niet voor het geestelijke, en vice versa; de geestelijke dingen zijn niet te reduceren tot de fysische"), hoe ziet die geest er dan uit?

Volgens de filosofie van Augustinus bestaat de geest uit kennis (volmaakte herinnering), beeld / gedachte / woord (altijd gevormd door wat we weten), en liefde / wil (die kennis en beeld verbindt) (in 'Over de Drie-eenheid') (boek X). Het beeld / gedachte / woord komt òf voort uit de zintuiglijke waarneming (materieel) òf uit de kennis (herinnering) (geestelijk, ontleend aan het materiële) (boek XI). Het eerste is wijsheid, het tweede wetenschap (boek XII).

Die drie dingen lijken onmisbaar voor het hebben van een identiteit: we moeten herinneren wie we zijn, we moeten daarmee een beeld kunnen vormen, en hebben een vrije wil (al is dat een beladen term: ik bedoel dat we zelf verantwoordelijk zijn voor onze keuzes).

donderdag 25 september 2008

IJdelheid

Wat heeft het voor zin? Dat is een vraag die ik me vaak heb gesteld. Wat maakt filosofie nu uit, als het toch maar eindig is? Wat blijft er ooit van over?

Het Bijbelboek Prediker (hoofdstuk 9) geeft een heel actuele beschrijving van het leven na de zondeval. Na de zondeval kwam de dood over alle mensen. Na de dood gaat je loon naar iemand anders, je ziet er de uitkomst niet meer van, er is geen gedachte meer over.

Maar de Prediker weet heel goed dat God rechter is, dat de ziel van de mens naar God zal gaan. De vraag wordt zelf gesteld (3:17): "Want wie zal hem daarhenen brengen, dat hij ziet, hetgeen na hem geschieden zal?" Vers 18 geeft het antwoord: "dat God hen zal verklaren, en dat zij zullen zien": God zal het laten zien.

Het is het beste in het leven te genieten van Gods gaven. Maar de Prediker zegt niet: "pluk de dag, want morgen zijn we toch dood", maar: "de dood maakt alles zinloos; maar het is goed je te verheugen in je werk, want dat is van God" (9:10).

Wij zoeken die beloning vaak anders dan God ze bedoelt. Een treffend voorbeeld is het gebed wat Gods Zoon ons leerde. Het is als met een kind. Niet onze naam --- maar Gods naam. Niet onze toekomst --- maar Gods Koninkrijk. Niet onze wil --- maar Gods wil. Vergenoegd zijn met het dagelijkse brood van God. Daartegenover onze schuld, en onze zwakte.

Adam had de vrouw beschuldigd van de zonde in het paradijs: zij had gegeven. Maar nadat God het oordeel van de dood over hem -- vanaf nu de vader van alle sterfelijken -- uitsprak, kwam hij daarop terug. Daar werd voorzegd dat het zaad van de vrouw -- Jezus Christus -- de kop van de slang zou vermorzelen (Genesis 3:15). Daarom noemde hij haar Eva: moeder van alle levenden.

vrijdag 19 september 2008

Kritiek

Kan filosofie te kritisch zijn? Het kritische (onderscheidende) karakter van filosofie is juist zo noodzakelijk omdat de empirie niet altijd scherprechter kan zijn, zoals bij de natuurwetenschap. Maar christelijke filosofie kent wel principes, beginselen. Juist het ontwikkelen van filosofische stellingen rust op een gedegen onderzoek van de principes.

In de praktijk levert de kritische benadering een scala aan filosofische stelsels op, niet één stelsel. Filosofie heeft nu eenmaal een ander ontwikkelingspatroon als natuurwetenschap, wiskunde of taalkunde, hoewel ook zij een beschrijvend karakter dient te hebben.

donderdag 11 september 2008

De afschaffing van het verstand

De titel is geleend van C.S. Lewis' "De afschaffing van de mens". Dat gaat over de afschaffing van emoties als menselijke waarden. Ik wilde het over iets anders hebben, wat met mijn vakgebied, artificiële intelligentie, te maken heeft: het menselijk verstand.

Als er een computer komt die de menselijke intelligentie overstijgt, is het menselijk verstand dan nog wel zinvol? Zullen we dan niet elke keer als er een beroep wordt gedaan op ons verstand, moeten zeggen: "Ik weet een mechanisme dat deze vragen beter en sneller kan beantwoorden dan ikzelf"? Kunnen we, zodra we ons verstand uit handen geven, ooit nog puur mens zijn?

Misschien is dit wel het antwoord: dat ons verstand maar een schakeltje tussen onze ziel en de werkelijkheid is (anders dan bij een computer) en dat ons inzicht afhankelijk is van die werkelijkheid. ('Een schakeltje': de filosoof Blaise Pascal noemt het verstand in zijn Pensées "de machine".) Het verstand is niet onafhankelijk, oppermachtig, soeverein. Het verstand is niet de levenstaak, het kennen wel.

zaterdag 6 september 2008

Zekerheid als utopie

Ik weet nergens wat van. Hoewel ik nergens wat van weet, probeer ik hier toch enkele woorden te posten. Dat ik nergens wat van weet komt door mijn definitie van het woord 'weten'. Dit interpreteer ik namelijk als '100% zekerheid' en naar mijn bescheiden mening is dat een utopie. Waarom? Omdat het mij zo voorkomt. Het zou goed kunnen dat die 100% zekerheid wel bereikbaar is, maar mijn ogen hebben het nog niet gezien en zien zeer veel leeuwen en beren op die weg. De bewering '100% zekerheid is onmogelijk' is zelf dus niet 100% zeker, wat immers ook niet zou kunnen. (Leuke vraag: is dat wel 100% zeker, dat dat niet zou kunnen?)
De constatering dat zekerheid een utopie is, is meer een ervaring dan een bewezen feit. Als men het daar niet mee eens is, moet er dus naar gekeken worden of die ervaringen dit scepticisme rechtvaardigen. En met deze vraag zitten we midden in een volgend, of eigenlijk hetzelfde probleem, namelijk het waarderen van deze ervaringen.

maandag 1 september 2008

Zijnsaspecten

De vraag wat 'is' is een belangrijk onderwerp van filosofie: ontologie.

De Nederlandse filosoof Dooyeweerd schetste in zijn "Wijsbegeerte der Wetsidee" (1935) deel twee een heel aantal "zijnsaspecten" van de Schepping: fysisch, biotisch, perceptief en sensitief (psychisch), spiritueel. Al deze aspecten zouden niet alleen subjectief, maar ook objectief 'zijn'. Hiermee kan onderscheid gemaakt worden tussen levenloze (geen objectief biotisch aspect) en levende dingen, tussen dieren (met een objectief psychisch aspect) en andere organismen zoals planten, tussen de geest van de mens (met een objectief spiritueel aspect) en het dier. Alle zijnsaspecten zijn overigens in objectieve zin vervlochten: de lagere structuren 'gaan op in' de hogere, enkapsis.

De huidige empirische natuurwetenschap beperkt zich echter tot het fysische. Het aannemen van zijnsaspecten boven de empirische zal zich filosofisch dan ook goed moeten laten beargumenteren.

Wat betreft het verschil tussen ziel (geest) en lichaam bestaat er een argumentatie vanuit het christelijke mensbeeld: de ziel van de mens is onsterfelijk; de mens heeft een `ik', een vrije wil die verantwoording af zal moeten leggen. Het fysische en het geestelijke móet wel objectief van elkaar gescheiden zijn: de fysische wetmatigheden gelden niet voor het geestelijke, en vice versa; de geestelijke dingen zijn niet te reduceren tot de fysische. Wat mij betreft is dat het enige ontologische onderscheid dat noodzakelijk gemaakt moet worden; de andere zijnsaspecten zijn wat mij betreft te rekenen tot het subjectieve: hoe wij de dingen (kunnen) ervaren.

In de Bijbel worden de begrippen `ziel' / `geest' en `lichaam' toch ook vooral aanverwant gebruikt. (In het boek "Psychologie, een christelijke kijk op het mentale leven" door dr. W.J. Ouweneel staat een mooie uiteenzetting over zijnsaspecten, inclusief een analyse van de Bijbelse begrippen (p.58-59).) De ziel is niet zomaar een mechaniek dat los staat van het lichaam. Gevoelens zijn zaak van zowel `ziel' als `lichaam' (zie bijv. Ps.63:2,84:3,107:9).

Maar het `lichaam' sterft, de `geest' van de mens is onsterfelijk. Dat roept meteen de vraag op: hoe zit het met dieren? Ook bij dieren gaat het om een `levende ziel': dieren zijn echt, bewegen, leven. Ze zijn even bijzonder als ons lichaam, wat echt een deel van ons is.

Treffend is hoe Prediker 3:16 t/m 21 schrijft over de onsterfelijke ziel. De mens kan zonder God en gerechtigheid niet uitnemender zijn dan een dier dat geboren wordt, leeft, sterft. Wie merkt dat de adem van de mensen naar boven gaat?

Verder heb ik ook gezien onder de zon, ter plaatse des gerichts, aldaar was goddeloosheid; en ter plaatse der gerechtigheid, aldaar was goddeloosheid.

Ik zeide in mijn hart: God zal den rechtvaardige en den goddeloze oordelen; want aldaar is de tijd voor alle voornemen, en over alle werk.

Ik zeide in mijn hart van de gelegenheid der mensenkinderen, dat God hen zal verklaren, en dat zij zullen zien, dat zij als de beesten zijn aan zichzelven.

Want wat den kinderen der mensen wedervaart, dat wedervaart ook den beesten; en enerlei wedervaart hun beiden; gelijk die sterft, alzo sterft deze, en zij allen hebben enerlei adem, en de uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen zijn zij ijdelheid.

Zij gaan allen naar een plaats; zij zijn allen uit het stof, en zij keren allen weder tot het stof.

Wie merkt, dat de adem van de kinderen der mensen opvaart naar boven, en de adem der beesten nederwaarts vaart in de aarde?

dinsdag 26 augustus 2008

Verlichting

Christelijke filosofen zoeken net als elke filosoof naar antwoorden op vragen. Maar christenen zijn beducht voor hoogmoed --- het 'als God willen zijn', de zonde van Adam in het paradijs --- en eigenwaan. Dat bepaalt hoe we de antwoorden van ons mondige verstand -- volgens Kant: "Aufklärung ist der Ausgang des Menschen aus seiner selbst verschuldeten Unmündigkeit" -- een plaats geven.

Antwoorden op vragen brengen een bepaalde zekerheid met zich mee. Dat is een gave; het toont de vermogens van de menselijke geest en kennis. Van zo'n gave van de Schepper mag de mens genieten.

Genuanceerd genieten. Want onze kennis is niet volmaakt, en daarom niet het laatste rustpunt. (Dat ligt in het geloof in Christus.)

Soms wordt de stelling aangescherpt: 'Alleen geloof biedt zekerheid', met een zekere scepsis ten opzichte van elke aanspraak op kennis. Daar sta ik nogal kritisch tegenover, omdat het de filosofie -- en daarmee de gaven van kennis -- zowat veracht. Laten we het zeker over grondslagen hebben --- later, maar eerst respect voor stralende antwoorden.

dinsdag 19 augustus 2008

Filosofie

Filosofie: liefde om te weten, wijsbegeerte. Het leven van een doorsnee lezer van deze blog (schat ik) is voor een groot deel gewijd aan wetenschap; daar waar filosofie mee begon (maar mijns inziens ook doorgaat).

Wetenschap

Sinds we weten dat geluid uit trillingen bestaat
en elk beeld uit licht,
en we die kunnen namaken en opvangen
zijn we verzamelaars geworden van
de schaduwen van de dingen.

We zijn stappentellers geworden,
niet meer hardlopers, want we weten niet waarheen,
waarom we gaan.

Sinds we weten wat het goed en wat het kwaad is. Ons
ontbreekt nog net het eeuwig leven.