Posts tonen met het label joodse filosofie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label joodse filosofie. Alle posts tonen

maandag 12 september 2011

Het proces

Van mijn broer kreeg ik het Verzameld werk van Franz Kafka (Joods-Duits schrijver, 1883-1924) cadeau (uitgeverij Querido, 1983). Het boek 'Het proces' dat na de dood van Franz Kafka is uitgegeven, is een van de bekendste; omdat de thema's van het boek me intrigeerden schrijf ik er nu wat over. Hierbij neem ik de stelregel van Joodse filosofie in de hand dat een interpretatie een synthese mag zijn tussen de bedoelingen van de auteur (van Franz Kafka) en van de lezer (van mij).

Ik denk dat er in het boek nogal wat thema's voorkomen die gerelateerd zijn aan onderwerpen uit de Bijbel (de Thora of ook uit het Nieuwe Testament).

  • Centraal in het boek staat 'de wet'. De hoofdpersoon Josef K. wordt op een dag gearresteerd zonder zich ergens van bewust te zijn, en zonder dat hem verteld wordt waaraan hij schuldig staat. Ik denk dat 'de wet' staat voor de boodschap van de Bijbel: er bestaat een God, er is een moraal die je verantwoordelijk maakt. Nu is de gedachte aan God en aan het bestaan van een moraal ons niet vreemd, maar ze breekt wel in ons gekoesterd ideaal van een autonome leefwereld.
  • Daarom kan de baan van Josef K. als 'bankbediende' symbool staan voor dat ideaal van een autonome leefwereld. Het is een wereldje vol eigenbelang, concurrentie met anderen, en handelingen die wat lijken te zijn maar uiteindelijk niets voorstellen. De gedachte aan de wet breekt daarop in: ze verwoest het geregelde leventje van K.
  • Tussen de wet en Josef K. zijn tal van medewerkers bij de 'kanselarijen': de personen die hem arresteren, degenen die hem het verhoor afnemen, de advocaat, ... Zij staan voor mensen die op een of andere manier een band met religie hebben of zeggen te hebben. Het is voor K. niet moeilijk een scène te maken in de kanselarijen (het is niet moeilijk fouten aan te wijzen binnen de christelijke traditie), maar het verandert helaas niet veel (met het verzet tegen een traditie is de kern van de zaak, de wet, niet verdwenen). In de beschrijving van de advocaat is het mogelijk een portret te zien van een bevaderende kerk, een hulpvaardige man die rapporten van het leven wil hebben (de biecht), en latijnse verzoekschriften (gebeden) schrijft, en er zelf ook nog eens van overtuigd lijkt te zijn dat hij het beste voor heeft maar ondertussen mensen aan zich knecht (zoals de figuur van koopman Block in 'Het proces'). Al deze mensen brengen K. niets dichter bij, maar eerder verder af.
  • De verschillende relaties met vrouwen van K. gedurende zijn proces zijn minderwaardig, hartstochtelijk, en leiden hem altijd af van zijn proces. Ze staan voor het volgen van hartstochten die niet in overeenstemming zijn met de levensovertuiging en die dus altijd verliezen zijn. Zoals het christelijk geloof hebben en tegelijk je niet aan de christelijke ethiek houden. De apostel Johannes zegt ervan in zijn eerste brief dat we liegen als we zeggen dat we niet zondigen, maar tegelijk dat we niet in het duister maar in het licht moeten wandelen. De enige die K. eerlijk behandelde, de kalme geestelijke in de kerk, schreeuwt hierover zelfs plotseling tegen K.: "Kun je dan geen twee stappen ver zien?" (p.165)

Er zijn nog tal van thema's die ik niet genoemd heb, maar die het verhaal wel compleet maken als beschrijving van de verhouding van een mens tot de wet en zijn mogelijke onderhandeling daarmee.

Een verschil met de christelijke traditie is mijns inziens dat Kafka in de toegang tot de wet vooral een rol toeschrijft voor de relatie tot de medemens. De figuur van de 'wachter' voor de wet, de mogelijke belemmering maar ook de onvermijdelijke maar niet per se negatieve confrontatie op de weg naar de wet, kan worden uitgelegd als de medemens, de 'ander' — zie Luc Anckaert en Roger Burggraeve, 'De rode huid van Adam', 2008. Hetzelfde met de verhouding van de procedure van de lagere rechtbank tot het vonnis:
"'Heb jij ook een vooroordeel tegen mij?' vroeg K. 'Ik heb geen vooroordeel tegen je,' zei de geestelijke. 'Het vonnis komt niet plotseling, de procedure gaat langzaam over in het vonnis.' 'Zo is het dus,' zei K. en boog het hoofd." (p.164)
In de beschrijving van de verhouding tot de wet lijkt geen verwijzing te zijn naar Christus als toegang tot de wet, of het moest zijn in de verwijzing naar de 'grote advocaten' (p.140) waarnaar K. helemaal van afgeleid wordt verder te zoeken door de omstandigheden.

Maar omdat 'Het proces' een dringende oproep blijft om zich niet af te laten leiden door de omstandigheden van het zoeken naar de wet, blijft het een ingrijpend boek.

vrijdag 14 januari 2011

Joodse filosofie

Zojuist een examen Joodse filosofie afgelegd. Eigenlijk, zo schreef mijn docent Prof. Dr. Luc Anckaert in de cursustekst, is Joodse filosofie een ontmoeting van het uitgangspunt van de joodse religie en het uitgangspunt van de filosofie. Waar de filosofie bestaat in begrippen, in denken, in het formuleren van abstracte, tijdloze waarheden, bestaat de joodse (of ook christelijke) religie in ervaringen, in traditie, in het luisteren naar dingen die op de man af (particulier) zijn. Wat gebeurt er eigenlijk als religieuze uitgangspunten worden vertaald naar filosofie? Worden ze niet uit hun betekeniscontekst gerukt? Desondanks zijn er Joodse filosofen.

Maar sommige dingen zijn nu eenmaal niet redelijk te begrijpen. In de joodse filosofie is een voorbeeld de Shoah. De ervaring van catastrofe maakt filosofie onmachtig. En ook andere dingen blijken onbegrijpelijk.

Dat maakt dat sommige dingen beter in verhalen (betekenisvol spreken) te vatten zijn dan in begrippen. En betekenis van dat spreken is dan niet het vatten in begrippen, maar het persoonlijk ervaren ervan. Een mooi voorbeeld zijn de commentaren van Emmanuel Levinas (1906-1995) op de Talmoedcommentaren (de Talmoed is in de joodse traditie de mondelinge overlevering van de Torah). Bij zijn interpretatie van de Talmoedcommentaren gaat het niet om kijken en herhalen, maar om luisteren en uit jezelf spreken. De eigen interpretatie wekt de tekst tot leven.

Zo wordt Levinas' commentaar op de Berakhot met de titel 'Et Dieu créa la femme' een rijke bespreking van de thema's van de menselijke conditie: animaliteit versus rationaliteit, geweten (Gods opdracht) versus vrijheid (en neigingen), de onbedektheid voor God en het dragen van de ander (ethiek). Die bespreking gaat dan onweerstaanbaar verder over de schepping van man en vrouw. Het seksuele is niet primair en bepalend voor het zijn, stelt Levinas, maar het mens-zijn is voor zowel de man als de vrouw bepalend. Voor beiden geldt het appèl van de naaste (de 'ander'). Centraal staat ook het thema van de zoon, wat staat voor de toekomst, in het bijzonder de toekomst van de Messias -- tegenover de catastrofe van het bestaan.