"Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. (...) [God] heeft ieder ding schoon gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat een mens het werk, dat God gemaakt heeft, kan uitvinden, van het begin tot het einde toe." (Prediker 3)
Alle dingen hebben een tijd; en God heeft ons "een natuurlijke genegenheid tot het onderzoeken" van wat er gebeurt (kanttekening) gegeven. Ons tijdsbegrip is gebaseerd op gebeurtenissen. In een onlangs bijgewoonde Solidamentum-lezing door de heer G. van den Brink ging het over 'creatio tempi': de schepping van de tijd. De lezing behandelde in het bijzonder de vraag over hoe tijd en eeuwigheid zich verhouden, zoals het onderwerp ook aandacht kreeg in de traditie van de kerk.
Alles heeft een begin, behalve God. God bestaat altijd of 'eeuwig'. Alle andere dingen zijn geschapen, hebben een moment van ontstaan. Eeuwigheid is niet opdeelbaar, meetbaar. Tijd in de orde zoals wij die kennen, is dus ook iets dat is ontstaan; het is 'geschapen'. God staat buiten dat schema: "een dag bij den Heere is als duizend jaren, en duizend jaren als een dag" (2 Petrus 3:8, vanuit Psalm 90:4). Alles heeft een bepaalde tijd; maar God heeft geen bepaalde tijd; Hij is "de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal" (Openbaring 1:8).
De eeuwigheid van God is anders dan het bestaan van de menselijke ziel. Als we die 'eeuwig' noemen, gaat het om zijn altijd bestaan. Na de dood, waar het lichaam sterft, blijft de ziel. Maar het altijd bestaan van de mens is niet als de eeuwigheid van God: het verleden zal altijd verleden blijven en de toekomst toekomst.
In de theologie gaat het volgens Van den Brink om de verzoening van een 'dynamisch' tijdsbeeld met het beschreven beeld van eeuwigheid. De eeuwige God verordineert de tijd, en kent haar gebeurtenissen; maar vanuit het perspectief van het door de tijd bepaalde bestaan van de mens is de tijd niet statisch of deterministisch, aldus Van den Brink.
De vragen over tijd zijn niet gemakkelijk, de antwoorden ook niet. De mens blijft klein en afhankelijk, en het valt ons moeilijk van de eeuwige God te spreken.