vrijdag 13 augustus 2010

Het concept van 'geest'

In de filosofie van de geest staat vaak de verhouding tussen cognitie, materie en zelfbewustzijn centraal. De filosoof Gilbert Ryle werd bekend met zijn boek 'The Concept of Mind' -- mooi geschreven -- waarbij de startzin is: "There is a doctrine about the nature and place of minds which is so prevalent among theorists and even among laymen that it deserves to be described as the official theory." Vervolgens geeft Ryle een zeer goed geformuleerde beschrijving van die theorie van dualisme. Veel in deze beschrijving waardeer ik omdat ze belangrijke dingen stelt die de theorie van het dualisme kan stellen. Andere omschrijvingen van Ryle zijn echter onjuist algemeen toe te passen op deze theorie. Daarom nu een opsomming van wat de theorie van het dualisme niet per se stelt:


  1. Ze stelt niet dat het leven in geest en lichaam twee verschillende levens zijn. Ryle zelf beschrijft dit meesterlijk: "What the mind wills, the legs, arms and the tongue execute; what affects the ear and the eye has something to do with what the mind perceives; grimaces and smiles betray the mind's moods and bodily castigations lead, it is hoped, to moral improvement." Maar sommigen die zich negatief uitlaten over dualisme stellen dat ze de scheiding tussen lichaam en geest maakt om de een boven de ander te waarderen. Dat is echter niet een noodzakelijke stelling voor dualisme, hoogstens heeft het dualisme in haar historie sommige omarmers van dit denkbeeld gehad die de onafhankelijke gedachte en imaginatie van de geest hoger achtten dan de lichamelijke prikkel; maar dat maakt het niet tot noodzakelijk onderdeel van de theorie.

  2. Ze stelt wel dat lichaam en geest twee existenties zijn, maar niet dat de geestestoestand totaal niet af te leiden is uit wat het lichaam doet. Het is onbegrijpelijk dat Ryle stelt dat met de theorie van het dualisme het onmogelijk moet worden gesteld dingen te constateren over de geest van een ander, waar hij eerst heeft gezegd dat lichaam en geest volgens die theorie zo sterk gekoppeld worden geacht. Wel is het zo dat er uitzonderingen bestaan -- soms kan het lichaam inderdaad anders doen dan de geest, of de toestand van de geest totaal verbergen -- maar hieruit af te leiden dat het dualisme het 'zelf' isoleert van kennis van anderen is ongegrond.

  3. Ze stelt niet dat de geest onfeilbaar is en alles van het 'zelf' (in lichaam en ziel) weet. Wel is er sprake van een zelfkennis die directer is dan alle andere kennis van de wereld om ons heen, maar dat is geen al-kennis. Ons onderbewustzijn en andere gegevens van ons 'zelf' kunnen ons gemakkelijk ontgaan.

  4. Ze stelt niet dat de geest 'rationeel' is, al is het redelijke wel een substantieel onderdeel van de psyche van de mens. Echter, wie beter kan rekenen is niet meteen van een betere geest. Onze IQ-waarde beïnvloedt veel van onze levensmanieren en observaties, maar is geen graad voor het geestelijk bestaan.

  5. Ze kan niets verifieerbaars stellen over een mechanisme dat geest en lichaam met elkaar verbindt. Ze kan wel de concepten van geest en lichaam en hun relaties verder uitwerken, maar kan geen natuurwetenschappelijk of geesteswetenschappelijk verifieerbare stelling doen over de actuele verbintenis tussen het geestelijke en lichamelijke. Deze belangrijke constatering doet Ryle in zijn beschrijving van de theorie van het dualisme:
    But the actual transactions between the episodes of the private history [lees: van de geest] and those of the public history [lees: van het lichaam] remain mysterious, since by definition they can belong to neither series. They could not be reported among the happenings described in a person's autobiography of his inner life, but nor could they be reported among those described in someone else's biography of that person's overt career. They can be inspected neither by introspection nor by laboratory experiment.



Ryle zelf stelt dat het stellen van existentie van de geest een 'categoriefout' is, en dat de theorie van het dualisme daarom absurd is. Maar dat is bedelen om de vraag: waarom is het stellen van niet-existentie van de geest geen categoriefout, en daarom absurd? Het stellen dat de woorden over de geest iets anders bedoelen dan iets wat echt bestaat is een analytische stelling die een deel van de gegeven wereld niet als werkelijk beoordeelt maar als een functie van andere dingen die wel werkelijk zijn. De bewijslast voor deze stelling ligt in het aantonen dat de woorden over de geest toespelingen zijn op iets anders, en de bewijslast voor de theorie van het dualisme ligt in het aantonen dat deze woorden niet op iets anders kunnen wijzen.

Geen opmerkingen: