zaterdag 10 april 2010

'Geloof' versus 'kennis'

Gisteren schreven we over wat 'kennis' in ruime of nauwe zin betekent: het is een bepaalde verhouding tussen overtuigingen en de werkelijkheid. Dat herinnert ons aan de vraag: wat is het verschil tussen 'geloof' en 'kennis'? We gaan bij dit onderscheid vooral in op het gebruik van deze woorden.

We kunnen zeggen dat iemand kennis heeft wanneer we overtuigd zijn dat hij overtuigd is van iets dat ook waar is, en (in nauwere zin) zijn overtuiging het 'juiste' verband met die waarheid heeft. Echter, wanneer wij daarvan niet overtuigd zijn, of anderen niet overtuigd zijn van de waarheid daarvan, zijn we genoodzaakt te spreken van geloof omdat het gebruik van het woord kennis dan niet alle draagvlak heeft. Let wel: het gaat hier om het gebruik van de woorden 'kennis' en 'geloof'.

In het geval van het Christelijk geloof hebben we gezegd dat dat volgens Christelijke overtuiging zekere kennis en vast vertrouwen is. Echter, tegenover iemand die niet van de waarheid van dat Christelijk geloof overtuigd is, kunnen we niet het woord 'kennis' gebruiken maar gebruiken we het woord 'geloof'.

Daarvan zijn er drie gevallen: of men is overtuigd van het tegendeel, namelijk dat we weten dat God niet bestaat (anti-theïsme); of men zegt dat het onmogelijk is om God te kennen, en daarom moeten aannemen dat God niet bestaat (atheïsme); of men is ervan overtuigd dat we van geen van beiden een betrouwbare overtuiging kunnen hebben (agnosticisme). (Wikipedia hanteert overigens een andere definitie van anti-theïsme.) Het anti-theïsme betoogt dat de God van het Christendom niet kan bestaan om diverse redenen, zoals dat een liefdevol God het onrecht op de wereld niet kan toestaan. Het agnosticisme betoogt dat de overtuiging van het bestaan van God bijvoorbeeld niet te toetsen is aan wat we waarnemen en soms dat het denkbeeld van het bestaan van God daarom zelfs betekenisloos is, omdat er geen bewijs of tegenbewijs voor te leveren is vanuit de wetenschappelijke methode en er geen andere redelijke bronnen bestaan. Het atheïsme voegt daarbij dat omdat de gewenste zekerheid over God ontbreekt we moeten kiezen voor de minst belastende overtuiging, namelijk dat er geen God is. Als overtuigd Christen stel ik daartegenover dat we wel weten dat er een God is; dat bijvoorbeeld het onrecht in de wereld is veroorzaakt door de verkeerde wil van mensen, en dat onze levens in zowel lijden als geluk in een groter perspectief moeten worden gezien; dat bijvoorbeeld de schoonheid van de natuur wel op een God wijst; dat God door de Bijbel Israël en later door de openbaring van Jezus Christus, die geleden heeft en is opgestaan, waarmee voor ons duidelijk is dat Jezus de beloofde Messias, Gods Zoon was, ook de Bron voor onze opvattingen over God gegeven heeft.

1 opmerking:

Aris zei

Ditzelfde onderscheid tussen geloof en kennis wordt ook gemaakt door Kant in zijn Kritik der Reinen Vernunft. Ik citeer (uit de uitgave van Raymund Schmidt, p.197): "Menen is een voor-waar-houden waarvan men beseft dat het zowel subjectief als objectief ontoereikend is. Is het voor-waar-houden alleen subjectief toereikend en wordt het tegelijkertijd als objectief ontoereikend beschouwd, dan wordt het geloof genoemd. Het zowel subjectief als objectief toereikende voor-waar-houden ten slotte heet weten."

Het is voor overtuigingen belangrijk om aansluiting te vinden bij anderen. Dat benadrukt Kant als volgt: "De toetssteen van het voor-waar-houden (...) is daarom, uiterlijk, de mogelijkheid om het mee te delen en het voor-waar-houden voor de rede van elk mens geldig te bevinden. In dat geval bestaat er immers minstens een vermoeden dat de grond van de unanimiteit van alle oordelen, ondanks de verschillen tussen de subjecten onderling, op een gemeenschappelijke grond zal berusten, namelijk op het object (...)" (a.w., p.196).

Over de overtuiging van het bestaan van God heeft Kant het natuurlijk al lang gehad, en daar gezegd dat een godsbewijs uit de empirie of transcedentie niet zonder tegenspraak mogelijk is; we kunnen niet verder komen dan een 'natuurbegrip' --- daarom is die overtuiging in de zin van Kant een geloof. Dat geloof heeft wel sterke gronden, op twee manieren: vanuit de ervaring van een hoogste intelligentie als schepper van de wereld; daarnaast ook uit de morele overtuiging. Ik vind het moeilijk Kant gelijk te geven op het punt dat er geen 'kennen' van God zou zijn. Er bestaat mijns inziens ook een kennen door Gods openbaring door Gods Woord (in de Bijbel en in het hart). Misschien betreft dat een andere categorie dan de empirie (en ratio); maar als dat zo is, betreft het ook een andere categorie dan de categorieën van kennis die Kant onderscheidde (a-priori/a-posteriori, analytisch/synthetisch)...!