zaterdag 23 maart 2013

Twee dingen waar we het meest bang voor zijn

In het gedachtegoed van de Duitse filosoof Heidegger neemt angst een centrale plaats in. Heidegger onderscheidt 'angst' van 'vrees': 'vrees' is bang zijn voor iets wat we kennen, 'angst' is bang zijn voor iets onbepaalds. Zo komt Heidegger uit op de gedachte dat moed om angst voor het niets uit te staan een van de meest existentiële manieren van leven is.

Eerder gaf ik al een christelijk alternatief voor de visie van Heidegger op de dood waar hoop in de plaats van angst komt. In dit bericht wil ik juist ingaan op angst om te leven.

Wat zijn de dingen waar we het meest bang voor zijn? De twee dingen waar we volgens mij het meest bang voor zijn zijn de volgende:
  1. een zinloos leven;
  2. het verliezen van onze uniekheid.

Laat ik eerst wat algemene dingen hierover zeggen en dan een visie geven vanuit een christelijke filosofie.

Wat het eerste, zinvolheid, betreft, "zin" is nog best subjectief. Als wij ons leven zinvol vinden is het al genoeg. Anderzijds zoeken we vaak objectieve bevestiging of grond voor ons gevoel van "zin". Ik zal op beiden proberen in te gaan.

Wat het tweede, uniekheid, betreft, dat gaat eigenlijk om de verhouding tussen algemene dingen en individuele dingen. (Vergelijk de universalia-strijd in de Middeleeuwse filosofie: wat is belangrijker, het algemene begrip (universalium) of het individuele ding (res)?) Verder is "uniek zijn" relatief ten opzichte van een vergelijkingspunt: wat betreft moleculaire samenstelling zijn we allemaal uniek, maar wat betreft namen niet, bijvoorbeeld: grote kans dat er iemand anders op deze wereld bestaat met dezelfde roepnaam als jij.

Voor deze twee dingen zijn we best bang. Heeft mijn leven wel zin? Los ik niet op in de massa?

Vanuit een christelijke visie is zinvolheid in eerste instantie vanuit Gods schepping vanzelfsprekend omdat God ons gemaakt heeft:
  • God heeft de mens in een betekenisvolle wereld gezet;
  • God wil voor mensen zorgen.
Maar vanuit menselijk perspectief is die zinvolheid nu niet zo vanzelfsprekend meer. In het bijbelboek Prediker is dat het hoofdthema: "alles is zinloos". Dat wordt in dat bijbelboek duidelijk door verschillende aspecten:
  • Er is niets nieuws te bedenken: alles is hiervoor al bedacht en geweest.
  • Wijsheid en kennis heeft geen zin: het brengt vooral verdriet en je kunt het niet gebruiken na je dood.
  • Alles wat je doet heeft geen zin, omdat het na je dood weer vergaat of in verkeerde handen valt.
Dus dit bijbelboek is erg pessimistisch. Maar we moeten in de gaten houden waar het pessimistisch over is: over het realiseren van menselijke projecten. Christelijk leven betekent dus dat je zin ontleent aan gelovig leven, en niet aan menselijke projecten. Gelovig leven ontleent betekenis aan elk moment omdat het een leven is dat in alles God zoekt, en niet meer dan dat. Een christen kan geluk ontlenen uit wat hij van God krijgt (en dat is heel veel), maar is verder gewoon verplicht om ethisch juist te handelen. Dat is trouwens geen leven zonder perspectief. Geloof geeft het perspectief van het afwachten van de toekomst van God. dus niet de toekomst van een eigen project, maar de toekomst van God. Dat perspectief is veel zekerder! Het is wel iets wat nog onzichtbaar is. De apostel Paulus zegt daarom ook van het geloof dat het de onzichtbare dingen ziet, en hij geeft een lange lijst van voorbeelden: Noach geloofde dat God de aarde zou bedekken met water, Abraham geloofde dat God hem in een ander land zou brengen en geloofde Gods belofte van kinderen, Izak geloofde de belofte van God toen hij zijn zonen zegende, enzovoort. Al die dingen gaan niet zozeer om het geloof in specifieke beloften maar om het geloof in de toekomst van God.

Vanuit een christelijke visie is uniekheid verzekerd omdat God een persoonlijke God wil zijn die iedereen afzonderlijk ("bij naam") kent. Dat is duidelijk als God zegt dat hij de God van Abraham, van Izak en van Jakob is. In het bijbelboek Openbaring wordt de nieuwe stad van God genoemd: daarin staan de twaalf namen van de stammen van Israël apart geschreven, en de namen van de twaalf apostelen. Dat beeldt uit dat God niet vergeet maar ieder persoonlijk kent. Anderzijds is het niet zo dat we belangrijker zijn dan anderen: Christus laat zien hoe we de ander moeten dienen.

Over beide aspecten van zin en uniekheid kunnen we bijvoorbeeld lezen in de profetie van Jesaja (40:26-31):
Sla uw ogen op naar omhoog,
en zie Wie deze dingen geschapen heeft;
Hij is het Die hun leger voltallig tevoorschijn brengt,
ze alle bij name roept
door Zijn grote vermogen en Zijn sterke kracht;
er ontbreekt er niet één.

Waarom zegt u dan, Jakob,
en spreekt u, Israël:
Mijn weg is voor de HEERE verborgen
en mijn recht gaat aan mijn God voorbij?
Weet u het niet?
Hebt u het niet gehoord?
De eeuwige God, de HEERE,
de Schepper van de einden der aarde,
wordt niet moe en niet afgemat.
Er is geen doorgronding van Zijn inzicht.
Hij geeft de vermoeide kracht
en Hij vermeerdert de sterkte van wie geen krachten heeft.
Jongeren zullen moe en afgemat worden,
jonge mannen zullen zeker struikelen;
maar wie de HEERE verwachten, zullen hun kracht vernieuwen,
zij zullen hun vleugels uitslaan als arenden,
zij zullen snel lopen en niet afgemat worden,
zij zullen lopen en niet moe worden.

Geen opmerkingen: