zaterdag 23 juli 2016

Psalmen - 6

Hieronder volgt de zesde psalm:
1 Een psalm van David, voor de koorleider, bij snarenspel, op ‘De achtste’.
2 HEERE, straf mij niet in Uw toorn,
bestraf mij niet in Uw grimmigheid!
3 Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt,
genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt.
4 Ja, mijn ziel is zeer door schrik overmand.
En U, HEERE, hoelang nog?
5 Keer terug, HEERE, red mijn ziel,
verlos mij, omwille van Uw goedertierenheid.
6 Want in de dood is er geen gedachtenis aan U,
wie zal U loven in het graf?
7 Ik ben moe van mijn zuchten,
heel de nacht maak ik mijn bed nat,
doorweek ik mijn rustbank met mijn tranen.
8 Mijn ogen zijn verzwakt van verdriet,
ze zijn oud geworden vanwege al mijn tegenstanders.
9 Ga weg van mij, u allen die onrecht bedrijft,
want de HEERE heeft mijn luide geween gehoord.
10 De HEERE heeft mijn smeken gehoord,
de HEERE zal mijn gebed aannemen.
11 Al mijn vijanden worden zeer beschaamd en door schrik overmand;
zij deinzen terug, zij worden in een ogenblik beschaamd.

Bevreemdend:
De psalm staat in het teken van verdriet en misschien ziekte. Er worden sterke poëtische uitdrukkingen gebruikt zoals "mijn beenderen zijn verschrikt" / "mijn ogen zijn verzwakt van verdriet" die buiten een lied natuurlijk vreemd zouden overkomen. Wat misschien bevreemdend is, is dat David zijn verdriet en zwakheid meteen ook verbindt aan de vijandschap en het onrecht van mensen om hem heen. Dat doet me eraan twijfelen of we het vragen om genezing (vers 3) moeten opvatten als genezing van ziekte. Het beschrijft eerder een situatie waarin David dodelijk vermoeid en angstig is. Mogelijk is het echter een combinatie van beide.

Bevreemdend voor onze hedendaagse oren is dat David zijn diepe zwakheid en angst als straf van God erkent. Er staat immers: "HEERE, straf mij niet in Uw toorn"! David weet blijkbaar dat hij schuldig is voor God en dat hij deze straf verdiend heeft. Hij vraagt om Gods goedertierenheid of genade, en bepleit dat als God hem doodt, hij God niet meer zal kunnen dienen.

De toorn van God en het straffen door middel van ziekte zijn dingen die de verlichte mens ergeren. Als God bestaat, wil men toch zonder beïnvloeding zelf kunnen beslissen om wel of niet het goede te doen! Laat God door middel van overleg proberen ons te overtuigen, maar niet met middelen van dwang! Met andere woorden, we accepteren wel een onderhandelingshuishouding maar geen gezagshuishouding.

Echter, God gebruikt straf voor ons bestwil, niet als vergelding of als middel om macht uit te oefenen. Ziekte was in het geval van David een middel om hem te wijzen op zijn schuld en nietigheid als mens. Aan het einde van de psalm erkent David Gods macht en genade.

Herkenbaar:
Herkenbaar is waar David om vraagt: Gods goedertierenheid en verlossing. De verlossing van God gaat verder dan alleen af en toe een moment. De duisternis waarin de mens verkeert ten opzichte van God is continu geworden. Zwakheid van het lichaam door de vloek van de dood is niet het enige, er is ook zwakheid in de menselijke geest om het goede te kennen en God te zoeken.

Profetisch:
Ook in 2016 kunnen we door schrik overmand worden door de verschillende terreuraanslagen. Het is niet de angst en verzwakking van één persoon, maar angst en verzwakking van de mensheid. Voor een Christen is er echter hoop op Gods verlossing, die niet tijdelijk maar eeuwig is in het komende Koninkrijk van God. "Keer terug, HEERE", zouden we kunnen bidden, om de terugkeer van Jezus Christus die de aarde zal oordelen, op een moment dat de ziekte en tegenstand haar hoogtepunt zal hebben bereikt. Zoals Johannes aan de gemeenten schrijft in de Openbaring van de wederkomst van Christus:
Wie onrecht doet, laat hij nog meer onrecht doen. En wie vuil is, laat hij nog vuiler worden. En wie rechtvaardig is, laat hij nog meer gerechtvaardigd worden. En wie heilig is, laat hij nog meer geheiligd worden.
En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn.
(...)
En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; en laat hij die wil, het water des levens nemen, voor niets. (Openbaring aan Johannes, 22, 11-12, 17)

Geen opmerkingen: