Een gouden kleinood van David.
Bewaar mij, o God,
want ik heb tot U de toevlucht genomen.
2 Mijn ziel, u hebt tegen de HEERE gezegd: U bent de Heere;
mijn goedheid is niet voor U,
3 maar voor de heiligen die op de aarde zijn,
en de machtigen, in wie ik al mijn vreugde vind.
4 Groot wordt het leed van hen die andere goden geschenken geven;
ik echter giet geen plengoffers van bloed voor ze uit
en neem de namen ervan niet op mijn lippen.
5 De HEERE is mijn enig deel en mijn beker.
U onderhoudt wat het lot mij toewees.
6 De meetsnoeren zijn voor mij in lieflijke plaatsen gevallen,
ja, een prachtig erfelijk bezit heb ik gekregen.
7 Ik loof de HEERE, Die mij raad heeft gegeven;
zelfs 's nachts onderwijzen mij mijn nieren.
8 Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen;
omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet.
9 Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich,
ook zal mijn lichaam veilig wonen.
10 Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten,
U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet.
11 U maakt mij het pad ten leven bekend;
overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht,
lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd.
Bevreemdend
Er zijn een best een aantal dingen die in deze psalm genoemd worden die (voor ons) niet vanzelfsprekend zijn.
Allereerst de verwijzing naar 'plengoffers van bloed' voor andere goden (vers 4). Blijkbaar was dat dus in de tijd van deze psalm het geval. In de priesterwetten van Israël kon een plengoffer van wijn aan God gebracht worden, maar niet van bloed. Er werden wel bloedige offers gebracht bij het brandoffer of zondeoffer, juist waar het om vergeving van zonden gaat voor God. Bloed in de Joodse eredienst wijst dus op vergeving. Daarom schrijft de apostel Johannes ook: "het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde" (eerste brief, 1, 7).
De uitdrukking "'s nachts onderwijzen mij mijn nieren" (vers 7) is voor ons ook vreemd. Het is beeldspraak voor gevoelens en verlangen. Zoals wij zeggen "ik voelde in mijn hart dat ..." of "mijn onderbuikgevoel zei ...", vinden we in het Hebreeuws het hart als de plek van de wil en overleg, en de nieren als plek van het gevoel en verlangen. Hier betekent het dus dat David 's nachts bedacht hoe groot God was voor hem.
In vers 2 staat: "Mijn goedheid is niet voor u" (of "raakt niet tot u"). Tegenwoordig is het niet vanzelfsprekend, zoals het voor David was, dat zijn goede daden niet tot God raken. Wij denken God wel goed te kunnen doen. We denken Gods achting te winnen door in het algemeen goed te leven. Ons godsbeeld staat dus op een lager pitje en ons mensbeeld op een hoog niveau. David zag dat andersom. Zijn daden konden hoogstens het beste voor de meest geëerden onder de mensen betekenen. Op zich komt de gedachte dat onze daden 'horizontaal' zijn (dus voor andere mensen, niet voor een God) vandaag ook wel veel voor. Maar dat gaat vaak hand in hand met het niet geloven in een persoonlijke God.
"Want u zult mijn ziel in het graf niet verlaten": veel mensen geloven dat er na de dood wel 'iets' is, dat onze ziel voortbestaat. Dat zouden we hierin kunnen herkennen.
Echter, David bedoelde met deze woorden waarschijnlijk vooral op iets anders. David verwijst hier waarschijnlijk naar de belofte die God hem deed dat Hij het nageslacht van David voor altijd het koningschap van Israël zou geven (tweede boek Samuël, 7). Dus kunnen we deze woorden zo opvatten: "zelfs bij mijn dood zal Uw zorg voor mijn nageslacht voor altijd verder gaan, omdat U mij een eeuwig koningschap hebt beloofd". Deze woorden zijn dus in geloof uitgesproken, zonder dat het voor David heel duidelijk was hoe God zijn koningschap voor eeuwig zou voortzetten.
Deze uitleg geven de apostel Petrus en de apostel Paulus aan de psalm, maar ze geven er ook een nieuwe wending aan: ze passen het toe op de opstanding van Jezus:
"Mannenbroeders, het is mij toegestaan over de aartsvader David vrijuit tegen u te zeggen dat hij én gestorven én begraven is, en dat zijn graf tot op deze dag bij ons is. Aangezien hij een profeet was en wist dat God hem met een eed gezworen had dat Hij uit de vrucht van zijn lichaam, voor zover het zijn vlees betrof, de Christus zou doen opstaan om Hem op zijn troon te zetten, daarom voorzag hij dit en zei hij over de opstanding van Christus dat Zijn ziel niet is verlaten in het graf en dat Zijn vlees geen ontbinding heeft gezien." (Handelingen van de apostelen, 2, 29-31)
"Immers, David is ontslapen nadat hij in zijn tijd het raadsbesluit van God uitgediend had, en hij is bij zijn vaderen gelegd en heeft wel ontbinding gezien; maar Hij Die God opgewekt heeft, heeft geen ontbinding gezien." (Handelingen van de apostelen, 13, 36-37)Voor ons westerlingen is de vrije uitleg van Petrus en Paulus nogal bevreemdend; wij zouden vinden dat ze niet genoeg recht deden aan de originele betekenis van de tekst. De bedoeling van David kan moeilijk geweest zijn om met de woorden "U zult mijn ziel in het graf niet verlaten" opeens te spreken voor zijn nakomeling Jezus.
De Joodse cultuur gaat echter anders met de tekst om dan de Griekse (zie mijn eerdere blog daarover): 'ze blaast de tekst nieuw leven in', in plaats van zich helemaal te richten op de oorspronkelijke betekenis, zei mijn docent Joodse filosofie prof.dr. Luc Anckaert. Dus terwijl David als profeet voorzag dat God na zijn dood op wonderlijke wijze voortzetting zou geven aan zijn koningschap, geven Petrus en Paulus deze woorden meteen een nieuwe betekenis die ze voor David niet gehad kunnen hebben: dat Jezus zelf 'in het graf niet verlaten is geweest en geen ontbinding heeft gezien'. Het mooie van een dergelijk nieuw gebruik van oude woorden is dat ze de oorspronkelijke betekenis verrijkt. Voor mij als westers mens blijft het lastig om zo met de tekst om te gaan. Het lijkt doen alsof David als profeet de opstanding van Jezus heeft voorzegd, terwijl hij maar een vaag begrip moet hebben gehad van wat God in de toekomst voor zijn nageslacht zou gaan doen. Maar nee, ik moet niet zeggen 'vaag begrip', maar liever 'vast en vreugdevol vertrouwen' (mooie alliteratie...). Het verbinden van de vervulling met de oorspronkelijke hoop van David blijft mooi en complex.
Herkenbaar
Het vetrouwen op God is herkenbaar voor een christen, evenals dat we van God afhankelijk zijn (zie het gebed in vers 1). Eigenlijk is deze hele psalm ene uiting van vertrouwen en vreugde in God.
Profetisch
We hebben al genoemd hoe deze psalm op de opstanding van Jezus te betrekken is. We mogen ook vandaag ons verheugen in en verlangen naar Gods rijk en het pad van het leven!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten