zondag 10 september 2017

Psalmen - 17

Een gebed van David.
HEERE, luister naar mijn rechtvaardige zaak,
sla acht op mijn roepen,
neem mijn gebed ter ore,
met onbedrieglijke lippen gesproken.
2 Laat van Uw aangezicht mijn recht uitgaan,
laat Uw ogen zien wat billijk is.
3 U hebt mijn hart beproefd,
het 's nachts doorzocht,
U hebt mij getoetst,
U vindt niets.
Wat ik ook moge denken,
het komt mij niet uit de mond.
4 Wat de daden van de mens betreft,
ík ben overeenkomstig het woord van Uw lippen op mijn hoede geweest
voor de paden van de gewelddadige.
5 Ik hield mijn schreden in Uw sporen,
zodat mijn voetstappen niet zouden wankelen.
6 Ík roep U aan,
omdat U mij verhoort, o God;
neig Uw oor tot mij,
luister naar mijn woorden.
7 Toon de wonderen van Uw goedertierenheid,
U, Die hen verlost die tot U de toevlucht nemen,
van hen die tegen Uw rechterhand opstaan.
8 Bewaar mij als Uw oogappel,
verberg mij onder de schaduw van Uw vleugels
9 voor de goddelozen die mij verwoesten,
voor mijn doodsvijanden, die mij omsingelen.
10 Met hun vet hebben zij hun hart afgesloten,
met hun mond hebben zij trotse taal gesproken.
11 Zij omringen nu onze schreden,
zij loeren op ons, door zich ter aarde neer te buigen.
12 Hij is als een leeuw die ernaar verlangt te verscheuren,
als een jonge leeuw die op verborgen plaatsen zit.
13 Sta op, HEERE, treed hem tegemoet, vel hem neer;
bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van de goddeloze,
14 bevrijd mij met Uw hand van de mannen, HEERE,
van de mannen van de wereld,
die hun deel hebben in dít leven.
U vult hun buik met Uw verborgen schatten;
hun kinderen worden verzadigd
en laten hun overschot na aan hún kinderen.
15 Ik echter zal in gerechtigheid Uw aangezicht aanschouwen;
ik zal, wanneer ik ontwaak, verzadigd worden met Uw beeld.

Bevreemdend
In de psalmen lezen we vaak dat in het gebed tot God eerst de oprechte intentie en de goede houding van de auteur wordt benoemd. Dat lezen we ook hier: David noemt het doel waarvoor hij bidt rechtvaardig (vers 1), zijn hart en mond oprecht (vers 3), en zijn daden volgens de aanwijzingen van God daarvoor (vers 4). Ik heb als ik bid niet gauw de neiging om dat te doen, maar om juist te erkennen dat mijn daden niet perfect, mijn motieven en woorden niet zuiver als goud zijn. Ik kan me dan ook echt verbazen over wat er hier in de psalm gezegd wordt.

Er zijn trouwens ook genoeg psalmen waarin David aan God zijn zonde erkent en vraagt om vergeving. Maar in deze en andere psalmen is dat niet het geval.

Wat is de reden dat David zijn oprechtheid benoemt? Dat is heel goed te lezen uit deze psalm. De reden is dat hij een beroep doet op Gods rechtvaardigheid, en zijn relatie met God benadrukt: 'Ik hoor bij U, help mij!' Of met de woorden van David: 'Bewaar mij als Uw oogappel' (vers 8).

Dat de manier van bidden in psalm 17 bevreemdend ervaren kan worden, is omdat elke tijd zijn eigen waarden heeft. Het kan ons dus iets leren over onze eigen tijd en waarden. Welke waarden gaat het hier om? Vandaag de dag gaat het allereerst om wat je voelt, niet om wat je doet. Wij zouden eerder onze gevoelens benoemen: liefde, bewondering, overgave, et cetera. Het is interessant dat voor ons gevoel en denken belangrijker is voor een relatie dan daden. Dat is niet zomaar anders te denken. Wat we wel kunnen doen is meer reflecteren over hoe onze daden ons dichterbij God kunnen brengen of juist verder weg. Dus: hoe we in ons dagelijks handelen meer van de relatie met God kunnen latern zien.

Verder spreekt David in deze psalm zijn angst voor zijn vijanden uit. In de tijd van David was geweld veel reëler dan in onze tijd. We zijn het zo ver ontwend dat er nog amper het nut van defensie wordt ingezien (zelf denk ik dat dat een zegen is, en dat geweld ook niet past bij een christen). Op andere plaatsen in de wereld is geweld ook vandaag nog reëel. Israël is er helaas een voorbeeld van.

Herkenbaar
Hoewel we ons niet zoveel kunnen voorstellen bij een doodsvijand, kunnen we wel lezen hoe David ermee tot God komt. Hij vraagt eerst om bescherming (vers 7-8, vers 13). Hij benoemt vervolgens dat het zo tegenstrijdig en moeilijk is dat God de zon ook laat opgaan over onrechtvaardigen ("U vult hun buik met Uw verborgen schatten", vers 14).

De vraag waarom God goede mensen laat lijden en slechte mensen voorspoed kunnen hebben, is heel herkenbaar. Toch realiseert David zich in deze psalm meteen dat hij meer vreugde heeft. De vreugde van wie zonder God leeft, blijft beperkt tot de dingen die God geeft, en komt niet - tenzij iemand zich bekeert - tot God zelf. Davids vreugde is in God.

De kinderen van de wereld worden verzadigd door lichamelijk genot (de 'buik'), maar David wordt verzadigd door het naderen tot God ('Uw aangezicht') (vers 17). Hetzelfde woord 'verzadigen' wordt twee keer achter elkaar gebruikt.

Profetisch
De kern van de psalm is dus de tegenstelling tussen de liefde voor de wereld, dat gaat om "de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven" (eerste brief van de apostel Johannes, 2, 16), en de liefde tot God. Hiervan zegt Johannes:
En de wereld gaat voorbij met haar begeerte; maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid. (eerste brief van de apostel Johannes, 2, 17)
En in de woorden van Jezus:
Verzamel geen schatten voor u op de aarde, waar mot en roest ze verderven, en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamel schatten voor u in de hemel, waar geen mot of roest ze verderft, en waar dieven niet inbreken of stelen; want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. (evangelie van Mattheüs, 6, 19-21)
Dat de liefde tot God veel kost, laat deze psalm zien.

Geen opmerkingen: