De Nederlandse filosoof Dooyeweerd schetste in zijn "Wijsbegeerte der Wetsidee" (1935) deel twee een heel aantal "zijnsaspecten" van de Schepping: fysisch, biotisch, perceptief en sensitief (psychisch), spiritueel. Al deze aspecten zouden niet alleen subjectief, maar ook objectief 'zijn'. Hiermee kan onderscheid gemaakt worden tussen levenloze (geen objectief biotisch aspect) en levende dingen, tussen dieren (met een objectief psychisch aspect) en andere organismen zoals planten, tussen de geest van de mens (met een objectief spiritueel aspect) en het dier. Alle zijnsaspecten zijn overigens in objectieve zin vervlochten: de lagere structuren 'gaan op in' de hogere, enkapsis.
De huidige empirische natuurwetenschap beperkt zich echter tot het fysische. Het aannemen van zijnsaspecten boven de empirische zal zich filosofisch dan ook goed moeten laten beargumenteren.
Wat betreft het verschil tussen ziel (geest) en lichaam bestaat er een argumentatie vanuit het christelijke mensbeeld: de ziel van de mens is onsterfelijk; de mens heeft een `ik', een vrije wil die verantwoording af zal moeten leggen. Het fysische en het geestelijke móet wel objectief van elkaar gescheiden zijn: de fysische wetmatigheden gelden niet voor het geestelijke, en vice versa; de geestelijke dingen zijn niet te reduceren tot de fysische. Wat mij betreft is dat het enige ontologische onderscheid dat noodzakelijk gemaakt moet worden; de andere zijnsaspecten zijn wat mij betreft te rekenen tot het subjectieve: hoe wij de dingen (kunnen) ervaren.
In de Bijbel worden de begrippen `ziel' / `geest' en `lichaam' toch ook vooral aanverwant gebruikt. (In het boek "Psychologie, een christelijke kijk op het mentale leven" door dr. W.J. Ouweneel staat een mooie uiteenzetting over zijnsaspecten, inclusief een analyse van de Bijbelse begrippen (p.58-59).) De ziel is niet zomaar een mechaniek dat los staat van het lichaam. Gevoelens zijn zaak van zowel `ziel' als `lichaam' (zie bijv. Ps.63:2,84:3,107:9).
Maar het `lichaam' sterft, de `geest' van de mens is onsterfelijk. Dat roept meteen de vraag op: hoe zit het met dieren? Ook bij dieren gaat het om een `levende ziel': dieren zijn echt, bewegen, leven. Ze zijn even bijzonder als ons lichaam, wat echt een deel van ons is.
Treffend is hoe Prediker 3:16 t/m 21 schrijft over de onsterfelijke ziel. De mens kan zonder God en gerechtigheid niet uitnemender zijn dan een dier dat geboren wordt, leeft, sterft. Wie merkt dat de adem van de mensen naar boven gaat?
Verder heb ik ook gezien onder de zon, ter plaatse des gerichts, aldaar was goddeloosheid; en ter plaatse der gerechtigheid, aldaar was goddeloosheid.
Ik zeide in mijn hart: God zal den rechtvaardige en den goddeloze oordelen; want aldaar is de tijd voor alle voornemen, en over alle werk.
Ik zeide in mijn hart van de gelegenheid der mensenkinderen, dat God hen zal verklaren, en dat zij zullen zien, dat zij als de beesten zijn aan zichzelven.
Want wat den kinderen der mensen wedervaart, dat wedervaart ook den beesten; en enerlei wedervaart hun beiden; gelijk die sterft, alzo sterft deze, en zij allen hebben enerlei adem, en de uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen zijn zij ijdelheid.
Zij gaan allen naar een plaats; zij zijn allen uit het stof, en zij keren allen weder tot het stof.
Wie merkt, dat de adem van de kinderen der mensen opvaart naar boven, en de adem der beesten nederwaarts vaart in de aarde?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten