donderdag 6 januari 2011

Aardse socio-economisch-ethische perspectieven

In een prachtig én lang artikel in NRC legt Bas Heijne precies uit wat het probleem is met de hoge idealen van de ethiek dat sommige ethici ertoe neigt om liever in 'realistischer' termen van eigenbelang te spreken.
"Het zijn de verlichtingsbegrippen, na de Tweede Wereldoorlog verheven tot dogma’s, die nu op een agressieve manier worden ontmaskerd als leugens, geriefelijke ontkenningen van wezenlijke behoeften. Gelijkheid, tolerantie, zachtmoedigheid, rechtvaardigheid – keer op keer worden mensen die deze abstracties hoog in het vaandel hebben staan, ontmaskerd als akelig hypocriet, als zogenaamde hoogstaande geesten die er een dubbele moraal op nahouden. Daartegenover staan bij uitstek menselijke behoeften: verwantschap, eigenheid, trots – met daaronder een groot verlangen naar een zuivere gemeenschap."
In de politiek, maakt Heijne duidelijk, heeft dat de smaak van fascisme.

Is het probleem met de Verlichtingsidealen hun abstractie? Het lijkt van wel. Heijne stelt: "Het "durf te denken!" van Immanuel Kant is ingeruild voor een spannender adagium: durf te voelen."
"Ieder abstract principe wordt dan gezien als een hypocriete, hinderlijke leugen. Wat telt is niet de wereld, maar alleen nog je eigen belevingswereld. Daarbinnen kun je jezelf het middelpunt van alles wanen – en hoef je jezelf geen rekenschap te geven van de rest van de wereld. Het doorgeschoten relativisme van een progressieve generatie wordt nu als excuus gebruikt om iedere vorm van zelfrelativering uit de weg te gaan. Dat is geen correctie op het verlichtingsdenken, dat is verraad aan het verlichtingsdenken. Omdat men aanvoelt dat de menselijke natuur op een hypocriete manier wordt onderdrukt, wordt het ideaal nu door steeds meer mensen overbodig verklaard. Eindelijk mogen we elkaar weer haten."


Hoe is deze reflex van opstand tegen elke opgelegde moraal te keren? Heijne heeft de volgende oplossing: laten we realist zijn over onze gevoelens, dat zal ons in staat stellen de humanitaire wet desondanks te gehoorzamen. Het idealisme geeft Heijne de schuld:
"Waar is het fout gegaan? In de neiging om de Verlichting op te vatten als een geloofsleer, in plaats van een levenshouding, een loffelijk streven om onze al te menselijke aanvechtingen in goede banen te leiden. In handen van het progressieve establishment werden ze tot dogma’s waaraan een gevoel van superioriteit werd ontleend; omdat je aan de goede kant stond, was je vanzelf ook goed. Men verzuimde die dogma’s in tijden van globalisering en immigratie opnieuw te toetsen aan de werkelijkheid."
En ten slotte sluit hij af met:
"Misschien hoeven we niet van elkaar te houden. Misschien hoeven we elkaar niet eens aardig te vinden. De ware humanist laat zich geen knollen voor citroenen verkopen, die weet waarmee hij te maken heeft: de mens. De menselijke natuur ontkennen, weet hij, is even gevaarlijk als erin zwelgen. Tussen die twee smadelijke uitersten moet hij nu zijn eigen positie innemen."


Deze 'balans tussen uitersten' (het ontkennen van het rationalisme en het zwelgen van het romanticisme) klinkt Aristotelisch, en is altijd goed. Maar toch lijkt me met het gevoel meer aan de hand. Het lijkt me ook van belang dat mensen van binnenuit, niet door verstand maar juist primair door gevoel gemotiveerd zijn. Het verstand heeft een succesfactor, maar soms moet het het afleggen tegen het onderdrukte gevoel. Freud zou zeggen: het super-ego moet het soms afleggen tegen het id. Het is misschien zaak om eerst eens het gevoel op orde te krijgen in plaats van het verstand daar primair de taak voor te geven. Zoals voor de christelijke wet de liefde op de eerste plaats staat, liefde tot God en liefde voor de medemens. (Zie ook mijn eerdere bericht over ethiek.)

Of blijft het niet 'realistisch' om te hopen op een innerlijke orde op zaken? "Niet alle mensen zijn heiligen", zeggen sommigen, en dat is een voldoende argument om een zo hoge ethiek af te doen als irreëel? Neem als voorbeeld het perspectief van de Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588-1679) die de samenleving een "oorlog van allen tegen allen" noemde. Of het principe van eigenbelang in de vrije markt, het liberalisme van Adam Smith (zie ook dit eerdere bericht daarover). Of de opvatting van Bernard Williams (1929-2003) die stelde dat morele verplichting verenigbaar moest zijn met eigenbelang.

Daartegenover staan de woorden van Jezus (Mattheüs 5):
U hebt gehoord dat er gezegd is: Heb uw naaste lief en haat uw vijand. Maar ik zeg u: heb uw vijanden lief en bid voor wie u vervolgen. Dan zult u kinderen zijn van uw Vader in de hemel. Want God laat zijn zon opgaan over slechte en goede mensen en hij laat het regenen voor rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Hoe kunt u verwachten dat God u zal belonen, als u alleen uw vrienden liefhebt?


Of is hier toch sprake van eigenbelang, omdat God zal belonen na dit leven? Ja, maar dat is dan wel een gezond eigenbelang! Eigenbelang dat liefde tot God boven (hoogmoedige) eigenliefde stelt, en liefde tot de medemens daaraan gelijk (in plaats van gierigheid en haat), is een christelijk eigenbelang. "Laten we dus eens echt realistisch worden", zouden christenen kunnen zeggen (alle goede en respectabele aardse socio-economisch-ethische perspectieven ten spijt), "en eens kijken waarom mensen zich niet om het bestaan van God en van het leven na de dood bekommeren." Dàt is de ellende van de mens.

Geen opmerkingen: