maandag 3 januari 2011

Werkelijkheid of zo

Het menselijk lichaam is geen pasvorm maar reëel. Deelt u deze stelling? Ik besef dat ik met deze stelling al een sterke vooronderstelling heb gemaakt.

Ze leidt er namelijk toe dat er een nogal realistisch perspectief op de werkelijkheid kan worden gefundeerd. Laten we beginnen bij het begin.

Allereerst is men in de filosofie een onderscheid gaan maken tussen 'de werkelijkheid' en onze waarneming daarvan, waarschijnlijk daartoe genoopt omdat we in eigen waarneming van dezelfde werkelijkheid dingen verschillend kunnen benoemen. De Amerikaanse filosoof Wilfrid Sellars (1912-1989) onderscheidt 'impressions' en 'sense data': het eerste is een onbenoemde ervaring, het tweede een benoemde. Volgens Sellars, die daarmee een ouder probleem formaliseerde wat zich toonde in Berkeley's, Hume's, Kants kritiek op een 'common sense' waarnemingstheorie (zoals bij Locke), is er sprake van een mythe dat wordt verondersteld dat 'impressions' (het onbenoemde) en 'sense data' (het benoemde, logische, cognitieve) kunnen overeenkomen. Sellars noemt dit 'The Myth of the Given', in zijn beroemde essay 'Empiricism and the Philosophy of Mind' (1956). (Zie ook Simon Blackburn, Truth: A Guide for the Perplexed (2005), hoofdstuk 6.)

Sellars ontkent blijkbaar niet dat er 'impressions' zijn, maar ontkent dat in de empirie gewoon overeenkomst tussen 'sense data' en die 'impressions' kan zijn. Voor hem is dit reden voor een radicaal verschil tussen het cognitieve domein en de wereld daarbuiten.

Voor mij is het feit dat er 'impressions', onbenoembare waarnemingen zijn juist reden voor een realistisch perspectief: die 'impressions' zijn namelijk verschillend van de manieren waarop we ze benoemen. Over onze onbenoembare waarneming hebben we geen macht (zie mijn eerdere bericht over idealisme en realisme). En met Sellars ben ik het slechts in zoverre eens, dat een naam (in de benoemde waarneming van 'sense data') inderdaad verschilt van waarnaar het verwijst (in de onbenoemde waarneming van 'impressions'). Maar in een andere zin benoemen namen de overeenkomsten en verschillen in het onbenoemde, en is er dus wel degelijk een verband.

De volgende vraag is: hoe direct is dat verband? Voor het benoemen van dingen gebruiken we woorden voor 'substanties', voor 'dragers van eigenschappen' ofwel bundelaars van bepaalde impressies. Berust dat op enige realiteit? Waarom denken we eigenlijk in substanties? Hier is de beginreden: we kennen onszelf (ons lichaam) als substantie, we zijn ons ervan bewust dat wijzelf (ons lichaam) anders zijn dan de rest van de wereld. En dat is heel natuurlijk: met onszelf worden we geboren, groeien we op, staan we op en gaan we naar bed. Vanuit dat begrip van onszelf als substantie erkennen we andere mensen als substantie, dieren als substantie, planten als substantie, en ten slotte voorwerpen als substantie. Zo moeilijk is dat niet.

De enige tegenwerping die hierbij kan rijzen is: is dat 'onszelf als substantie zien' niet slechts een manier om de werkelijkheid te structureren, is het niet alleen een zaak van cognitieve economie? (Merk op dat ik niet ontken dat het een manier is om de werkelijkheid te structureren, en dat het een zaak is van cognitieve economie.) Precies deze vraag is weer de vraag naar de kloof tussen werkelijkheid en hoe we die benoemen en kennen. Of weten we het gewoon niet (filosofisch tegenwoordig misschien de meest aantrekkelijke positie van het 'minimalisme')?

Precies hier zou ik mijn initiële vooronderstelling willen poneren: Onze ervaring van ons lichaam is er niet voor niets. De ervaring van de werkelijkheid is geen grote schone schijn die ons in zijn kwade greep houdt (zie mijn bericht over 'Mauvais génie'), maar zo werkelijk (in de zin van echt) dat er niets werkelijker is. Het menselijk lichaam is geen pasvorm maar reëel.

1 opmerking:

Aris zei

P.S. Merk op dat het aannemen van een echte werkelijkheid en nauw verband van deze met onze waarneming samengaat met een (moeilijkere) correspondentietheorie van waarheid (dat waarheid overeenkomst is), terwijl het voorstellen van waarneming en werkelijkheid als onovereenkomend samengaat met een (eenvoudiger) minimalisme over waarheid (dat waar is wat zo is).