dinsdag 1 maart 2011

Geloof, behoeften, en atheïsme

Soms kom ik argumenten tegen voor atheïsme die ongeveer zo gaan:
  1. Geloof voldoet een bepaalde menselijke behoefte;
  2. Die menselijke behoefte wordt zonder geloof niet voldaan;
  3. Dus is het geloof (niet meer dan) het ingaan op een bepaalde behoefte, terwijl zonder geloof die behoefte terecht wordt tegengestaan.
Natuurlijk is dit geen logische redenering: de vooronderstelling is al dat geloof (of die behoefte) niet klopt of minderwaardig is. Maar dat tegenstaan van een bepaalde behoefte geeft het atheïsme een bepaalde heroïsme, een bepaalde hoogstaandheid. Voor het ingaan op een behoefte is namelijk geen rationaliteit nodig, voor het weigeren van een behoefte is wel rationaliteit nodig. (Ik hoef dus niet te zeggen dat dit tegenargument me keer op keer enigszins uit het veld slaat...)

Voorbeelden van die behoeften die geloof voldoet zijn:
  • de behoefte aan een universele waarheid, een moreel niet-relatief fundament (zie bijv. dit artikel in Trouw voor de suggestie);
  • de behoefte aan iets wat niet wijzigt met de tijd, iets wat vast staat (tegenover de altijd wijzigende omstandigheden van de tijd);
  • de behoefte aan een almachtige God;
  • etc. etc.
En inderdaad, een gelovige voelt het geloof als een vervulling van deze dingen.

In tegenstelling tot atheïsten zijn gelovigen dus niet zo rationeel heroïsch dat ze al deze behoeften tegenstaan.
Echter, een gelovige zal zeggen: de behoefte naar het bestaan van God is juist het enige redelijke (in contrast met rationele) wat de mens nog over heeft. Als we geloven dat God bestaat en de mens heeft gemaakt, is die behoefte gegrond in een waarheid: dat de mens zichzelf niet kan handhaven.

Maar hoe kan een gelovige deze suggestie nog meer tegenspreken? Stellen dat er in het christelijke geloof geloofszaken zijn die tegen menselijke behoeften en wil ingaan? Kierkegaard heeft geschetst hoe bij een echt christelijk geloof een totale omwenteling van normale menselijke behoeften nodig is: het Evangelie is geen verhaal dat voldoet aan menselijke verwachting en behoeften (zie mijn eerdere bericht daarover).
Of stellen dat het atheïsme ook behoeften voldoet, bijvoorbeeld de behoefte dat er geen God is aan wie we onderworpen zijn?

Liever denk ik fundamenteler vanuit de ene premisse die ik in het begin noemde: de verdediging van het atheïsme als rationeel superieur is niet anders dan een rechtvaardiging van het atheïsme dat al een vooronderstelling is. Iedereen, zowel gelovigen als niet-gelovigen, ontwerpen rationele rechtvaardigingen van hun standpunt. Het argument tegen geloof als niet rationeel superieur komt voort uit niet hebben geloofd dat God waarheid is. En stel dat de barmhartige, rechtvaardige en eeuwige God van het christendom bestaat, dan is dat atheïsme verschrikkelijk. Aanleiding voor een gelovige om te vragen of God die harten wil veranderen.

Geen opmerkingen: