donderdag 12 mei 2011

Objectiviteit en bestaan

Ik heb lang de natuurwetenschap als de meest fundamentele beschrijving van de werkelijkheid gezien. Liever: als de werkelijkheid: met de overtuiging dat er niets daarbuiten bestaat, behalve nog een ander ontologisch bestaan van God, en ook van de identiteit en vrije wil van de mens.

Ik denk toch dat ik die visie genuanceerd kan worden. De reden waarom de natuurwetenschap, het fysische, als het meest fundamenteel kan worden gezien is, zoals ik het nu zie, doordat ze de meest breedsprakige en precieze beschrijving van de werkelijkheid geeft — echter, andere beschrijvingen van dezelfde werkelijkheid – zoals een ethische of perceptieve/esthetische – mogen minder woorden hebben voor wat ze zien, maar waarom zou dat ze ondergeschikt maken aan die meest breedsprakige beschrijving van het fysische? De reden van twijfel aan het fysische als de meest fundamentele is ook dat filosofie vrij zelfverzekerd moet zijn om te kunnen zeggen dat ze de werkelijkheid op de best mogelijke manier kent. Wie zegt dat de werkelijkheid toch niet uiteindelijk onverwacht veel rijker is dan we altijd hebben gezien? Het zou kunnen dat er nog aspecten van de werkelijkheid zijn die we nooit hebben gezien. Dat is vergelijkbaar met de gedachte van Kant dat het 'ding op zich' onkenbaar is, of dat we tenminste niet kunnen weten of we het kennen. De filosofie waarmee ik het hier in verband breng (zie ook dit eerdere bericht) is die van (de neokantiaans beïnvloede) Herman Dooyeweerd, die de werkelijkheid beschreef in 'zijnsaspecten': fysisch, biotisch, perceptief en sensitief (psychisch), spiritueel.

Er zijn zeker bruggen te slaan tussen verschillende beschrijvingen van de werkelijkheid, zoals tussen het fysische en het perceptieve/esthetische. Maar is de mogelijke beschrijving in het fysische het enige objectieve aan bijvoorbeeld het perceptieve/esthetische, en is wat niet fysisch uit te drukken is allemaal subjectief? Daar valt aan te twijfelen: het is toch goed mogelijk dat er nog een andere objectiviteit bestaat in bijvoorbeeld het perceptieve/esthetische waardoor alle mensen delen in wat mooi is of wat ervaren wordt?

Voor een gelovige is het gemakkelijker een rijkdom in de werkelijkheid (zoals meerdere 'zijnsaspecten') te erkennen dan voor wie niet in God gelooft; tenminste, ik kan me voorstellen dat iemand die bijvoorbeeld evolutionisme als uitgangspunt neemt het idee van meerdere zijnsaspecten nogal fantastisch en onmogelijk vindt. Dat kan ook niet anders: evolutionisme gaat al uit van de vooronderstelling dat het fysische het meest fundamentele is. Voordat een filosofische kritiek daarvan mogelijk is, moet er eerst ruimte zijn voor twijfel aan het evolutionisme – en dat is niet makkelijk als alleen schepping het alternatief is. Maar misschien onderschat ik wel de mogelijkheden van andere ontstaanstheorieën waarmee een metafysica altijd verbonden is: ook neoplatonisme, aristotelianisme, spinozisme hebben een theorie over het ontstaan van al wat is. Niet dat ik, die in God geloof, dat als alternatieven zie.

Geen opmerkingen: