maandag 27 juni 2011

Conservatisme en immanente kritiek

Ik vatte politiek met betrekking tot multiculturalisme samen in immanente kritiek, conservatisme, en wederzijds respect. Over wederzijds respect heb ik al iets uitgewijd over de christelijke aspecten daarvan, over de andere twee zal ik het nu hebben in christelijk perspectief.

Conservatisme lijkt allereerst moeilijk samen te gaan met de geweldige verandering die het christendom in de cultuur van de hele wereld heeft gemaakt. Was het verplichten van de staatsgodsdienst van de Romeinen niet ook een soort conservatisme? En verder, ook binnen het christendom: was de ambitie van keizer Karel V om zijn hele rijk Rooms te houden niet een conservatisme? Waren de prediking en de daden van Jezus niet een progressief anti-conservatisme?

Bij de prediking en daden van Jezus was er echter allereerst sprake van immanente kritiek: Jezus sprak de farizeeën en wetgeleerden aan met de woorden van de wet. In die zin was er dus sprake van conservatisme, dat er teruggegrepen werd op de waarde van de wet.

Bij de andere twee voorbeelden (van de Romeinse staatsgodsdienst en van keizer Karel V) is er ook zeker sprake van kritiek die zich uit in de taal van die cultuur (vroege christenen schreven filosofische verdedigingen, en de reformatoren beriepen zich niet alleen op de Bijbel, maar ook op kerkvaders), maar daarnaast ook zeker een verandering van waarden die anti-conservatief was.

Hoe kan een christen dus nu conservatisme bepleiten als dat conservatisme vroeger hem de toegang tot de maatschappij verbood? Mijn intuïtie is om te zeggen: omdat de Romeinse staatsgodsdienst en de politiek van keizer Karel V tegen de godsdienstvrijheid inging. Maar, dat is bedelen om de vraag: gaat een hedendaags conservatisme dan niet tegen een zekere godsdienstvrijheid in?

Eigenlijk is dat wel zo: we zijn bijvoorbeeld voor een verandering van de Romeinse ideeën over de positie van de vrouw als ondergeschikt aan de man of van de slaaf als ondergeschikt aan de meester naar de christelijke ideeën over de positie van de vrouw als gelijkwaardig aan de man of van de dienaar als gelijkwaardig aan de meester, maar we zijn tegen een verandering terug... We zouden in onze cultuur geen revolutie naar slavernij meer toestaan.
We zouden nog kunnen aanvoeren: "Maar nu we terugzien, kunnen we zien dat de afschaffing van slavernij een verworvenheid is die we niet meer moeten verliezen. Conservatisme gaat over behoud van verworvenheden". Maar dan: hoe beoordelen we wat een verworvenheid is? Waar liberalen bijvoorbeeld euthanasie als een verworvenheid beschouwen, zijn christenen het daar meestal niet mee eens. Wat verworvenheden zijn is cultuurafhankelijk, dus hoe kan conservatisme anders zijn dan cultuurafhankelijk?

Puur conservatisme (totaal behoud van de cultuur) kan dus nooit een christelijk standpunt zijn; het zou een totale cultuuronverschilligheid vergen om een puur conservatief standpunt in te nemen. Een (cultuuronafhankelijk) conservatisme kan echter wel bestaan in gematigde vorm. Dan gaat het meer om een zoveel mogelijk behouden van bestaande structuren en waarden, het aannemen van de taal van de bestaande cultuur, een anti-revolutionaire houding. Dat anti-revolutionaire moet dan niet veroorzaakt zijn door een wilszwakte om problemen aan te pakken met daden, maar door een waarneming dat een revolutie van weinig respect voor de bestaande cultuur zou getuigen en een eigen negatieve consequentie zou kunnen creëren die even groot is als de negativiteit van het probleem.

Maar zelfs dat conservatisme moet worden gerelativeerd: in de praktijk is het altijd een combinatie van conservatisme met een beetje revolutie.

Geen opmerkingen: