woensdag 22 juni 2011

Tegen een christelijk nationalisme

Over de multiculturele samenleving wordt al heel lang gedebatteerd. Toch ben ik een beetje geschrokken van de brief van minister Donner bij de integratienota. Hoewel er positieve punten van de integratienota te noemen zijn, zoals het zorgen voor beheersing van een gemeenschappelijke taal, het Nederlands, denk ik dat ik het met de algemene boodschap niet eens ben. In het debat over multiculturalisme mis ik een duidelijke christelijke visie.

De christelijke houding lijkt dubbelzinnig te zijn omdat twee dingen met elkaar worden vermengd: de houding tot de godsdienst van anderen en de ontmoeting met anderen in de 'publieke ruimte'. Ik denk dat christenen bijvoorbeeld in het debat over hoofddoekjes een ander geluid hadden laten horen als dat hoofddoekje een teken was geweest van de christelijke godsdienst.

Er is een eerste radicale opvatting van christelijke politiek mogelijk. Dat is dat zodra het christendom de meerderheid zal behalen in de politiek, de andere godsdiensten min of meer uitgeroeid moeten worden (niet de mensen, maar wel de godsdiensten en hun symbolen) (met een verwijzing naar artikel 36 van de Nederlandse geloofsbelijdenis). In het verleden heeft dat bijvoorbeeld praktisch vorm gekregen bij de reformatie: Rooms-katholieke scholen werden gesloten (Rooms-katholieke onderwijzers werden uit hun beroep gezet), Rooms-katholieke kerken moesten sluiten of kregen hoogstens buiten de stad nog plaats. De vraag is of dat, zelfs in het licht van de heftige confrontatie van de reformatie met de gewelddadige macht uit Rome, de juiste houding was tegenover de ontmoeting met mensen van andere overtuigingen en gewoontes.

Deze radicale opvatting is in de praktijk wat naar de achtergrond verschoven, maar lijkt op de achtergrond nog wel eens als sluimerende overtuiging te functioneren. In het beginselprogramma van de SGP artikel een en vier heeft het nog steeds een plaats. De radicale opvatting lijkt echter ook soms vervangen door een gematigdere, die beroep doet op een onderscheid tussen private en publieke ruimte. De publieke ruimte is dan de plaats waar het mensen van andere godsdiensten moeilijk gemaakt kan worden door een verbod op hoofddoekjes of andere religieuze tekens. Die gematigde opvatting komt dicht in de buurt van de seculiere liberale opvatting, echter, met dit verschil dat het deze gematigde opvatting in tegenstelling tot de seculiere nog steeds te doen is om een onderscheid van de christelijke godsdienst met de andere godsdiensten. Dat kan betekenen dat we hier te maken hebben met een tijdelijke harmonie: nu lijkt die 'gematigde' christelijke opvatting van politiek nog redelijk harmonieus met de seculiere, maar daarom kan de seculiere opvatting ook steeds meer z'n gang gaan.

Deze beide opvattingen van christelijke politiek, de radicale en de gematigde, hebben een bepaalde vooronderstelling over 'wat van ons is'. Ze gaan samen met een bepaalde opvatting van een Nederlandse natie (nationalisme) en een romantisering daarvan: de geschiedenis van Nederland en de reformatie, enzovoort. Dit nationalisme gaat ook gemakkelijk samen met racisme, een wantrouwen tegenover degene die van buiten Nederland komt. Het is de vraag of deze houding ten opzichte van anderen niet een van de grootste oorzaken is van mislukte integratie. Alleen met een toeëigening van Nederland aan 'ons' is het mogelijk te denken aan een weren van andere godsdiensten uit 'ons Nederland', of van tekens van andere godsdiensten uit de publieke ruimte van 'ons Nederland'. (In het verband met dit perspectief op de publieke ruimte en identiteit is ook de visie van de hoogleraar filosofie Rudi Visker (2005: Vreemd gaan en vreemd blijven - Filosofie van de multiculturaliteit, 2008: Lof der zichtbaarheid) op het toeëigenen van identiteit en het toelaten van symbolen in de publieke ruimte interessant.)

Ik betwijfel of dat een christelijke houding is. Ik vraag me af of het Gods wil zou zijn dat we Rooms-katholieke kerken en islamitische moskeeën meteen zouden sluiten zodra Rooms-katholieken en islamieten minderheden zouden gaan vormen. Ik lees in het Oude Testament bijvoorbeeld niet dat het goed was om heidense tempels buiten Israël te verwoesten. In de profetische voorzeggingen van het Nieuwe Testament of in de Evangeliën en brieven lees ik naast het bevel van prediking niet dat het de taak is van de mens de andere godsdiensten of afgoden van alle creaturen te verwoesten. Wel dat Gods waarheid uiteindelijk boven alle leugen verheven zal worden, maar dat is Gods werk, niet het werk van een christelijke regering. Als ik me in deze lezing van de Bijbel vergis, heb ik graag dat iemand me daarop tegenspreekt met voorbeelden. Bínnen de kerk is het wel een taak elke dwaling de deur te wijzen. Maar de houding ten opzichte van de ander buiten de kerk is een verkondigende houding, niet een inlijvende en vervolgens sanctionerende houding. Let wel, een verkondigende houding dus: niet een waan van neutraliteit ten opzichte van de opvattingen en gebruiken van de ander.

Geen enkele orthodoxe christen zal blij zijn met de bouw van een moskee naast een kerk (ook ik niet). Maar ik pleit voor een verandering van de krampachtige houding in de politiek die de andere medebewoner van Nederland vooral als bedreigend ziet voor iets wat nooit helemaal van ons is geweest: de Nederlandse identiteit. Want de identiteit van de christen ligt in zijn lidmaatschap van de echte christelijke gemeente. Het is de taak van de overheid het zwaard te hanteren en ruimte te maken voor goede instituties, en óók voor een christelijke overheid om de verkondiging van Gods Evangelie te bevorderen, maar niet om een vaste identiteit te bepalen en te expliciteren – dat kan namelijk niet.

2 opmerkingen:

Marinus den Breejen zei

In het OT moesten de afgoden weggenomen worden. Denk aan Gideon: hij vernietigde de Baal. Buiten de landsgrenzen ken ik ook geen voorbeelden, maar in Israël waren die er genoeg.

De vraag is veel moeilijker in het NT: daar gebeurde het niet, maar waren de christenen ook niet aan de macht.

Marinus

Aris zei

Israël heeft een andere status: God heeft zijn verbond met de voorvader van heel Israël gesloten, Jakob (die Israël werd genoemd). Bovendien moest ieder die Israëliet wilde worden de wet van God aannemen. Daarom was Israël een heilig volk: afgoderij moest er buiten staan. Dat is niet vergelijkbaar met andere naties zoals Nederland.