De studie naar een betekenis van een tekst heet exegese en hermeneutiek. Exegese betekent letterlijk "eruit menen, eruit afleiden". Hermeneutiek gaat over de boodschap die een tekst in zich heeft (Hermes was in de Griekse mythologie de boodschapper van de goden).
De betekenis van taal is contekstgevoelig. Met dezelfde zin kun je in verschillende situaties iets anders bedoelen. Uit dezelfde geschiedenis kun je verschillende 'moralen van het verhaal' concluderen (of helemaal geen moraal toeschrijven), in hetzelfde gedicht kun je verschillende gevoelens lezen. J.L. Austin (1911-1960) en J.R. Searle (1932) hebben dit in de taalfilosofie het verschil tussen locutie (vorm) en illocutie (bedoeling) van de taalhandeling genoemd. Het is dus niet mogelijk om de bedoeling van de auteur uit de grammatica (locutie) van de tekst zelf te lezen; men moet een interpretatie doen op basis van de contekst.
Het lezen van de Bijbel heeft datzelfde probleem. Maar bij het lezen van de Bijbel blijft het niet bij de vraag: "Wat heeft de schrijver/profeet hiermee bedoeld?" Het gaat, net als literaire interpretatie en vertolking, veel verder. Het zoekt naar de moraal van een tekst, naar het plaatsen van de tekst in een nieuw daglicht (figuurlijke/allegorische lezingen), en naar de betekenis van de tekst voor vandaag en morgen. De traditionele bijbeluitleg onderscheidde daarom respectievelijk de sensus moralis, sensus allegoricus, sensus anagogicus van de sensus litteralis. De sensus allegoricus, soms typologie genoemd, werd in de vroege kerk vaak toegepast om de geschiedenissen van Israël toe te passen op het leven en het onderwijs van Jezus Christus. De sensus anagogicus ging dan over hoe de tekst van toepassing is op ons leven en het komende Rijk van God. Er is altijd een vertaling tussen de letterlijke tekst en tussen wat het voor ons leven betekent.
Voor deze Bijbelinterpretaties zijn twee radicaal verschillende invalshoeken mogelijk:
- objectief: Proberen de ene ware bedoeling van de Bijbeltekst te achterhalen die God als eerste auteur daarin heeft gelegd, die de profeten van Zijn Geest gegeven heeft;
- subjectief: De letterlijke betekenis van de tekst recht doen maar daarna de tekst tot nieuwe betekenis, nieuw leven brengen door deze toe te passen op het nu (met hulp van Gods Geest!).
Zelf ben ik van mening dat de tweede invalshoek, de subjectieve, de juiste is. Dat is omdat ik ervaar dat het vaak blijft wrijven tussen de sensus litteralis en de sensus moralis/allegoricus/anagogicus: het is nooit 1:1 naar een nieuwe betekenis om te zetten. Een voorbeeld daarvan is de in mijn vorige blog genoemde allegorische lezing van Petrus en Paulus van Psalm 16: die vult de letterlijke betekenis niet alleen aan, maar vervangt die ook. Bovendien voelt het krampachtig om naar een juiste morele/allegorische/anagogische uitleg te zoeken die achter de tekst verborgen zou zitten. Het lijkt me te klein van God gedacht; ik denk dat God gewild heeft dat de letterlijke tekst in elke tijd een nieuwe toepassing kan krijgen, en dat verschillende predikers, door God geïnspireerd, elkaar kunnen aanvullen.
Hiermee wil ik niet ontkennen dat er objectieve waarheden zijn die door taal doorgegeven kunnen worden. Die objectieve waarheden zijn er zeker, veel staan er in de letterlijke woorden van Jezus en in de woorden van God door de profeten en de brieven van de apostelen. Maar voor het erkennen en ervaren van de volledige waarheid van God is Gods Geest nodig. Juist bij de Bijbel is er sprake van een strijd tussen onze subjectieve ideeën en Gods bedoeling! Gods Geest moet ons te hulp komen. We moeten dus niet subjectief, maar spiritueel-subjectief lezen. Daarover zometeen meer.
De genoemde tegenstelling tussen objectieve en subjectieve interpretatie van een tekst zien we ook in de filosofie van de hermeneutiek terug. De Duitse theoloog en filosoof Friedrich Schleiermacher (1768-1834), grondlegger van de filosofische hermeneutiek, schetst een breed beeld van hoe een tekst te begrijpen is door ons in te leven in de historische en innerlijke (psychologische) situatie van de auteur, door te lezen in contekst van andere schrijvers, andere geschriften van dezelfde auteur, en van de tekst zelf. Het accent lijkt daar echter te liggen op het een-worden met de oorspronkelijke bedoeling van de tekst (objectief). De Duitse filosoof Hans-Georg Gadamer (1900-2002) stelt echter dat we ons nooit helemaal in de historische en psychologische contekst kunnen verplaatsen, omdat we altijd kind van onze tijd zijn. Ik denk dat dat klopt.
Wel begint interpretatie altijd bij het zorgvuldig zoeken naar/benaderen van de letterlijke betekenis van de tekst. Daarbij is de historische situatie en vergelijking met de contekst zeker van belang. Een interpretatie van een deel van de tekst kan ook natuurlijk niet in letterlijk tegenspraak een ander deel van de tekst tegenspreken. Het onderscheid van de juiste letterlijke interpretatie wordt kritisch lezen genoemd. Dus ook de Bijbel moeten we spiritueel-subjectief-kritisch lezen.
De hervormer en theoloog Maarten Luther schrijft in zijn uitleg van de brief aan de gemeente van Galatië ook over allegorie die de apostel Paulus daar geeft van de geschiedenis van Sarah en Hagar (4, 21-31). Luther is daar ook van mening dat het de subjectieve/nieuwe betekenis is die Paulus aan de geschiedenis toevoegt. Naar zijn mening zijn allegorieën nuttig als ze de inhoud van het geloof duidelijker maken. Daarentegen is een allegorie niet nuttig als het een duidelijke letterlijke tekst nodeloos op iets anders toepast.
"Paulus nu was een voortreffelijk kunstenaar, om allegorieën te behandelen. Want hij is gewoon ze toe te passen op de leer des geloofs, op de genade, en op Christus, niet op de wet en de werken, zoals Origenes en Hieronymus doen. Deze worden, omdat zij de eenvoudigste uitspraken van de Schrift, waarbij allegorieën niet te pas komen, in ongepaste en dwaze allegorieën veranderd hebben, terecht berispt." (uitleg bij Galaten 4, 21)Ook moeten allegorieën kritisch worden gebruikt, in harmonie met de letterlijke betekenis van de teksten uit de Bijbel:
"De allegorieën brengen in de theologie geen vaste bewijzen voort, maar zij zetten luister en sier aan de zaak bij, evenals schilderijen. (...) Omdat hij (Paulus) nu deze zaak hierboven (de inhoud van Galaten 1-4) met zeer krachtige bewijzen, ontleend aan de ervaring, aan het voorbeeld van Abraham, alsook aan de getuigenissen en gelijkenissen van de Schrift, verdedigd heeft, voegt hij er nu aan het einde van zijn verhandeling een allegorie bij als een soort versiering. (...) Want zoals een schilderij een zeker sieraad uitmaakt van een woning, die reeds geheel in orde gebracht is, zo is een allegorie, als een zekere opheldering van een redevoering of zaak, die al van elders bewezen is." (uitleg bij Galaten 4, 24)
Tot het gedachtegoed van Luther behoort ook dat Gods Geest ons moet leiden bij het lezen van de Bijbel, om tot juiste interpretaties te komen en de waarheid van God te erkennen en ervaren. Daarbij is hij echter fel tegen de mening van mensen dat de ervaring van de Geest (en openbaringen zoals dromen) belangrijker is dan de letterlijke betekenis van de Bijbel. Gods Geest wil ons met behulp van de letterlijke betekenis van de tekst aanspreken.
Ik begon deze blog met het schrijven dat het interpreteren van een tekst contekstgevoelig en dus in eerste instantie subjectief is. Daarna ben ik ingegaan op de gave van Gods Geest om de waarheid van God te kennen. Vervolgens heb ik genoemd dat we voor het interpreteren van een tekst kritisch moeten zijn en deze eerst letterlijk moeten lezen. Lezen van de Bijbel is dus het samen opgaan van deze drie: de tekst, de contekst waarin ik en jij ons bevinden, en Gods Geest. Als laatste zou ik nog willen noemen dat het lezen van de tekst ons niet onaangedaan moet laten. Ik las ergens dat hermeneutiek bij de vroeg-christelijke filosoof Aurelius Augustinus als doel had: de dubbele liefde tot God en mijn medemens. In eerste instantie vroeg ik me af hoe dat ooit een principe van hermeneutiek kon zijn. Maar bij nader inzien is dat juist het belangrijkste deel van het lezen van de Bijbel: dat ik geconfronteerd word doordat de tekst mij aanspreekt om te handelen in liefde voor God en mijn naaste. Lezen van de Bijbel kan dus alleen spiritueel-subjectief-kritisch-praktisch, dus met handelen (praktijk) gepaard gaand. Dat is waar jij Jij wordt, zou de Joodse filosoof Martin Buber zeggen, dus waar het appèl van de stem van God of het gezicht van mijn medemens me niet meer onverschillig laat.
Dat is waar Jezus zijn toespraak op de berg mee afsluit:
Daarom, ieder die deze woorden van Mij hoort en ze doet, die zal Ik vergelijken met een verstandig man, die zijn huis op de rots gebouwd heeft; en de slagregen viel neer en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, maar het stortte niet in, want het was op de rots gefundeerd.
En ieder die deze woorden van Mij hoort en ze niet doet, zal met een dwaze man vergeleken worden, die zijn huis op zand gebouwd heeft; en de slagregen viel neer en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het stortte in en zijn val was groot. (evangelie van Mattheüs,
7, 24-27)