Posts tonen met het label God. Alle posts tonen
Posts tonen met het label God. Alle posts tonen

donderdag 6 april 2023

Waarom moest God mens worden?

Tien jaar geleden, op Goede Vrijdag, schreef ik over het lijden en sterven van Jezus. Vandaag wil ik opnieuw stilstaan bij de vraag waarom Jezus, Gods Zoon, mens werd en moest lijden en sterven. Waarom zou de eeuwige God mens worden? En waarom moest Gods Zoon als mens vernedering ondergaan en zelfs sterven? Kon God niet een ander middel gebruiken, omdat Hij almachtig is? Als je erbij stilstaat is het inderdaad verbijsterend dat Gods Zoon de menselijke natuur heeft aangenomen en voor ons is gestorven. Maar waarom geloven we het dan toch?

De Bijbel geeft heel duidelijke aanwijzingen voor waarom Jezus, Gods Zoon, mens werd en stierf aan het kruis. Allereerst heeft Jezus, Gods Zoon, plaatsvervangend geleden voor onze zonden. Met Zijn offer nam Hij de openstaande schuld weg en reinigt Hij ons geweten. Niets kan ons geweten voor altijd reinigen van onze zonden en van de herinneringen aan onze zonden, dan het ene offer van Gods Zoon dat Hij Zelf wilde geven voor onze zonden. Het geeft ons de volle zekerheid van het geloof dat we verlost zijn van onze zonden. (Hebr. 1:1, 9:14, 10:22, Matt. 1:21, 3:15, 20:28)

Niet alleen bevrijdt Hij ons van de schuld, ook maakt Hij ons gebrekkige leven uit het geloof, dat nog steeds met zondige gedachten gepaard gaat, voor God goed. Niemand van de heiligen is zelfs na geloof in dit leven heilig in eigen gedachten en werken - dat weten we allemaal als we eerlijk zijn. Zijn heilige leven, Zijn onschuld staat voor Gods ogen als Hij naar ons kijkt die door Hem zijn verlost. Daarom alleen worden we heiligen genoemd: door het heilige leven van Jezus voor God. De wet heeft nog nooit iemand tot volmaaktheid gebracht. Het lijden en sterven van Jezus Christus, onze Heere, voor onze zonden, brengt ons nader tot God omdat het een betere hoop op God geeft. (Hebr. 5:7-9, 7:19, 10:1-4, 13:21)

Ook heeft Jezus door Zijn dood degene overwonnen die ons inde greep van het oordeel van de dood hield, de duivel. Hij bevrijdde ons van de aanspraak die de duivel op ons kon maken doordat we de duivel geloofden en niet God, en de wil van de duivel deden in plaats van Gods wil. (Hebr. 2:14)

Door mens te worden gaf Jezus, Gods Zoon, het perfecte voorbeeld voor hoe wij moeten leven en hoe wij door veel lijden in Gods Koninkrijk zullen komen. Geen enkel mens, geen enkele profeet was zonder zonden. We weten dat uit ons eigen leven wel dat we onszelf heel mooi voor kunnen doen maar altijd zondig blijven in ons hart, nog afgezien van dat we door onze daden in zonden kunnen vallen. Mozes werd woedend en overtrad Gods gebod. David pleegde overspel en moord. Elia werd moedeloos en wilde liever sterven. Maar Jezus heeft geen enkele zonde begaan, want Hij was Gods Zoon en was gehoorzaam aan Zijn Vader. Zijn leven elke dag te bestuderen geeft ons kracht. Hij is de Leidsman en Voleinder van het geloof. (Hebr. 1:10, 12:2, Matt. 5:10-12, 17:5, 23:7)

De Heere Jezus is ons voorgegaan naar Zijn Vader in de hemel. Hij heeft de weg gebaand voor ons. Wij zijn in Gods Koninkrijk welkom, omdat we door Hem gekocht zijn en Hij voor ons instaat. (Hebr. 6:19-20, 10:20)

Jezus Christus wil als God en tegelijk mens voor ons als bemiddelaar voor God zijn. Hij staat tussen de zondige mens en de heilige God in als de enige heilige Mens die ooit op aarde leefde. Wij weten dat Hij ons kent. Hij reinigt onze gebeden als die zwak zijn of met verkeerde, egoïstische of hoogmoedige gedachten bevlekt zijn. Hij bidt voor ons dat ons geloof niet ophoudt in verzoekingen. Hij bad voor Petrus toen die Hem verloochende. (Hebr. 7:22, 7:25, 9:15)

Door Jezus' leven kunnen we de genade en barmhartigheid van God duidelijker zien dan ooit tevoren. Dat is beiden in Zijn daden en in Zijn prediking. We zien hoe Hij melaatsen aanraakte en genas, hoe Hij bij zondaars at en ze zich bekeerden. We zien hoe Hij blinden het gezicht gaf (en wij die blind zijn voor God, het gezicht geeft op God). We zien hoe Hij doden levend maakte (en hoe dood zijn wij, totdat Gods Geest ons levend maakt om Hem te dienen). We zien hoe Hij onze zwakheid kent en weet, en wil vergeven. Hij is gekomen als de Goede Herder die zijn verloren schapen opzoekt. (Hebr. 2:17, 3:1, 4:14-16, 13:20, Matt. 8:17, 13:37, 28:19)

Deze verlossing was door God al vanaf het begin van de wereld bekendgemaakt aan de heiligen voordat Jezus geboren werd. Jezus kwam om alle beloften van God te vervullen. Hij is de Gezalfde, de Koning van de vrede, die een eeuwig Koninkrijk van vrede zal brengen. Hij is de vervulling van de belofte van eeuwig leven door Zijn opstanding uit de dood. Hij vervult op een betere manier de bloedoffers die aan God gebracht moesten worden als een symbool van het hemelse. (Hebr. 8:5, 9:23, Matt. 1:15, 1:23, 8:17, 13:17 enz.)

Laten we oppassen dat we niet doen alsof we dit niet begrijpen. Laten we deze grote verlossing van God niet voorbij laten gaan! We worden daarvoor gewaarschuwd (Hebr. 2):
"Want als het woord dat door engelen gesproken werd, al bindend was en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontving, hoe zullen wij dan ontvluchten, als wij zo'n grote zaligheid veronachtzamen, die in het begin door de Heere is verkondigd, en die aan ons is bevestigd door hen die Hem gehoord hebben? God heeft er bovendien mede getuigenis aan gegeven door tekenen, wonderen en allerlei krachten, en gaven van de Heilige Geest, overeenkomstig Zijn wil."
Laten we ons hart niet verharden voor dit evangelie (Hebr. 3):
"Daarom, zoals de Heilige Geest zegt: Heden, indien u Zijn stem hoort, verhard dan uw hart niet, zoals bij de verbittering, op de dag van de verzoeking in de woestijn. Daar hebben uw vaderen Mij verzocht; zij hebben Mij op de proef gesteld en Mijn werken gezien, veertig jaar lang. Daarom ben Ik toornig geworden op dat geslacht en heb gesproken: Altijd dwalen zij met hun hart, en zij hebben Mijn wegen niet gekend. Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Mijn rust zullen zij niet binnengaan!
Zie erop toe, broeders, dat er nooit in iemand van u een verdorven hart zal zijn, vol ongeloof, om daardoor afvallig te worden van de levende God."

Laten we daarom met Pasen geloven in Zijn verlossing en God daarvoor loven!

Als we de Bijbel lezen zien we dus heel veel verschillende redenen voor de menswording van Gods Zoon. Waarom werd God mens? Anselmus van Canterbury (1033-1109) schreef een boek met die titel. Zijn antwoord was: Gods ontnomen eer moest door het offer van Christus betaald worden, zodat aan Gods rechtvaardigheid voldaan werd. Er zijn zoals ik hierboven heb aangetoond hiernaast nog veel meer redenen aan te dragen vanuit de Bijbel. Met al deze redenen wordt onze verwondering voor Gods genade niet kleiner, maar groter, en mogen we God een lofoffer brengen door er tijdens dit Paasfeest over te spreken.




woensdag 17 februari 2021

Oordeel van God

Is de COVID-19-pandemie een oordeel van God?

Ja en nee. Ja, omdat deze pandemie zeker door God wordt geregeerd. Niets gebeurt er buiten Zijn wil. Nee, omdat het niet zo is dat iedereen die ziek wordt en overlijdt Gods straf verdiend heeft meer dan iedereen die gezond blijft. Daarom spreek ik liever over een roepstem van God (C.S. Lewis noemde het lijden de 'megafoon' van God) en niet een oordeel van God, om die misvatting te voorkomen.

Ja, wij hebben allen de dood verdiend door de zonden in wat we doen, in waar we laks in zijn en niet doen, in wat we denken. Veel van onze gedachten en daden draaien alleen maar om onszelf en zijn niet onderworpen aan de goede wet van God. Maar dat het lijden de een treft en de ander voorbijgaat is niet omdat deze mensen meer gezondigd hebben dan die. Soms, nee, vaak is het lijden gevolg van de ongelijkheid die mensen hebben veroorzaakt of in stand houden: ik meer, zij minder. Op andere keren is het niet te bevatten; wij kunnen niet overzien wat God in onze harten, in de harten van anderen, in onze toekomst en in de toekomst van anderen ziet.

Toch roept God ons. Straf en pijn geeft God ons niet uit haat, maar om ons te veranderen in ons hart. Soms roept God ons door voorspoed, soms door pijn. Maar dat God ons roept is zeker. We weten Wie God is door Zijn Zoon, Jezus, die naar deze aarde kwam om ons wakker te schudden en ons te redden. Hij heeft ons geleerd dat er maar één God is, en dat gehoorzaamheid aan en eenheid met God door Zijn stem te volgen ons alleen kan redden.

vrijdag 26 juni 2020

Exclusief geloof

Waarom is het geloof in Christus zo exclusief? Dat wil zeggen: waarom sluit het geloof in Christus het geloof in andere goden zoals de hindoestaanse goden of andere profeten zoals Mohammed uit? Waarom denken en zeggen christenen dat het geloof in Christus het enige ware geloof is, en proberen ze er anderen ook toe over te halen?

Om te beginnen, exclusief geloof betekent niet geweld en dwang. Hoewel de Heere Jezus geweld tegen niet-gelovigen verbiedt (Hij zegt zelfs: heb je vijanden lief, zegen wie je vervloeken, bid voor degenen die je geweld doen, Luk. 6) zijn er in de naam van Christus andersgelovigen vervolgd en gedood. Dat is een houding die absoluut niets met het geloof in Jezus te maken heeft. Wie in Jezus gelooft, moet doen wat Hij zegt. Ieder die geweld in de Naam van God verafschuwt, heeft gelijk. Jezus gebiedt iedere gelovige geen geweld te gebruiken tegen de vijanden van christenen, maar het eindoordeel van God af te wachten.

Maar ook zonder dat christenen geweld gebruiken, kan het als vervelend ervaren worden dat christenen anderen willen getuigen over Jezus, dat ze te pas en te onpas over Hem vertellen, dat ze zeggen dat een ander geloof een leugengeloof is waarmee je niet in het rijk van God kunt komen. Wat geeft ze het recht? Sterker nog: waarom voelen ze zich ertoe verplicht?

Er zijn volgens mij twee aspecten van 'exclusief geloof':
  1. Het eerste is het geloof dat er maar één God is: Jehova, en Jezus de Christus, Gods Zoon.
  2. Het tweede is dat christenen ervan overtuigd zijn dat ze dit heel zeker weten, dat het niet 'misschien zo is' en dat andere mensen het ook wel bij het rechte eind zouden kunnen hebben. Ik weet het zeker en heb geen twijfel, of liever: als ik twijfel heb, belijd ik nog steeds Gods Naam en zeg ik: U kent mij!
Je zou het eerste een 'ontologisch' aspect kunnen noemen, hoe de dingen zijn, en het tweede een 'epistomologisch' aspect, hoe we de dingen kennen.

Als je niet eens bent met dat christenen van Jezus getuigen als de enige Weg, kan dat dus om twee redenen zijn:
  1. Òf je denkt dat er niet één God is, maar dat er meerdere zijn, of dat Jezus Christus niet Zijn enige Zoon is en onze Verlosser;
  2. Òf je vindt dat niemand kan zeggen dat ze iets zeker weten over God. Niemand mag zeggen: ik weet het zeker, iedereen moet zeggen: ik geloof het, maar ik zou het mis kunnen hebben.

Zoals je ziet zijn deze twee tegenargumenten tegen 'exclusief geloof' ook maar meningen. Maar ik wil me er niet zó makkelijk van af maken dat ik zou zeggen: dus mag niemand klagen als een christen zegt dat Jezus de enige Weg is. Want je zou de klacht kunnen inbrengen dat het geloof dat niemand iets met zekerheid over God kan zeggen, meer bescheiden en minder vriendelijk is dan dat je zegt: Ik weet dat Jezus de Zoon van God is. Je zou kunnen zeggen: "De mening van een christen die zegt dat Jezus de enige Weg is, is onbescheidener en minder vriendelijk dan mijn mening dat je het niet zeker kunt weten, dus deze onbescheiden en ongemakkelijke, minder onvriendelijke mening moet je veranderen." Het is ironisch dat er ook in deze gedachte een soort bekeringszin zit: je wilt getuigende christenen bekeren zodat ze Jezus niet meer belijden als de enige Weg.

Maar er is meer onderbouwing mogelijk voor het getuigen van Jezus als de enige Weg, en het belijden dat je dat zeker weet. Als christen geloof je in Jezus als de enige Weg, de Waarheid en het Leven omdat Jezus dat zelf zegt (Joh. 14)! En we belijden dat er één God is en dat je geen andere goden tegelijk kunt dienen omdat God Zelf zegt: Je zult je geen andere goden voor Mij hebben (Ex. 20). Of denk aan de andere woorden van God: "Wend je naar Mij toe, word behouden, alle einden van de aarde, want Ik ben God en niemand anders" (Jes. 45).

Dat geeft genoeg grond voor de eerste overtuiging, dat Jezus de enige Weg is. Maar welke onderbouwing is er voor de tweede overtuiging: Dat je dit als christen zeker weet, en geen ruimte laat voor twijfel? Zegt Jezus of God in de Bijbel ons hier ook iets over? Ja, luister maar: "Je zult Jehova, je God, liefhebben met heel je hart, heel je ziel, en heel je verstand" (Mat. 22). Liefhebben met heel je hart en ziel en verstand laat geen ruimte voor twijfel. "Maar houd het dan toch alsjeblieft voor jezelf!" zul je misschien zeggen. Dat zou kunnen als Jezus er niet op laat volgen: "Je zult je medemens liefhebben als jezelf". Als je een man op een afgrond af ziet lopen, waarschuw je hem toch en schreeuw je naar hem dat hij zo meteen inde diepte stort als hij niet stopt? Zo beleeft een christen het ook. Zo zegt Jezus het ook: "Opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat" (Joh. 3). Ja, ieder die niet in Jezus gelooft gaat verloren! Een christen moet daarbij geen beschuldigende, veroordelende houding hebben, maar gericht op redding: "God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden" (Joh. 3).

Andere woorden die over zekerheid gaan en aansporen tot getuigen:
  • "In Zijn Naam moet onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden" (Luk. 24)
  • Jezus noemt zelfs de verdeeldheid die het getuigenis over Hem zal oproepen (Luk. 12)
  • "Wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de engelen van God" (Luk. 12)
Het belijden dat Jezus dé Weg is niet maar een detail. Het is een gevecht op leven en dood voor ieder mens die op de wereld is.

Je zegt misschien: "Maar dat is allemaal een cirkelredenering. Je baseert je mening over de zekerheid van de Bijbel op de Bijbel zelf." Dat klopt. We geloven dat Jezus echt geleefd heeft, dat de woorden van God tot ons zijn gekomen. Niet onredelijk trouwens: we geloven het met veel getuigen en niet in strijd met de bewijzen die we hebben. Maar het is inderdaad een overtuiging, een mening zo je wilt. Toch maakt dat het geloof niet ongeldig of onredelijk. Elke overtuiging is uiteindelijk gebaseerd op andere, en we proberen niemand op enkel en alleen redelijke gronden te overtuigen van het geloof in Jezus. Geloven in God is geen droge optelsom. Geloof in je Schepper en Verlosser is een levensverandering.

Dus als je een christen tegenkomt die zegt: "Ik weet het niet zo zeker, misschien zijn er wel meer goden, misschien is de God van de Bijbel hetzelfde als de hindoestaanse goden, misschien bedoelen Mohammed en Jezus hetzelfde", dan is dat geen volgeling van Jezus en hoort hij niet bij Jezus. Zo iemand is volgens Jezus op een rampzalige weg beland.

Misschien zeg je: "Wat een vreselijk geloof is dat. Zo'n overtuiging is een ramp voor de mensheid. Het zou beter nooit bestaan kunnen hebben." Maar lieve medemens, dat is precies waar de duivel je van overtuigen wil. Maar het is een overtuiging die je regelrecht de afgrond in laat lopen - onder vriendelijk gezang dat alle geloven gelijk zijn. Het is geen vriendelijke overtuiging, maar een moordende overtuiging.

Een laatste punt: het 'exclusieve' geloof in Jezus als de Weg is alleen 'exclusief' in het uitsluiten van andere geloven, maar het is niet 'exclusief' in de zin dat er mensen uitgesloten worden om tot Jezus te komen. Daarin is het juist 'inclusief': God sluit geen mensen uit, hoogstens kunnen mensen zichzelf uitsluiten door God te verwerpen. Dus 'exclusief geloof' betekent voor het christelijk geloof dat het andere geloven uitsluit, maar niet mensen uitsluit.

Laten we luisteren naar wat Jezus zegt: "Bekeer je, want het Koninkrijk van de hemel is dichtbij!" (Mat. 4) En met Gods woorden door de profeten: "Wend je naar Mij toe, word behouden, alle einden van de aarde, want Ik ben God en niemand anders" (Jes. 45)

woensdag 14 juni 2017

Psalm 14 - Bewijzen dat God niet bestaat

In de vorige blog schreef ik over Psalm 14. Daarin staat:
"De dwaas zegt in zijn hart:
Er is geen God."
Nu zijn er vandaag de dag best veel mensen in Nederland die beweren dat God niet kan bestaan. Atheïsme is 'in', het wordt als deugd gezien om daar een lans voor te breken en gelovigen te overtuigen dat ze het niet bij het rechte eind hebben.

Als je tegen geloof bent, lijkt het me dat je moet kunnen bewijzen dat het niet waar is. Nu ben ik nog niet een heel overtuigend argument tegengekomen dat bewijst dat God niet bestaat. Laten we er eens een aantal van bekijken.

God zie ik niet

Een heel simpel argument zou zijn:
Ik kan God niet zien

Daarom bestaat God niet
Laten we eens kijken naar dit 'bewijs'. De filosoof Aristoteles leerde ons iets over logica. Daarom kunnen we zien dat er in bovenstaande argument een regel ontbreekt, namelijk het verband tussen het eerste en het tweede feit. Als we die invullen krijgen we:
Als God zou bestaan, zou hij zichtbaar zijn
Ik kan God niet zien

Daarom bestaat God niet
Aha. Nu kunnen we ook meteen inzien dat de aangenomen regel in dit 'bewijs' niet echt overtuigend is. Als we iets over het christendom weten, weten we dat christenen (en de Bijbel) zeggen dat God een Geest is (bijv. evangelie van Johannes, 4, 24). Daarom is het juist zo bijzonder dat God als Geest 'in het vlees gekomen is', dat wil zeggen dat Jezus Christus, Gods Zoon, mens is geworden. "En buiten alle twijfel, groot is het geheimenis van de godsvrucht: God is geopenbaard in het vlees" (eerste brief van de apostel Paulus aan Timotheüs, 3, 16).

God ervaar ik niet

Een ander argument zou kunnen zijn:
Als God zou bestaan, zou hij door mij ervaren worden
Ik ervaar God niet

Daarom bestaat God niet
Ook dit zou een geldig bewijs zijn, als de twee eerste aannames waar zijn.

De eerste aanname is "Als God zou bestaan, zou hij door mij ervaren worden". Is dit onweerlegbaar? Weer: als we iets over het christelijk geloof weten, weten we dat God ons mensen goed heeft gemaakt, maar dat onze eerste voorouders Adam en Eva tegen Gods wil in zijn gegaan en dat daardoor er een breuk is gekomen in het kennen van God. We ervaren God niet meer, omdat we niet meer in eenheid met Hem geboren worden, en dat is omdat onze ouders ook niet in eenheid met God geboren worden. De Bijbel schrijft ook over satan, "de leugenaar vanaf het begin". Er is dus een goede reden om aan te nemen dat onze ervaring wel eens bedrogen zou kunnen worden.

De tweede aanname is "Ik ervaar God niet". Is dat waar? Volgens mij moet je wel met je ogen dicht lopen als je niets wilt ervaren van wie God is. Iedereen ervaart toch schoonheid in de natuur? Iedereen overvalt toch wel eens een gevoel van verwondering over deze wereld? Iedereen streeft toch naar gerechtigheid?

God zou lijden niet toestaan

Een veel voorkomende redenering is de volgende:
Als er een rechtvaardige en liefdevolle God zou bestaan die almachtig is, zou er geen lijden zijn
Er is lijden

Daarom bestaat er geen almachtige, rechtvaardige en liefdevolle God
Het is verschrikkelijk om te zien welke verschrikkelijke dingen er op aarde gebeuren. Als God zou bestaan en almachtig zou zijn, zou hij dat toch niet toestaan? En als God dat zou toestaan, zou hij liefdeloos en onrechtvaardig zijn.

Kloppen de aannames? De tweede, "Er is lijden", is onontkenbaar. Maar de eerste? De eerste aanname is juist als er lijden is dat onrechtvaardig en liefdeloos is, om het nog wat specifieker te maken. En juist daar hebben gelovigen hun twijfels bij. De God die wij kennen, is Zelf gekruisigd, dus heeft Zelf voor ons alles gedaan! Het lijden wat er in deze wereld is, zien we dus als een verschrikkelijke werkelijkheid die niet zomaar te verhelpen is. Een paar verklaringen voor deze werkelijkheid kunnen we in de Bijbel lezen. Een ervan is: God zou wel meteen alle lijden weg kunnen nemen en het toekomende rijk van Jezus kunnen brengen, maar dat betekent dat degenen die niet in Hem geloven daar geen deel van kunnen uitmaken! Dus: het rijk van Jezus komt niet nu, omdat God wil dat er meer mensen tot geloof komen (tweede brief van de apostel Petrus, 3). Een andere is: als er geen lijden zou zijn, zouden we geen behoefte hebben om tot God te gaan. Jezus zegt: "Voorwaar, Ik zeg u dat een rijke moeilijk het Koninkrijk der hemelen kan binnengaan" (evangelie van Mattheüs, 19). En ook deze woorden heeft Jezus gesproken:
"Zalig bent u, armen, want van u is het Koninkrijk van God.
Zalig bent u die nu honger hebt, want u zult verzadigd worden. Zalig bent u die nu huilt, want u zult lachen.
Zalig bent u, wanneer de mensen u haten, en wanneer zij u uitstoten en u smaden en uw naam als slecht verwerpen omwille van de Zoon des mensen.
Verblijd u op die dag en spring op van vreugde, want zie, uw loon is groot in de hemel." (evangelie van Lukas, 6)
Wij kunnen de bedoeling van veel lijden niet zien. Maar zou alle lijden niet een hoger doel kunnen hebben? Zou het niet zo kunnen zijn, dat het lijden te vergelijken is met de pijn van een moeder om haar kind geboren te laten worden? Dat is wat de apostel Paulus schrijft:
Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden. Met reikhalzend verlangen immers verwacht de schepping het openbaar worden van de kinderen van God.
Want de schepping is aan de zinloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar door hem die haar daaraan onderworpen heeft, in de hoop dat ook de schepping zelf zal bevrijd worden van de slavernij van het verderf om te komen tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God. Want wij weten dat heel de schepping gezamenlijk zucht en gezamenlijk in barensnood verkeert tot nu toe. (brief aan de gemeente van Rome, 8)

God en wetenschap gaan niet samen

Een andere redenering is:
De wetenschap heeft een verklaring voor het ontstaan van de aarde
Als de wetenschap ons dit verklaart, hoeven we niet in God te geloven

Daarom bestaat God niet
Als ik de redering op deze manier opschrijf, is hij logisch ongeldig. Als je niet in God "hoeft te geloven", betekent dat niet dat God niet bestaat. Laten we proberen de redenering aan te passen zodat hij klopt:

Als God zou bestaan en hij de Schepper van de wereld is, zou niet alles toevallig zijn ontstaan
De wetenschap bewijst ons dat alles toevallig is ontstaan

Daarom bestaat God niet
Zo zou het een geldig bewijs zijn. Maar kloppen de aannames?

Nee. De wetenschap bewijst ons niet dat alles toevallig is ontstaan. Als je kijkt naar de natuurkunde, verbazen ook atheïstische wetenschappers zich erover dat alles zo perfect in elkaar zit. Als je uitgaat van de gangbare theorie van de oerknal, was een klein beetje meer of minder energie fataal geweest voor het evenwicht tussen bijvoorbeeld koolstof en zuurstof wat er voor leven nodig is. De zwaartekracht had maar een fractie meer of minder hoeven te zijn, en het leven op aarde was niet mogelijk geweest. Voor de natuurkunde is het niet mogelijk om de toevlucht te nemen tot miljoenen jaren waarin alles vanzelf ontstaat (het heelal heeft geen DNA). Daarom is de enige redelijke conclusie dat de wetenschap ons aantoont dat het ontzettend onwaarschijnlijk is dat alles toevallig is ontstaan. (Atheïsten nemen daarom de toevlucht tot het geloof in een oneindig aantal universa, waarvan ons universum er eentje is waar het toevallig goed is gegaan.) Kortom, de aannames van dit bewijs zijn ook niet waar.

Zijn er nog betere bewijzen? Ik hoor het graag! Maar anders kunnen we instemmen met "De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God." (Psalmen, 14).

zaterdag 11 februari 2017

Psalmen - 11

Hieronder volgt Psalm 11:
Een psalm van David, voor de koorleider.
Ik heb tot de HEERE de toevlucht genomen.
Hoe kunt u dan zeggen tegen mijn ziel:
Vlucht weg naar uw bergen, als een vogel!
2 Want zie, de goddelozen spannen de boog,
zij leggen hun pijlen op de pees
om in het donker te schieten op de oprechten van hart.
3 Voorzeker, de fundamenten worden omvergehaald!
Wat kan de rechtvaardige dan doen?
4 De HEERE is in Zijn heilig paleis,
de troon van de HEERE staat in de hemel;
Zijn ogen doorzien,
Zijn blikken beproeven de mensenkinderen.
5 De HEERE beproeft de rechtvaardige,
maar Zijn ziel haat de goddeloze en wie geweld liefheeft.
6 Hij zal op de goddelozen valstrikken, vuur en zwavel doen regenen.
Een verschroeiende stormwind zal het deel van hun beker zijn.
7 Want de HEERE is rechtvaardig,
Hij heeft rechtvaardige daden lief.
De oprechten zullen Zijn aangezicht aanschouwen.

Bevreemdend:
Bevreemdend in de Psalm kan zijn de directe lijn die er vanaf God naar de aarde loopt en die we misschien niet zo ervaren. Het eerste wat daaronder valt is dat God de mensen beproeft en ziet wat er in ze omgaat (vers 4). Tegenwoordig geloven mensen liever in een onpersoonlijke positieve kracht dan in een God die ons beproeft. Ze geloven daarmee niet alleen niet in een persoonlijk God, maar ook niet in een heilig en verheven God. Immers, als God heilig en verheven is, is het moeilijk voor te stellen dat Hij ons niet zou kennen en beproeven. Als Hij ons niet kent, is Hij niet verheven. Als Hij ons niet beproeft, is Hij niet heilig.

In het licht daarvan is het verwonderlijk dat er staat dat de oprechten het aangezicht van deze heilige en verheven God zullen zien (vers 7). Als God zó groot is, dan moet het wel grote genade zijn om Hem te zien en door Hem beproefd te worden.

Het tweede, dat God de goddelozen zal oordelen met 'valstrikken, vuur en zwavel' hoeft ons minder te verwonderen als we geloven in een heilig en verheven God. Wat we ons wel kunnen afvragen, is waarom we het oordeel van God niet zien. Het gaat toch vaak goed, ook met degenen die mens noch God ontzien in hun daden? Hoe komt het dat we de oordelen van God niet duidelijker zien?

Het antwoord hierop is tweevoudig. Allereerst moeten we de woorden van David poëtisch lezen en niet letterlijk. Het gaat erom dat God de goddeloze uiteindelijk ten val zal brengen. Dat gebeurt op heel verschillende manieren, maar we zien vaak wel dat het goede uiteindelijk het kwaad overwint en er gerechtigheid plaatsvindt. Ten tweede leven we sinds de komst van Jezus in de verwachting van Gods Koninkrijk. Het is er nog niet. Het is de tijd dat het Evangelie van Jezus Christus, Zoon van God, op heel de aarde verteld moet worden. Pas als dat voltooid is, zal Jezus terugkomen om de aarde te oordelen.

Herkenbaar:
Herkenbaar is de onmacht die uit het eerste deel van de psalm spreekt. "Voorzeker, de fundamenten worden omvergehaald! Wat kan de rechtvaardige dan doen?" (vers 3). Mooi is het beeld dat ertegenover staat van Gods heiligheid en verhevenheid waartoe we de toevlucht mogen nemen. Vaak blijkt dat God niet door kracht of geweld werkt, maar door Zijn Geest (profetie van Zacharia, 4, 6).

Profetisch:
Dat God de rechtvaardige beproeft en dat de oprechten Zijn aangezicht zullen zien (vers 7) kunnen we toepassen op het komende Koninkrijk van God, waarin degenen die door het geloof in God als rechtvaardig worden gerekend, bij God in de nieuwe hemel en nieuwe aarde zullen leven. Deze belofte wordt herhaald in de Openbaring aan de apostel Johannes (22, 4). God zegt tot ons:
"Wie dorst heeft, zal Ik voor niets te drinken geven uit de bron van het water des levens. Wie overwint, zal alles beërven, en Ik zal voor hem een God zijn en hij zal voor Mij een zoon zijn." (21, 6-7)

donderdag 30 juni 2016

Psalm 4 - Het gelaat van de ander en van God

Twee weken geleden schreef ik over de inhoud van Psalm 4. De persoonlijke toon van de psalm noemde ik toen als opvallend. Vandaag wilde ik het om die reden betrekken op de dialogische filosofie.

'Dialogische filosofie' wordt die filosofie genoemd waarbij de dialoog - de interactie van mens tot mens - centraal staat. In plaats van het ik en de wereld waaruit de westerse filosofie vertrok, staat de ander als vertrekpunt. Deze beweging begon met het boek 'Ich und Du' (1923) van de joodse filosoof Martin Buber, maar is wellicht nog bekender van Emmanuel Levinas, die na de oorlog 'Totalité et Infini' schreef (1961), als Joods overlevende van de Duitse krijgsgevangenis.

Bij Levinas is 'het gelaat van de ander' het centrum van de filosofie. Ethiek begint niet bij een abstract 'goede' maar bij de kennismaking en confrontatie met andere mensen om ons heen. Deze kennismaking en confrontatie met andere mensen gebeurt doordat wij ze zien, en dit 'gelaat van de ander' doet een beroep, een appel op ons handelen. Als we proberen de ander in een filosofisch systeem te gieten (waar het ik of de wereld het kader van is) doen we deze ander tekort. Volgens Levinas is de westerse filosofie in deze val gelopen; zij heeft immers het ik centraal ('egologie' genoemd door Levinas) of de wereld centraal ('ontologie' genoemd door Levinas) waarbij de 'andersheid' of 'alteriteit' van de ander wordt vergeten.

Deze kritiek is mijns inziens gedeeltelijk terecht en waardevol: het is belangrijk dat filosofie tijdens het nadenken over ik en de wereld het appel van de ander niet kleiner maakt of vergeet. Sommige filosofie was tijdens de Tweede Wereldoorlog vaag genoeg over de ander om misbruikt te kunnen worden door Hitler! De stelling dat dit door de westerse filosofie echter altijd en noodzakelijk het appel van de ander heeft verkleind is echter weer ongenuanceerd.

Voor Levinas is het denken over God ook gekoppeld aan de ander. God is niet door het 'ik' te bevatten door denken. God wordt alleen zichtbaar in ons handelen met de ander. Hierin gaat Levinas zo ver dat hij God geen (metaphysische) realiteit wil toeschrijven: Levinas is metaphysisch atheïst.

Hoe kunnen we de 'dialogische filosofie' vergelijken met de inhoud van Psalm 4? Deze psalm begint met een beroep op God:
"Als ik roep, verhoor mij, o God van mijn gerechtigheid!" (vers 2)
Er is dus geen sprake van metaphysisch atheïsme. Echter, zoals ik eerder schreef gaat deze psalm wel verder door heel persoonlijk tegen de ander te spreken. In dit geval spreekt David tegen zijn tegenstanders. Het is dus wel een heel belangrijk gegeven dat de onderwerping aan God niet samengaat met het haten van alle tegenstanders van God. Tegenstand tegen God kunnen we niet liefhebben of zelfs maar neutraal tegen staan, maar degene die God tegenstaat kunnen we alleen maar betreuren en proberen terecht te wijzen. Dat is precies wat David doet. Wat David haat zijn het lege en de leugen, niet degene die het lege liefhebben of de leugen zoeken. Hij spreekt hen aan: "Hoelang zult u het lege liefhebben, de leugen zoeken?" (vers 3).

Jezus beveelt ons op dezelfde manier dat God niet wil dat we onze vijanden haten, maar dat we hen liefhebben:
"U hebt gehoord dat er gezegd is: U moet uw naaste liefhebben en uw vijand moet u haten. Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen; zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen." (evangelie van Mattheüs, 5, 43-45)
En als we moeten liefhebben degenen die ons kwaad doen, hoeveel te meer ook degenen die ons goed doen! Dit is ook te lezen uit de woorden van Jezus die er even aan vooraf gaan, de zogenaamde 'zaligsprekingen' van Jezus:
"Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden.
Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.
Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden.
Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.
Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.
Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij.
Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn." (evangelie van Mattheüs, 5, 3-12)
Jezus spreekt hier dus degenen zalig die geen geweld gebruiken. Op dezelfde manier kon David verheugd zijn ondanks dat velen zich tegen hem keerden. "U hebt mij meer blijdschap in het hart gegeven dan ten tijde dat zij hun koren en hun nieuwe wijn in overvloed hadden. In vrede zal ik gaan liggen en weldra slapen, want U alleen, HEERE, doet mij veilig wonen." (vers 8-9)

Waar David nog in een wereld van geweld leefde en ook bloedige gevechten met vijanden van Israël heeft moeten vechten, is Jezus de Koning van de vrede die geen geweld heeft gebruikt, maar Zich zelfs over heeft gegeven om gedood te worden. Jezus, Gods Zoon, is de Vredevorst die elk geweld overbodig maakt door Zijn behaalde overwinning!

Wat ook bijzonder is, is dat David noemt dat Gods aangezicht hem het goede laat zien:
"Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien?
Verhef over ons het licht van Uw aangezicht, HEERE!" (vers 7)
Voor Levinas is het gelaat (van de ander) weerloos en doet het een appel op onze verantwoordelijkheid. Het gelaat van God is echter niet weerloos. Het ziet en helpt de weerloze! Daarom brengt Gods aangezicht vreugde en verlossing.

woensdag 18 mei 2016

Psalm 1 - Vreugde in de wet van God

Vorige en deze week schreef ik twee keer over Psalm 1, over de inhoud en de vergelijking met de filosofen Aristoteles en Epicurus. Deze keer wil ik de inhoud meer toepassen op het alledaagse leven.

Wat centraal staat in de psalm is het vinden van de vreugde in Gods wet:
Welzalig de man
(...) die zijn vreugde vindt in de wet van de HEERE
en Zijn wet dag en nacht overdenkt.

"Gods wet" kun je hier best breed opvatten:
  • De wetten van het dienen van God: feesten, offerdienst;
  • Praktische wetten voor hygiëne, medische regels en spijswetten;
  • De ethische wet van God in de tien geboden om God lief te hebben boven alles en onze naaste als onszelf;
  • Maar ook alle woorden die van God waren opgeschreven of door profeten worden uitgesproken.

Waar komt die vreugde vandaan? Als je de psalm heel letterlijk leest zou je bijna denken dat er staat "door het dag en nacht bestuderen van de wet van God in de Bijbel". Een 'theoretische studievreugde' sluit echter bij weinig mensen aan. In plaats van theorie willen we doen! In plaats van het zoeken van God door studie van letters willen we God persoonlijk in ons hart ervaren!

De zo letterlijke manier van lezen is ook onjuist. Het gaat hier niet om het overdenken van het theoretische "reinen Vernunft", maar juist van het "praktischen Vernunft", om eens een onderscheid van Immanuel Kant te gebruiken. Dat zie je terug in de contekst waar het staat tegenover verkeerd leven. In psalm 1 gaat het om overdenken om het doen en niet om het denken zelf.

Het gaat dus wel degelijk om doen. Gaat het ook om God in ons hart ervaren? Ik meen van wel. Maar het is niet op de manier die je bij lifestylebladen vindt: zelf doen, zelf ervaren, waarbij iedereen zijn eigen god of God ontdekt. Het verschil is dat in Gods wet God aanwijst hoe we Hem kunnen ervaren, en dat God aanwijst wat we moeten doen om gelukkig te worden.

Het ervaren staat aangewezen in de godsdienstige feesten (en stond aangewezen in de offers die op het enige offer van Jezus Christus, Gods Zoon, wezen), en wijst Jezus zelf later aan in de sacramenten van doop en avondmaal. Het doen staat in de praktische wetten aan Israël maar ook in de brieven van de apostelen. En als we die volgen, vinden we niet alleen vreugde in wat we doen en navolgen maar ook in de uitkomst ervan.
Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken,
die zijn vrucht geeft op zijn tijd,
waarvan het blad niet afvalt;
al wat hij doet, zal goed gelukken.

vrijdag 13 mei 2016

Psalmen - 2

Vorige week schreef ik over Psalm 1. Vandaag Psalm 2:

1 Waarom woeden de heidenvolken
en bedenken de volken wat zonder inhoud is?
2 De koningen van de aarde stellen zich op
en de vorsten spannen samen
tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde:
3 Laten wij Hun banden verscheuren
en Hun touwen van ons werpen!
4 Die in de hemel woont, zal lachen,
de Heere zal hen bespotten.
5 Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn,
in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen.
6 Ik heb Mijn Koning toch gezalfd
over Sion, Mijn heilige berg.
7 Ik zal het besluit bekendmaken:
De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon,
Ík heb U heden verwekt.
8 Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven,
de einden der aarde als Uw bezit.
9 U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter,
U zult hen in stukken slaan als aardewerk.
10 Nu dan, koningen, handel verstandig.
Laat u onderwijzen, rechters van de aarde.
11 Dien de HEERE met vreze,
verheug u met huiver.
12 Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt,
wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt.
Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!

Bevreemdend:
Wat in eerste instantie bevreemdend is in deze psalm is dat God een mens, een koning van Sion, Zijn Zoon noemt, en zelfs zegt "Ik heb u heden verwekt" of voortgebracht (vers 7). Iets begrijpelijker wordt het als we zien hoe verweven het bestuur van God en het bestuur van de genoemde koning van Sion is. Er staat niet dat de volken tegen de koning van Sion opstaan, maar dat zij tegen de HEERE en Zijn Gezalfde opstaan. Er staat niet dat zij zeggen "Laten wij zijn banden verscheuren" (nl. van de koning van Sion), maar "Laten wij hun banden verscheuren". En het dienen van God wordt in één adem genoemd met het dienen van de koning van Sion (laatste verzen). God heeft blijkbaar deze koning aangesteld en deze koning regeert namens God, dat zou een reden kunnen zijn waarom God hem Zijn Zoon en afstammeling noemt.

In de Bijbel vinden we een opgeschreven belofte van God aan David en zijn nageslacht die met de inhoud van deze psalm overeenkomt. Voor de volledigheid citeren we deze volledig:
11 (...) Ook maakt de HEERE u bekend dat de HEERE voor ú een huis zal maken.
12 Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling na u, die uit uw lichaam voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen.
13 Die zal voor Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen.
14 Ík zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een zoon zijn, wat wil zeggen: als hij zich misdraagt, zal Ik hem terechtwijzen met een stok als van mensen en met slagen als van mensenkinderen.
15 Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik die deed wijken van Saul, die Ik voor uw ogen weggenomen heb.
16 Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn (profetie van Samuël, tweede boek, 7).

De bevreemding is daarmee niet helemaal weg. Hoe kan God nu zijn wereldbestuur aan het nageslacht van David geven? Het antwoord is tweeledig:
  1. De koning is gezalfd met Gods Geest, dus heeft gaven gekregen om volgens Gods wil te handelen;
  2. Deze tekst wijst ons op Jezus Christus, de Zoon van God, die ook uit het geslacht van David was en door God als Koning van de aarde is aangesteld.
Dat laatste verklaart ook een ander element wat anders bevreemdend zou zijn: dat er staat "Ik zal u de heidenvolken als uw eigendom geven, de einden der aarde als uw bezit" (vers 8). Het rijk van Israël had niet echt de potentie om een wereldrijk te worden, hoewel de invloed van koning Salomo, de zoon van David, zich wel ver over de grenzen van Israël uitstrekte. Daarom gaat het hier om het wereldbestuur van Jezus Christus, de Zoon van God, die de aarde zal oordelen.

Herkenbaar:
Het beeld van een almachtig God wiens wil heel de aarde bestuurt is voor ons herkenbaar; of liever, dat God niet aards is en daarboven verheven is. In de tijd dat deze psalm geschreven was was men meer gewend aan goden die in een stad of koninkrijkje invloed hadden en daarbuiten niet. Eigenlijk ligt het revolutionaire van deze psalm niet in het feit dat God een koning bijstaat, maar in het feit dat God alle einden van de aarde regeert en aanspreekt!

Profetisch:
In het bijbelboek Handelingen van de apostelen worden de teksten uit deze psalm toegepast op Christus en degenen die niet in Hem geloven. Ook in de brief aan de Hebreeën wordt het koningschap van Jezus vanaf het begin benadrukt, ook om te overtuigen dat het wereldbestuur niet anders dan aan de Zoon van God gegeven zal worden, die voor ons naar de aarde kwam en leed en werd veracht voor onze zonden. De wonderen die Jezus deed waren niet om aan te tonen dat Hij de almachtige Koning is, maar staan in het teken van Zijn verlossing.

En in het evangelie van Mattheüs lezen we van de woorden van Jezus zelf. Hij gebiedt zijn onderdanen niet om geweld uit te oefenen, maar om het evangelie te vertellen zodat mensen Christus als Zoon van God en Verlosser kennen:
En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.
Amen.

zaterdag 9 januari 2016

Christelijk geloof en geweld

Afgelopen jaar verscheen het boek 'Erfenis zonder testament' van Hans Achterhuis en Maarten van Buuren. In dit boek worden de tien geboden vanuit eigentijds perspectief behandeld – zonder geloof in de God van die geboden.

Hans Achterhuis en Maarten van Buuren sluiten aan bij de hedendaagse opvatting van theologen dat de Bijbel niet het woord van God maar het woord van mensen is, en kopiëren daarbij ook argumenten waarom de Bijbel niet waargebeurd kan zijn, inconsistent is en niet zoveel anders is dan andere boeken. Voor een compleet filosofisch betoog is het inderdaad goed om de complete vooronderstellingen en argumentatie te herhalen. Wat ik echter niet kan begrijpen is dat twee filosofen die wel iets van argumentatieleer weten deze opvattingen en argumenten van theologen zo klakkeloos overnemen. Het zijn niet allemaal argumenten maar ook gewoon speculaties, die echt niet op veel andere gronden gebaseerd zijn dan op het feit dat het leuk is om te vertellen. Sappige details zijn dat God getrouwd blijkt te zijn met een godin (afgeleid van één woordje in het Hebreeuws wat ook iets anders kan betekenen, p.35), dat God bij de schepping gestreden heeft met een zeemonster wat dan ook goed overeenstemt met andere scheppingsverhalen (afgeleid van een ander discutabel Hebreeuws woord, p.38), en dat God geïdentificeerd werd met een oppergod die vereerd werd in de vorm van een stier (gebaseerd op de interpretatie van één bijbeltekst, p.17).

Gelukkig bevat het boek ook gedachten van hogere kwaliteit, en daar schrijf ik liever over. Na een uiteenzetting van het idee van de immanente God bij Spinoza door Maarten van Buuren, volgt er een beschouwing van Hans Achterhuis over Monotheïsme en geweld bij het eerste gebod: 'U zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben'.

Het opvallende daaraan is dat 'geweld' breder wordt opgevat dan normaliter wanneer godsdienst en geweld met elkaar worden geassocieerd. Achterhuis citeert daarbij egyptoloog en godsdienstwetenschapper Jan Assman, die drie vormen van religieus geweld 'uitgeoefend in naam van God' onderscheidt (p.50):
  1. geweld dat gelovigen ondergaan in martelaarschap voor de naam van God,
  2. geweld van uitroeiing van ongelovigen,
  3. geweld van de bekering van ongelovigen.

In zekere zin heeft Achterhuis gelijk dat het christelijk geloof en Evangelie gepaard gaat met geweld. Het Evangelie kondigt niet vrede aan voor allen, maar vrede in God en het oordeel buiten God. Ook is het Evangelie een boodschap die strijd en verdeeldheid geeft, vanwege de geestelijke tegenstand van de mens tegen God. De boodschap van Jezus Christus, die mens werd en Gods eniggeboren Zoon was en is, laat zich moeilijk verenigen met andere goden. Zijn boodschap van absolute gehoorzaamheid aan God gaat niet samen met de wensen van menselijke machthebbers. Dus inderdaad zijn er de drie vormen van geweld:
  1. geweld van het martelaarschap door de niet te rijmen boodschap van het Evangelie
  2. geweld van het oordeel van ongelovigen bij de laatste oordeelsdag
  3. geweld van bekering door de geestelijke strijd om anderen het Evangelie te vertellen, het 'zwaard van het Woord van God' (brief aan de Hebreeën, 4, 12)

Achterhuis vat de twee laatste echter anders op, namelijk dat fysiek geweld tot de kern van het christelijk geloof hoort. Hij heeft hiervoor de voorbeelden:
  • het doden van de kanaänitische volken door Israël bij de aankomst in Kanaän
  • de kruistochten
  • het met dwang bekeren van de Friezen
De laatste twee voorbeelden zijn inderdaad vormen van fysiek geweld die in naam van het christendom werden uitgeoefend, en geven zeker reden tot schuldbekentenis van christenen over dit geweld. Ik beschouw ze echter niet als kern maar als uitwassen van het christendom. Waar christelijk geloof en machtsbegeerte samengaan gaat het namelijk altijd fout. Opdracht daartoe is echter niet in de Bijbel te vinden. Jezus geeft zijn discipelen niet de opdracht om heel de aarde te veroveren, maar heel de aarde het Evangelie te prediken (evangelie van Mattheüs, 28, 19). Hij geeft niet de opdracht om een ongehoorzame stad met vuur te verbranden, maar om deze te verlaten en aan Gods oordeel over te laten (evangelie van Mattheüs, 10, 14-15).

Het eerste voorbeeld van het doden van de kanaänitische volken door Israël bij het in bezit nemen van Kanaän is wel een afschrikwekkend voorbeeld van geweld in de Bijbel. Het verschrikkelijke daarvan kun je niet nuanceren. Wel is het belangrijk om te onderzoeken wat de reden is, want die is niet het uitroeien van ongelovigen omdat ze ongelovigen zijn, maar een eenmalig en onherhaalbaar oordeel en straf van God over de volken in Kanaän. Dit is van de Bijbeltekst af te leiden waar God aan Abraham het land Kanaän belooft: deze belofte zal niet meteen in vervulling gaan omdat "de maat van de ongerechtigheid nog niet vol is" (Genesis, 15, 16). Bij de uittocht uit Egypte wordt niet de strijd aangegaan met alle ongelovige volken (Deuteronomium, 2). De woorden van Mozes in Deuteronomium zijn:
Niet vanwege uw gerechtigheid of vanwege de oprechtheid van uw hart komt u hun land in om het in bezit te nemen, maar vanwege de goddeloosheid van deze volken verdrijft de HEERE, uw God, hen van voor uw ogen uit hun bezit, en om het woord gestand te doen dat de HEERE, uw God, uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft. (Deuteronomium, 9, 5)
Daarbij is het van belang op te merken dat dit in de geschiedenis van Israël ook niet meer voorkomt op Gods bevel en in Gods naam. Volken om Israël dienen niet Israëls God, maar God stuurt Zijn profeten en niet de legers van Israël. De profeten kondigen vaak Gods straffen aan bij andere volken door oorlog met andere volken, maar geen vernietiging door Israël zelf. Wat een gewelddadige bekering betreft zie je hetzelfde: ook dat komt niet voor in de Bijbel. Binnen Israël, het volk met de naam, identiteit en wetten van God, worden Gods wetten wel streng gehandhaafd, maar Israël blijft Israël, nieuwe bewoners worden geen Israëliet tenzij ze er zelf voor kiezen om gedoopt te worden.

Daarbij moeten we opmerken dat Israël uniek was als volk:
  • De naam 'Israël' was door God aan stamvader Jakob gegeven;
  • Alle burgers van Israël waren nakomelingen van de door God op late leeftijd aan Abraham en Sara gegeven zoon Izak;
  • De wet van Israël werd door God aan Mozes gegeven;
  • De koning van Israël (Saul, David) werd door God gezalfd;
  • Het land van Israël werd door God aan Abraham beloofd en aan Israël gegeven.
Dus de complete identiteit van Israël kwam van God! Daarom is Israël nog het best vergelijkbaar met de 'gemeente van Christus' of alle gelovigen op aarde, omdat die ook hun identiteit uit God hebben, aangezien ze niet gelovig zouden zijn als God Zich niet had geopenbaard. De gemeente van Christus is verspreid over alle landen en hoort bij geen enkel land. Kortom, het voorbeeld van Israël en de uittocht van Egypte naar Kanaän kan nergens een tweede keer voorkomen en was uniek.

Geweld hoort dus niet bij de kern van het christendom; behalve de hiervoor genoemde geestelijke strijd die zonder wapens gebeurt: "De wapens van onze strijd zijn immers niet vleselijk, maar krachtig door God, tot afbraak van bolwerken. Want wij breken valse redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en wij nemen elke gedachte gevangen om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus" (tweede brief van de apostel Paulus aan de gemeente van Korinthe, 10, 4-5). En de woorden van Jezus waren:
Maar Ik zeg tegen u die dit hoort: Heb uw vijanden lief; doe goed aan hen die u haten. Zegen hen die u vervloeken, en bid voor hen die u belasteren. Bied hem die u op de ene wang slaat, ook de andere. Verhinder hem die het bovenkleed van u afpakt, niet ook uw onderkleed te nemen. Maar geef aan ieder die iets van u vraagt, en eis niet terug van hem die neemt wat van u is. En zoals u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo.

En als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars hebben degenen lief die hen liefhebben. En als u goeddoet aan hen die aan u goeddoen, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars doen hetzelfde. En als u leent aan hen van wie u hoopt terug te ontvangen, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars lenen aan zondaars, om hetzelfde terug te ontvangen. Maar heb uw vijanden lief en doe goed, en leen zonder te hopen iets terug te krijgen. Dan zal uw loon groot zijn en zult u kinderen van de Allerhoogste zijn, want Hij is goedertieren over de ondankbaren en slechten.

Wees dan barmhartig, zoals ook uw Vader barmhartig is. (evangelie van Lukas, 6, 27-36)

zaterdag 31 oktober 2015

God kennen

Eerder schreef ik hoe God voor alles bestaat en geen oorzaak of reden heeft. Hij zelf is oorzaak en reden van alles, maar boven God bestaat er geen wezen of om God heen is er geen wereld die het wezen van God bepaalt. God heeft geen vader, Hij is een Vader. God heeft geen oorzaak, maar is oorzaak van onze wereld.

Waar komt rechtvaardigheid vandaan? Rechtvaardigheid betekent in onze wereld dat we elkaar behandelen zonder elkaar te benadelen. Vanuit God betekent rechtvaardigheid dus Zijn schepping behandelen zonder die te benadelen en er het goede voor te zoeken, en het kwaad straffen. Hoe komt het dat God rechtvaardig is? Dat is uit zorg en liefde voor Zijn schepping.

Waar komt rationaliteit vandaan? Rationaliteit betekent voor ons dat we volgens de regels van kennis of regels van hoe de natuur in elkaar zit handelen. Vanuit God betekent rationaliteit dus dat Hij Zijn schepping kent en volgens Zijn regels behandelt. En wat God zelf heeft gemaakt, kent Hij door en door.

Op dezelfde manier kunnen we meer eigenschappen van God herleiden tot de liefde van God en oorsprong in God, zoals ook Augustinus of middeleeuwse filosofen gedaan hebben. Deze liefde van God en oorsprong in God kennen we door niet alleen om ons heen te kijken naar de hoe bijzonder de wereld om ons heen is, maar ook door de woorden van God zoals opgeschreven in de Bijbel, en in het bijzonder in de woorden van Jezus, Gods Zoon.

Het enige wat lastig te definiëren is, is wat 'goed' betekent of wat 'liefde' is. De definitie van 'liefde' is dat je het goede voor iets zoekt. De definitie van 'goed' zou kunnen zijn: 'behandelen zonder dat het nadeel oplevert'. Maar wat is dan 'nadeel'? Misschien 'wat niet aan het doel van iets beantwoordt'? Maar dan blijft de vraag: Hoe weet je of dat doel dan goed is? Dus komen we weer uit bij het woord 'goed'.

'Goed' en 'liefde' zijn dus zaken die zich niet echt laten definiëren, maar zijn zaken die we misschien wel het kunnen kennen uit ervaring en verwachting.

Allereerst uit ervaring omdat we ons gelukkig of ongelukkig voelen, of omdat we ons verwonderd en bewogen voelen of het tegenovergestelde, of omdat we ervaren dat iets passend en volmaakt is of het tegenovergestelde. Maar meer nog kennen we het goed uit ervaring doordat Gods Geest getuigt in ons hart, door de meest persoonlijke openbaring van God in Jezus Christus, Zoon van God, die voor ons stierf en de dood heeft overwonnen.

Maar daarnaast ook uit verwachting omdat we geloven dat er een opstanding uit de dood zal zijn, dat ons geluk in God blijvend is, dat Gods rijk meer ervan zal brengen en alle tranen zal afwissen, en dat we God zullen kennen zoals we gekend zijn.

maandag 19 januari 2015

Is God een God van vrede?

Hiervoor schreef ik al over het gebed om praktische gerechtigheid in de psalmen. In de psalmen wordt God gebeden om de goddeloze te beschamen en wordt gezegd dat ze in de kuil zullen vallen die ze zelf hebben gegraven (Psalm 7, 57, 94, 140). Dat betekent niet dat je mag terugdoen wat je is aangedaan. Integendeel, anders zou de emotie in de psalmen geen smeekbede om hulp in onrecht, maar een bittere wraakzang zijn. Zelfs al wordt er gevraagd om de dood van de goddeloze die probeert de godvrezende te doden dan nog staat er: "Bedek hun gezicht met schande, dan zullen zij, HEERE, Uw Naam zoeken" (Psalm 83).

Wat kunnen we hier veel van leren in deze tijd waarin we de haat van IS lezen en daar afschuw voor hebben! We kunnen allereerst leren van het vertrouwen dat uit de psalmen spreekt. Ze herinneren aan de vorige wonderlijke leiding van God en Zijn macht. Laten we daarna leren van het doel dat in het gebed genoemd wordt, namelijk om de goddelozen Gods Naam te laten zoeken. Als we op dezelfde manier voor IS bidden worden we noch door angst noch door haat overmand (zie ook dit bericht van een andere blogger over 'Besmettelijke boosheid').

Jezus gebiedt onze vijanden lief te hebben:
"Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen; zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. (...) Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is." (evangelie van Mattheüs, 5, 44)

Maar is God een God van vrede? Is er geen sprake van geweld in de tijd van het volk Israël in de Bijbel? Er zijn twee dingen die zeker uitleg behoeven: zowel de wet in Israël als de oorlogen van Israël.

Wat de wet in Israël, door God gegeven, betreft, is het zeker dat de makers van het blad Charlie ook op grond van Gods wet in Israël ter dood gebracht zouden hebben moeten worden. Echter niet door wetteloos geweld maar op recht van de wet. Dat is op grond van het tweede gebod: het verbod op misbruik van Gods Naam.

Wat betekent dat? Het betekent dat als u een zoon van Abraham was of verkoos tot Jood gedoopt te worden, dat u dan gedood moest worden als u de naam van God misbruikte. Als hoogste recht in de wet van Israël gold niet dat alle mensen en godsdiensten gelijk zijn, maar dat er één God is. Als grondwet gold niet vrijheid van meningsuiting maar het heiligen van de naam van de enige ware God. Er gold geen vrijheid van godsdienst, maar het verbod op het maken van eigen beelden om God te dienen.

Christenen van nu hebben dezelfde wet in hun hart geschreven. Ze hebben die wet echter niet in hun land als grondwet. Niemand zal in Nederland de doodstraf krijgen voor een andere godsdienst, voor godslastering of het op een eigen manier dienen van een god. Wat heeft de situatie zo drastisch veranderd na de wet van Israël? Dat is de komst van Jezus Christus! Jezus gebood niet om alle heidenen te doden, maar gebood het evangelie aan alle schepselen van God te prediken. Jezus gebood niet om alle niet-gelovigen te verbranden, maar om gewoon naar de volgende stad te gaan. Het is waar dat niet alle christenen deze regel in alle gevallen begrepen hebben. Het gebod van Christus is echter duidelijk; nogmaals:
"Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen; zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. (...) Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is." (evangelie van Mattheüs, 5, 44)

Israël staat trouwens volledig apart in de geschiedenis. Het wordt "het volk van God" genoemd. Waarom? Omdat ze hun volledige identiteit van God hebben:
  1. Ze hebben hun naam van God: de voorvader Jakob kreeg de naam Israël, 'vorst van God'.
  2. Ze hebben hun wet van God.
  3. Ze hebben hun land van God; de voorvader Abraham ging er wonen en God beloofde het aan zijn nageslacht te geven.
  4. Ze hebben hun godsdienst van God.
  5. Ze hebben hun burgers van God; God beloofde Abraham namelijk een groot nageslacht, ontelbaar als de sterren, en gaf hem zijn zoon Izak.
  6. Ze hebben hun geschiedenis van God: God verloste ze uit slavernij in Egypte door grote wonderen en tekenen.
De punten die hier genoemd zijn, zijn de belangrijkste voor identiteit. Het moge duidelijk zijn dat deze punten op geen enkel andere staat van toepassing zijn. Ze zijn ook zeker niet meer een op een op het huidige Israël van toepassing.

Het tweede punt dat uitleg behoeft over of God een God van vrede is, is de oorlogen van Israël. Toen het volk van God, Israël, op bevel van God het land Kanaän binnentrok en in bezit nam nadat God hen uit onderdrukking in Egypte verlost had, kregen ze het expliciete bevel van God om alle steden die daar waren met vuur te verbranden en elke inwoner te doden. Het is verschrikkelijk om dat voor te stellen. Een gewapend man doden die zijn stad verdedigt is al moeilijk, laat staan een vrouw, of zelfs een bejaarde of een kind. Het lijkt op het oordeel van God over Sodom en Gomorra, waar het vuur uit de hemel regende en iedereen doodde; maar daar was het de hand van God.

Dat laatste is precies wat het antwoord is op de reden van dit geweld. Het was de hand van God. Het heeft niets te maken met het feit dat er mensen waren die niet tot Israël behoorden. Het doden van deze volken in Kanaän was niet om een of andere terloopse reden, maar op expliciet en nadrukkelijk bevel van God. Wat waren de redenen van dit oordeel van God? Die redenen spreekt God meerdere keren uit in de Bijbel: seksuele perversie: incest (Leviticus 18, 6-17), bestialiteit (Leviticus 18, 23), overspel (Leviticus 18, 20); kinderoffers (Leviticus 18, 21; Deuteronomium 18, 10); homoseksualiteit (Deuteronomium 18, 10); zwarte magie (Deuteronomium 18, 10-11). Israël was ook niet zomaar een volk, maar het volk van God om deze straf van God uit te voeren.

Maar waarom deze straffen? Waarom heeft God niet vanaf het begin van de wereld het Evangelie van vrede gepredikt? Is God met de tijd veranderd? Ik heb me geprobeerd voor te stellen hoe de inwoners van Kanaän op evangeliepredikers gereageerd zouden hebben, en denk dat daarin het antwoord op de vraag ligt. De moordzuchtige koningen van Kanaän die ook elkaar graag uitmoordden, zouden niet gauw een ander volk verwelkomd hebben of ook maar geluisterd hebben naar een Evangelie van vrede. Dat zouden parels voor de zwijnen geweest zijn! Een spreekwoord dat uit deze woorden van Jezus komt: "Geef het heilige niet aan de honden, en werp uw parels niet voor de zwijnen, opdat die ze niet op enig moment met hun poten vertrappen, zich omkeren en u verscheuren." (evangelie van Mattheüs, 7, 6).

Daarom heeft Christus ook niet in het begin van de wereld geleden, maar op het moment dat God dat wilde. Daarom moeten we God niet alleen dienen met liefde, maar ook met vrees, omdat Hij niet alleen goed is, maar ook de Rechter van de aarde.

zaterdag 22 november 2014

Emoties in de psalmen

Thuis zijn wij de psalmen aan het lezen. Er zijn daarbij een paar aspecten waarover ik me verbaasde. Waarom spreekt David in zijn psalm tot God over het onrecht dat hem wordt aangedaan en vraagt hij of God zijn tegenstanders wil straffen? Denkt David dat God zijn onrecht niet gezien heeft? Of denkt hij dat God niet altijd rechtvaardig is? Of speelt er soms de begeerte naar vergelding mee?

Het eerste, dat David denkt dat God zijn onrecht niet heeft gezien, lijkt niet waar te kunnen zijn omdat hij in andere psalmen belijdt dat God alle onrecht en al zijn daden, ja zelfs zijn gedachten ziet en kent. Hoewel het zo zou kunnen zijn dat David door ongeloof wordt overvallen, lijkt het anders te zijn.

Maar is dan het tweede waar? Verwijt David dat God te weinig optreedt, niet snel genoeg reageert? Opmerkelijk is voor het antwoord op deze vraag dat de smeekbeden van David om hulp worden afgewisseld met de allerzekerste belijdenis dat God zal helpen. Het getuigt dus van de emotie in de psalm, waarbij vragen afgewisseld worden door antwoorden.

Hoe zit het dan met het derde aspect: heeft David begeerte naar vergelding van zijn vijanden? Als je de psalmen goed leest zul je merken dat David niet uitweidt over de straf of kwelling die hij voor zijn tegenstanders zou wensen. Dat zou je wel verwachten als begeerte naar vergelding mee zou spelen; dat lijkt dus niet het geval te zijn. Dr. Jan Hoek noemde het motief van vergelding in zijn opiniebijdrage voor het RD vandaag een soort "leedvermaak" waar hij zich niet mee kon verenigen. In zijn visie is het blijdschap om verlost te zijn in plaats van blijdschap over de straf van anderen. Hoewel ik denk dat dat een deel van het goede antwoord is en ik me ook verder helemaal kan vinden in zijn bijdrage, denk ik dat dat het halve antwoord is. De andere helft van het antwoord is mijns inziens toch: gerechtigheid.

Denk niet dat ik hier een pleidooi ga voeren voor een filosofisch soort 'gerechtigheid'. Sommige mensen maken van gerechtigheid iets mystieks dat ons verstand te boven gaat en dat we niet begrijpen maar moeten aanbidden. Ik voer ook geen pleidooi voor een hoogst redelijk soort gerechtigheid die helemaal aan de eisen van onze rede voldoet en daarom lofwaardig is.

Volgens mij gaan de psalmen juist over een concept dat we niet kennen: praktische gerechtigheid. Praktische gerechtigheid betekent dat je vrede kunt vinden met het feit dat je onrecht wordt aangedaan, omdat je weet dat het uiteindelijk een pad is dat niet beloond zal worden. Het betekent dat je ervan overtuigd bent dat God je van de ondergang zal redden door je tegenstanders ten val te brengen. Het betekent dat zelfs al zullen je tegenstanders het in hun leven gemakkelijker hebben dan jij, terwijl ze anderen onrecht aandoen en alles verachten wat waarde heeft, dat God hen na dit leven zal oordelen en straffen volgens een rechtvaardig oordeel.

Als je de woorden uit de psalmen zó opvat, zijn ze zelfs niet in strijd met wat Jezus Christus, de Zoon van God, gebiedt: dat we onze vijanden moeten liefhebben, en moeten zegenen die ons vervloeken. Je tegenstander is namelijk niet degene die veranderd wordt door het Evangelie en berouw heeft, maar juist degene die, hoe goed hij ook leefde, Gods geboden besluit eens vaarwel te zeggen.

woensdag 30 juli 2014

God kennen

Eerder heb ik geschreven over de filosofie over het bestaan van God, en over de drie-eenheid in God. Nu wil ik graag schrijven over de eigenschappen van God.

Het allerbijzonderste is dat God wil dat wij tot Hem spreken als onze Vader, Heer en God. Maar alleen in een nieuw leven in Christus!

Jezus Christus zegt:
"God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid." (evangelie van Johannes, 4, 24)
Wij mensen bestaan uit geest en lichaam. We moeten God dus niet aanbidden alleen met ons lichaam terwijl onze geest er niet bij is. We moeten ook niet denken dat God ons lichaam ziet en niet kan zien wat er in onze geest omgaat. We moeten verder ook niet denken dat God een lichaam heeft. We moeten ook niet denken dat de eeuwige en allerhoogste God niet kan nadenken, overwegen en willen. Soms wordt ons denken over God heel beperkt omdat we denken: Hij is het grootste. Dan zal het wel noodzakelijk zijn dat Hij zo en zo is.

We moeten echter niet denken dat God Jehova vergoeilijkend is, of tevreden is als wij meer dan half goed handelen. Minder dan helemaal goed is namelijk helemaal slecht. God is helemaal goed, of anders gezegd Hij is heilig. God is een "verterend vuur" (Deuteronomium, 4, 24).

God is goed. Dat kunnen we alleen maar zeggen omdat we ervaring hebben met wat goed is en kwaad. We weten dat sinds we onze eigen wil gingen volgen tegen Gods gebod in (Genesis, 3). We weten ook dat of je geest goed en kwaad is bepaald wordt door je wil. God is ook een geest; Hij is dus goed omdat Hij dat wil. Het tegenovergestelde van willen is haten. God de Allerhoogste haat het kwaad.

God zegt:
"Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste,
en buiten Mij is er geen God.
(...)
Want u bent Mijn getuigen: is er ook een God buiten Mij?
Er ís geen andere rots, Ik ken er geen." (profetie van Jesaja, 44, 6-8)
God is dus almachtig. God is ook eeuwig. Dat kunnen wij ons niet voorstellen. Daarom zegt God: "Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste." Er is altijd maar één eerste, en altijd maar één laatste, dat kunnen wij ons wel voorstellen. God zegt: Ik ben het beiden.

Nu is het gevaar dat we een geest als klein en krachteloos voorstellen, als een punt ten opzichte van de ruimte. Niets is minder waar wat God betreft. De almachtige God verschijnt daarom aan het volk Israël niet voor niets in een vurige wolk, met de krachtigste natuurverschijnselen van donder en bliksem, met een bazuingeluid die de grond laat beven (Exodus, 19). Als God het wil, maakt hij nu een nieuwe aarde of een nieuw zonnestelsel. Of een nieuw heelal. Wie kan er tegen Hem opstaan en blijven leven? Het is dus andersom: wij (onze lichaam en geest) zijn als een punt ten opzichte van de ruimte die God is. God zal dat echter niet tegen ons gebruiken want God is niet haatdragend, niet grillig, want zoals gezegd, God is goed. Daar kunnen we bijvoegen dat God zich zelfs ontfermt en vergeeft. Omdat wij ons niet goed kunnen voorstellen Wie God is moeten we zeggen: Hij is altijd dichtbij en altijd machtig. Gods Woord zegt: God is in de hemel. We kunnen ons ook proberen iets oneindigs voor te stellen, maar dan gaan we al gauw denken aan iets heel groots wat eindig is. God is groter dan oneindig, maar tegelijk niet ver weg van ieder van ons:
"Opdat zij den Heere zouden zoeken, of zij Hem immers tasten en vinden mochten; hoewel Hij niet verre is van een iegelijk van ons. Want in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn wij; gelijk ook enigen van uw poeten gezegd hebben: Want wij zijn ook Zijn geslacht." (Handelingen van de apostelen, 17, 27-28)
(Zie ook dit eerdere bericht: Waar is de hemel?)

Omdat God onze Vader een geest is laat Hij het niet toe dat we hem afbeelden en dan (via) die afbeelding aanbidden. Dan zouden we te klein van God gaan denken en zo zouden we niet kunnen leven:
"Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden." (Exodus, 20, 4-5)
Gods Geest en Gods Woord (Jezus Christus) laten God wel vergelijken met beelden. De apostel Johannes noemt Gods Zoon "de Leeuw uit de stam van Juda" (Openbaring, 5, 5). Die vergelijking neemt C.S. Lewis over in zijn verhalenserie voor kinderen Narnia.

God heeft alles gemaakt, inclusief ons. Er is niets buiten Hem. God is alwetend. Deze eigenschap moet ons wel schrik aanjagen omdat wij onwetend, onheilig, onrechtvaardig zijn. Wij zijn arm en vol gebrek omdat we God verlaten hebben. Daar staat de heerlijkheid van God tegenover.

De heiligheid en almacht van God Jehova kan niet samengaan met onze zonde tenzij die weggenomen worden door een nieuw leven in het geloof in Jezus Christus, het Woord van God, Gods Zoon, die als almachtig God zwak mens werd en leed en zelfs stierf voor onze zonden, maar ook met een nieuw lichaam opstond zodat wij zouden kunnen leven door Hem. Christus zegt:
"Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien." (evangelie van Johannes, 7, 37-38)

maandag 27 januari 2014

Waar is de hemel?

Al vanaf het eerste bijbelboek wordt God genoemd als in de hemel wonend, in tegenstelling tot de aarde (Genesis, 21:17; ook in het eerste boek Koningen, 8:27). Hoe moeten we dat ons voorstellen?

Het is in ieder geval niet zo alsof God boven de wolken fysiek aanwezig is. Het is waar dat God met fysische tekenen aanwezig kan zijn, maar dat beperkt zich niet tot de lucht en de hemel. Sowieso is God niet fysisch: God is de Schepper van de hemel en van de aarde, het fysische is dus Zijn schepping. Waarom zou Zijn aanwezigheid zich beperken tot maar een fysieke plek? In zekere zin is God in heel veel schoonheid van de natuur, zowel het ontzagwekkende als het kwetsbare, dichter bij of verder weg voor ons aanwezig. Want God is ontzagwekkend:
"Uw, o HEERE, is de grootheid, en de macht, en de heerlijkheid, en de overwinning, en de majesteit; want alles, wat in den hemel en op aarde is, is van u: Van u, o HEERE, is het Koninkrijk, en u hebt u verhoogd tot een hoofd boven alles." (eerste boek Kronieken, 29:11)

Wat betekent het dan? Is de hemel soms ergens anders? Een andere wereld zoals C.S. Lewis het land Narnia beschreef, dat door een deur bereikbaar is en waar alles anders is? Of is de hemel ergens oneindig ver weg in de ruimte, in een ander sterrenstelsel? De gedachte van C.S. Lewis in het boek 'Out of the silent planet' is dan nog vruchtbaarder. Daarin beschrijft hij hoe de ruimte tussen de planeten en de sterren onzichtbaar door engelen en door God zelf wordt bewoond. Die gedachte noem ik vruchtbaarder omdat dan God niet alleen verheven is maar ook dichtbij is, en dat is precies zoals het christelijke geloof belijdt.

Een andere manier om te spreken over de hemel als de woonplaats van God is dat we inzien dat het verschil tussen hemel en aarde juist belangrijk is. Mensen zijn aards, letterlijk uit het stof van de aarde gemaakt; God is niet van die categorie, maar is erboven verheven. Omdat God alles heeft gemaakt is God oneindig groter dan de schepping. Wat dat betreft zouden we het beste God als oneindig ver weg kunnen voorstellen en de engelen als de sterren van de hemel. Maar natuurlijk is het niet zo dat God oneindig ver weg is: Hij is ook altijd dichtbij! Het is dus een manier van spreken.

Dat Jezus Christus die de Heer van heel de aarde is, is opgenomen in de hemel, wil niet zeggen dat hij boven de wolken of ergens anders fysiek is. Net als de troon van God boven de aarde geen fysieke troon is, is het zitten van Christus aan de rechterhand van God de Vader in de hemel (evangelie van Markus, 16:19) niet fysiek, maar geestelijk. In die zin is de hemel niet ergens, maar is de hemel overal. Ze is wat ons omringt. Dat wil zeggen dat de heerlijkheid van God ons omringt en ons regeert! De engelen, die geesten zijn en voor de troon van God staan, zijn trouwens niet overal zoals God overal is. Ze worden wel de machten in de lucht genoemd (in de brief van de apostel Paulus aan de gemeente van Efeze, 6:12).

Maar Christus zal ook terugkomen op de aarde, zoals tegen de discipelen werd gezegd: "zoals u Hem in de hemel hebt zien ingaan" (Handelingen van de apostelen, 1:11). De opstanding van de doden zal niet in de hemel zijn maar op de aarde, en: "Maar wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont." (tweede brief van de apostel Petrus, 3:13). Maar intussen zijn we niet verlaten. Jezus zegt:
"Ik ben met u alle dagen tot het einde van de wereld" (evangelie van Mattheüs, 28:20).

zondag 1 december 2013

Het christelijk geloof in 6 punten

Deze blog gaat over christelijke filosofie. Maar wat omvat eigenlijk het christelijk geloof? Ik zal proberen in verschillende punten een samenvatting te geven. Dat doe ik omdat je, vooral als je geen christen bent, het overzicht makkelijk verliest en alles in een beperkt perspectief kunt gaan zien.

Het christelijk geloof is:
  1. Een theorie over het ontstaan van de wereld en de menselijke conditie. De wereld is gemaakt door God, maar wij mensen hebben God verlaten waardoor we het kwaad en het lijden over onszelf hebben gebracht. Het geeft antwoord op de vraag: Waar komen we vandaan?
  2. De manier om God te kennen. Het geeft antwoord op de vraag: Is er een God? Hoe leer ik God kennen?
  3. Een ethiek. De woorden van Christus, maar ook de opgeschreven wet van God geven antwoord op de vraag: Hoe leef ik goed?
  4. Een beschrijving van hoe God zich eerder aan mensen heeft laten zien. Daarmee bedoel ik dat God zich eerder heeft verbonden aan bepaalde mensen, niet omdat ze beter waren, maar omdat God zijn genade wilde tonen: aan Abraham, Izaäk, en Israël. Het geeft antwoord op de vraag: Wie is God? Wat betekent geloven?
  5. Het evangelie van hoe we tot God kunnen komen door Christus, Gods Zoon. De woorden van Jezus en de beschrijving van zijn leven, zijn dood aan het kruis laten ons zien dat Jezus de Zoon van God is. We moeten in Jezus de Christus geloven om God te kennen. Het geeft alweer antwoord op de vraag: Wie is God? maar ook op de vraag: Hoe moet ik veranderen om God te kennen?
  6. De beschrijving van hoe degenen die God kennen uiteindelijk bij God zullen zijn en hoe deze wereld zal veranderen. Dat geeft antwoord op de vraag: Waar gaan we heen?

Zie ook mijn eerdere bericht over het credo.

donderdag 30 mei 2013

Afstand?

Vanaf het begin van dat God de wereld gemaakt heeft hebben we te maken met een bedrieger. De eerste mensen had God toestemming gegeven om overal van de vruchten van de bomen te eten, behalve van de boom in het midden van de hof van Eden. Deze bedrieger probeert Eva uit de tent te lokken door het verbod van God strenger te maken: "Is het niet zo dat God heeft verboden van alle vruchten van de bomen in deze hof te eten?" Eva trapt erin, want het is merkbaar dat ze het gebod van God als beperking gaat zien. De bedrieger zegt vervolgens: "U zult niet sterven, maar u zult zijn als God, als u van die boom eet." (bijbelboek Genesis, 3:1-5) Daarmee maakt de bedrieger eerst de afstand tot God groter door God een bedrieger te maken. Daarna maakt hij ook de afstand groter door te benadrukken dat God en de mens heel verschillend zijn en dat de mens is onderworpen aan God. Voorheen was God voor de mens als een vriend aanwezig in de hof. De bedrieger schildert God af als ver weg en afstandelijk.

Hetzelfde bedrog is nog steeds levend. Waarschijnlijk beeldt u zich in dat God ver weg is, als u in God gelooft. Waarschijnlijk gelooft u in het idee dat als er een God bestaat, die God zich niets aantrekt van wat hier gebeurt en van een totaal andere orde is dan de wereld. Waarschijnlijk gelooft u niet dat God een persoonlijke God kan zijn, en als u het gelooft, denkt u misschien dat God vooral beperkingen oplegt aan de mens.

Het thema 'afstand' komt ook terug bij de hemelvaart van Christus. Het evangelie vertelt hoe Gods Zoon, veertig dagen na zijn opstanding, van de aarde wegging naar zijn Vader. De hemel betekent trouwens niet dat God ver weg is. God is overal en dichtbij, maar God is niet persoonlijk dichtbij zoals in de hof van Eden en Christus is niet meer op aarde met zijn lichaam.

God heeft inderdaad afstand genomen van de aarde, maar is er nog steeds met zijn boodschappers. Als eerste gaf Christus aan zijn discipelen bevel om het evangelie in heel de wereld te vertellen. Ook heeft God vanaf het begin van de wereld zijn engelen naar mensen gestuurd ('angelos', 'engel', is het Griekse woord voor 'boodschapper'). Maar nog het meest is Gods Geest in deze wereld om ons te overtuigen dat God niet ver weg is. Dat herdenken christenen met Pinksteren, vijftig dagen na het lijden van Gods Zoon, Christus. Gods Zoon heeft zijn discipelen niet alleen gelaten, zoals Christus zegt (evangelie van Johannes, 14:16-18):
"Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid, namelijk de Geest van de waarheid, Die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet, maar u kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn. Ik zal u niet als wezen achterlaten; Ik kom weer naar u toe."

vrijdag 8 maart 2013

Geven of nemen

Een verkeerd beeld dat er van God kan bestaan is dat God een eisend God is. Dat zodra Adam en Eva op de wereld waren gezet, God perfecte gehoorzaamheid van hen eiste en dat het eigenlijk onmogelijk was dat te houden. Dat zodra jij en ik op de wereld zijn gekomen we onder Gods vloek liggen omdat God hetzelfde van ons eist terwijl we dat niet meer doen kunnen.

Dat beeld klopt niet, want het woord "eisen" komt bijna niet voor in de Bijbel. Als God Adam en Eva maakt stelt hij ze niet een eis maar geeft God een zegen: "En God zegende hen en God zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde kruipen!" (Genesis, 1:28). En zou God nu van een zegenend God in een eisend God veranderd zijn? Nee, want Jezus zegt:
"Laat de kinderen bij Mij komen en verhinder hen niet, want voor zulke mensen is het Koninkrijk van God" (evangelie van Markus, 10:14)
en:
"Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven. Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht" (evangelie van Mattheüs, 11:28-30)
.

God gebiedt wel dat wij de tien geboden houden, maar doet dat om ons bestwil. Wie de wet niet houdt doet in de eerste plaats zichzelf schade aan. Daarom is het een lichtere last om de wet van Jezus te houden dan om die te overtreden!

De catechismus van Heidelberg, een van de geloofsbelijdenissen (die dit jaar 450 jaar bestaat) van de kerk in Nederland, heeft het wel over "wat God van ons eist" (erfordert). Maar die geloofsbelijdenis heeft geen andere insteek. Met de vraag naar de eis van God gaat ze namelijk in tegen een al verkeerd Godsbeeld, namelijk dat we God met goede daden tevreden moeten stellen. "Wie dat denkt, komt erachter dat de wet van God nooit meer door ons gehouden zal kunnen worden zonder de grootste genade van God", zegt deze catechismus. "Wie God tevreden denkt te kunnen stellen snapt niet wat Gods rechtvaardigheid (dat wil zeggen: het hoogste goed) vereist." Dat is dus de les van het christelijke geloof: om het goede van God te krijgen, moeten we niet denken dat we dat zelf kunnen geven.

maandag 3 september 2012

Geen idee van God

De belijdenis van de kerk dat de oneindige en eeuwige God uit drie personen (Vader, Zoon en Heilige Geest) bestaat wordt niet door iedereen even gelovig overgenomen.

Wat zegt de Bijbel er eigenlijk over? We citeren een tekst uit de eerste brief van de apostel Johannes:
"Wie anders is het die de wereld overwint dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God is? Hij is het Die kwam door water en bloed: Jezus, de Christus; niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest is het Die getuigt, omdat de Geest de waarheid is. Want drie zijn er die getuigen in de hemel: de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze drie zijn één. En drie zijn er die getuigen op de aarde: de Geest, het water en het bloed; en deze drie zijn één." (5:5-8)
Maar hier staan er meteen tekstkritici klaar die erop wijzen dat er hier woorden (die ze dan het 'comma Johanneum' noemen) zijn ingevoegd door latere generaties christenen, omdat de meeste handschriften de woorden over de hemelse drie-eenheid missen. Omdat deze blog niet de plek is voor een tekstkritische discussie zal ik de tekst niet als bewijs maar als idee nemen.
Wat getuigt er op de aarde van God? Dat is de Geest die in ons hart getuigt ("de Geest is het, Die getuigt, dat de Geest de waarheid is") en ons leven vernieuwt, het water van de doop dat de afwassing van de zonde en dus de heiliging symboliseert, en het lijden en sterven van Jezus Christus, de Zoon van God, dat de zonde vergeeft. Zonder die drie dingen bestond er alleen maar ons onwetende, onheilige, onverzoenlijke leven buiten God.
Maar bij nader inzien zijn deze drie aardse getuigen meteen getuigen van wie God is.
  1. Allereerst over het getuigen van de Geest. Er staat "De Geest getuigt": "de Geest" is dus niet een opvatting van de mens, want wie zou de opvatting van een mens als getuige willen nemen voor het bestaan van God? Er staat over die Geest dat het "God is" die "in ons" blijft:
    "Niemand heeft ooit God gezien. Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is Zijn liefde in ons volmaakt geworden. Hieraan weten wij dat wij in Hem blijven en Hij in ons, doordat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft. En wij hebben gezien en getuigen dat de Vader de Zoon gezonden heeft als Zaligmaker van de wereld. Al wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God. En wij hebben de liefde die God tot ons heeft, gekend en geloofd. God is liefde en wie in de liefde blijft, blijft in God, en God in hem." (4:12-16)
    Dus de Geest die God de Vader ons heeft gegeven getuigt, dat Jezus de Zoon van God is. Dezelfde apostel Johannes schrijft in zijn evangelie de woorden van Jezus: "Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb." (14:26)
  2. Wat het getuigen van de doop betreft, daarover kunnen we allereerst lezen hoe Jezus "gekomen is door water". In het evangelie staat hoe Jezus als profeet van God werd gedoopt:
    "Toen kwam Jezus van Galilea naar de Jordaan, naar Johannes, om door hem gedoopt te worden. Maar Johannes wilde Hem hiervan weerhouden en zei: Ik heb het nodig door U gedoopt te worden, en komt U naar mij? Maar Jezus antwoordde hem en zei: Laat het nu gebeuren, want op deze wijze past het ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij het Hem toe. En nadat Jezus gedoopt was, kwam Hij meteen op uit het water; en zie, de hemelen werden voor Hem geopend, en Hij zag de Geest van God als een duif neerdalen en op Zich komen. En zie, een stem uit de hemelen zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!" (3:13-17)
    We zien dit ook kort herhaald in het evangelie van de apostel Johannes zelf (1:29-34). Dus Jezus is als profeet gedoopt terwijl Zijn Vader en de Geest getuigden dat Hij Gods Zoon was! En daarna kunnen we ook wijzen op de doop in de Naam van Christus: "Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen." (evangelie van Mattheüs, 28:19)
  3. Hoe getuigt het het lijden en sterven van Jezus van God? Hoe is Jezus "gekomen door het bloed"? Het lijden en sterven van de Zoon van God geeft ons de vergeving van zonden (evangelie van Mattheüs, 26:28). Daarom schrijft de apostel Johannes in deze brief: "Hierin is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden." (4:10) Het geloof in Jezus Christus staat centraal: dat is het geloof dat "de wereld overwint" en wat door de Geest van God is: "Hieraan leert u de Geest van God kennen: elke geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en elke geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is niet uit God; maar dat is de geest van de antichrist, waarvan u gehoord hebt dat hij komt, en die nu al in de wereld is." (vers 2-3) En dat geloof maakt ons "kinderen" van God de Vader: "Lieve kinderen, u bent uit God en u hebt hen overwonnen, want Hij Die in u is, is groter dan hij die in de wereld is." (vers 4)
Wie dus kritisch zegt dat vers 7 niet in de rest van de brief van de apostel Johannes past, lijkt de rest van die brief niet te hebben gelezen...

Laten we het nu over de filosofische kant ervan hebben. Is het niet onmogelijk dat de Zoon, de Vader en de Geest één God zijn in plaats van drie goden? De geloofsbelijdenis van Nicea/Constantinopel zegt: "één in wezen met de Vader". De geloofsbelijdenis van Athanasius: "Zo is de Vader God, de Zoon God, en de Heilige Geest God. En toch zijn zij niet drie Goden, maar één God." Hoe kan dat?

Allereerst moeten we natuurlijk weten dat de Zoon niet de Vader is (want anders zou de Vader de zonden vergeven door het lijden van Zichzelf...) en dat de Geest niet de Zoon of de Vader is (anders zond de Vader Zichzelf...). Maar hoe zijn ze dan één, als ze niet hetzelfde zijn?

De bisschop Augustinus heeft een boek "Over de Drie-eenheid" geschreven waarin hij deze vraag probeert te beantwoorden. Verassend is dat hij dat doet door beelden van drie-eenheid terug te vinden in de natuur, maar in het bijzonder in de menselijke geest. "Het beeld van God moet gevonden worden (...) in de redelijke of intellectuele ziel waar het beeld van de schepper op onsterfelijke wijze in haar onsterfelijkheid ingeplant is." (Over de Drie-eenheid, uitg. Peeters, 2005, XIV.4,6, p.364) Hij noemt zo herinnering, begrip, en wil, als drie elementen van één menselijke geest, zoals God de Vader de Oorsprong, God de Zoon het Woord, en God de Heilige Geest Liefde genoemd worden. En die woorden vinden we dus ook in de Bijbel terug, zoals bijvoorbeeld wat we al genoemd hebben uit de brieven of het evangelie van de apostel Johannes, die ook over de Zoon van God zegt: "In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God" (evangelie van Johannes, 1:1).

Wie zou dus willen beweren dat het woord van iemand anders is dan die persoon zelf? En toch wordt is dat woord uit die persoon voortgekomen en niet andersom. Het Woord van God, Jezus Christus, is hetzelfde als God de Vader, en toch is Gods Zoon uit God de Vader voortgekomen. Of wie zou zeggen dat de liefde van iemand niet hetzelfde is als die persoon, of dat je de liefde en het woord van iemand kunt scheiden? De liefde, die door Gods Geest in ons is, is God, en de liefde van God is niet te scheiden van het Woord van God, Gods Zoon.

En hoe zou het ene meer kunnen zijn dan het andere als het ene het andere kenmerkt? De Zoon van God, Jezus Christus, is het kenmerk van God de Vader. De Heilige Geest van God is het kenmerk van de Vader en van de Zoon. Jezus Christus zegt wel: "Mijn Vader is meer dan Ik" (14:28) als Hij het heeft over dat Hij naar de hemelse heerlijkheid zou terugkeren, maar dat wordt over het Woord gezegd dat een lichaam heeft aangenomen (1:14): "het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond", en waarvan staat: "het Woord was God" (1:1).

Als de Zoon van God 'het Woord' wordt genoemd is dat wel een manier van spreken die niet letterlijk moet worden opgevat. Bij ons is het woord wat iemand uitspreekt van een andere substantie dan degene die spreekt: iemand die spreekt is fysiek, zijn woord is niet fysiek. Maar het Woord van God heeft hetzelfde zijn als God de Vader. Het is "God uit God, Licht uit Licht" (geloofsbelijdenis van Nicea). En op dezelfde manier is ook de Geest, waarvan gezegd wordt dat de Heilige Geest getuigt op aarde en de trooster van de volgelingen van het Woord is. God is dus niet één persoon, maar wel één zijn.

Zo zien we dus hoe de eeuwige en oneindige God drie is en toch één, en dat we deze drie Goddelijke personen als hemelse getuigen moeten erkennen als we God willen kennen. De filosofische God die abstract enkel en één is, is juist een onbedenkbare bespiegeling. Zonder het getuigen van de Vader, het Woord en de Geest in de hemel zouden we geen idee hebben wie God is.

dinsdag 13 december 2011

Natuurlijk goed

In de ethiek met betrekking tot technologie wordt door conservatieven wel eens een beroep gedaan op de notie 'natuur': iets wat onnatuurlijk is, kan niet goed zijn, iets wat volgens de natuur is, moet goed zijn. Om dat argument geldig te maken moet eerst duidelijk worden gemaakt wat 'natuur' precies betekent, en wat het verschil is tussen 'volgens de natuur' en 'tegen de natuur', maar ook waarom de natuur goed is. Aan die complete uiteenzetting wil ik niet beginnen, maar in plaats daarvan wil ik in wat grote lijnen beschrijven wat de natuur en het goede met elkaar te maken hebben.

God is zichtbaar in de natuur. Misschien brengt een theoloog daar meteen tegenin: "Maar er is een verschil tussen de Schepper en de schepping!" Dat is waar; maar de natuur getuigt van Gods tegenwoordigheid. Als je overtuigd wilt worden van het bestaan van God, kijk dan even niet naar de straten, maar naar de bermen; niet naar de wolkenkrabbers, maar naar de wolken; niet naar de stenen huizen maar naar de rotsen en rivieren; niet naar de straatverlichting maar naar de maan en de zon.

"Goed," zult u zeggen, "maar dan zit ik met een probleem: hoe zit het dan met natuurrampen? Hoe zit het dan met dodelijke ziektes?" Op die dringende vragen zijn wat gehaaste onjuiste antwoorden te geven die ik even opnoem:
  1. "God straft met rampen en ziektes." Dit foute antwoord gaven ook de vrienden van Job. In het bijbelboek Job laat God de Satan toe dat hij Job kwaad doet om te laten zien dat Job God niet zal vervloeken. De drie vrienden die bij Job komen om hem te troosten bij zijn ziekte en rampen zeggen tegen Job dat hij moet zien wat hij verkeerd gedaan heeft om die straf te verdienen. Dat was kortzichtig. Aan het eind van het bijbelboek wijst God ze terecht om die kortzichtigheid.
  2. "De natuur is wel gemaakt door God maar een onpersoonlijke wetmatige kracht, God staat er buiten, en grijpt hoogstens in met bovennatuurlijke wonderen." Volgens mij geloven zelfs de meeste hedendaagse christenen hierin. Toch denk ik dat het een ernstige vorm van ongeloof is. Men verklaart: "God is onzichtbaar; God is niet te kennen; we kunnen hoogstens zeggen wat God niet is." Dat God niet zichtbaar is als een mens, of als de rest van de natuur, is duidelijk — maar dat God niet te kennen is is het grootste ongeloof dat er bestaat. We zien de kunst en wetenschap van God in de natuur. We zien Gods zorg in de natuur, zelfs voor de kleinste dingen.


Hoe kunnen we dan Gods rechtvaardigheid verdedigen? Dat is heel eenvoudig. Ook de rampen in de natuur komen van God, en wij begrijpen ze niet; maar God is veel groter dan wij. Het is zo dwaas als wat om God aan te spreken op zijn daden. Daarmee denken we dat wij God iets kunnen leren: maar het is uit de natuur zo zichtbaar als wat dat dat onmogelijk is. Je hoeft maar naar je hand te kijken om te zien dat God meer weet dan jij.
In het gesprek van Job met zijn vrienden verdedigt Job dat hij niets misdaan heeft, maar hij klaagt daarna ook God aan dat die onrechtvaardig is. Daarna geeft God een antwoord aan Job. Dat antwoord is eigenlijk één lange opsomming van de pracht van de natuur. Maar ergens staat er ook: "Is het twisten met de Almachtige onderrichten? Wie God bestraft die antwoordde daarop" (zie het bijbelboek Job, einde hoofdstuk 39).

Wie het boek Job oppervlakkig leest, denkt misschien dat God "misbruik maakt van zijn machtspositie", dat het antwoord van God aan Job autoritair is.
Maar dat is totaal onjuist. God vraagt juist aan Job: "Kun jij de hoogmoedige mensen vernederen en de goddeloze bestraffen?" (begin hoofdstuk 40). Het is immers zo duidelijk als wat dat God veel meer weet dan ons om voor de goeden te zorgen, en ook veel meer weet dan ons om de mens die hoogmoedig is en God haat te vernederen en te verslaan.
God is niet onrechtvaardig of kwaad, want dan zouden alle mensen al lang vergaan zijn (hoofdstuk 34). De Heer verdrukt niet, daarom zijn de mensen met eerbied voor hem vervuld (einde hoofdstuk 37).

Dus als er nog mensen zijn die God beschuldigen: laten ze een betere aarde maken en een betere geschiedenis schrijven. En dus ook u, filosofen: als u de hypothese dat de natuur goed is verwerpt, beschrijf dan alsjeblieft wat het goede wel is.


N.B. Een nawoord aan de waarde heer Descartes en de waarde heer Kant, die beiden God een dienst wilden doen door hem uit de natuur te halen: u hebt de mens een abstracte God gegeven omdat u de grootheid van de natuur niet genoeg hebt ingezien, of doordat u meende dat er met de natuurwetenschap niets van de oogverblindendheid van de natuur zou overblijven. Dat is verklaarbaar; het is zoiets als de restaurateur die niet durft te denken aan de faam van de schilder van het werk waaraan hij zijn hand heeft geslagen; maar om dat bij het eindwerk te blijven denken was niet goed.