Voor de koorleider, een psalm van de dienaar van de HEERE, van David, die de woorden van dit lied tot de HEERE gesproken heeft, op de dag waarop de HEERE hem gered had uit de hand van al zijn vijanden en uit de hand van Saul.
2 Hij zei:
Ik heb U hartelijk lief, HEERE, mijn sterkte.
3 De HEERE is mijn rots en mijn burcht en mijn Bevrijder,
mijn God, mijn rots, tot Wie ik de toevlucht neem,
mijn schild en de hoorn van mijn heil, mijn veilige vesting.
4 Ik riep de HEERE aan, Die te prijzen is,
en werd verlost van mijn vijanden.
5 Banden van de dood hadden mij omvangen,
beken van verderf joegen mij angst aan.
6 Banden van het graf omringden mij,
valstrikken van de dood bedreigden mij.
7 In mijn nood riep ik de HEERE aan,
ik riep tot mijn God;
Hij hoorde mijn stem vanuit Zijn paleis,
mijn hulpgeroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren.
8 Toen daverde en beefde de aarde,
de fundamenten van de bergen sidderden en daverden,
omdat Hij in toorn ontstoken was.
9 Rook steeg op uit Zijn neus
en vuur uit Zijn mond verteerde.
Kolen werden daardoor aangestoken.
10 Hij boog de hemel en daalde neer,
een donkere wolk was onder Zijn voeten.
11 Hij reed op een cherub en vloog,
ja, Hij zweefde snel op de vleugels van de wind.
12 Hij maakte duisternis tot Zijn schuilplaats,
om Hem heen was Zijn tent: duistere wateren, donkere wolken.
13 Door de lichtglans, die vóór Hem was, dreven Zijn wolken weg.
Hagel en vurige kolen!
14 De HEERE deed het in de hemel donderen,
de Allerhoogste liet Zijn stem klinken: hagel en vurige kolen.
15 Hij schoot Zijn pijlen af en verspreidde hen,
Hij slingerde de bliksemflitsen en bracht hen in verwarring.
16 De waterstromen werden zichtbaar,
de fundamenten van de wereld werden blootgelegd
door Uw bestraffing, HEERE,
door het blazen van de adem uit Uw neus.
17 Hij stak Zijn hand uit van omhoog, Hij greep mij,
Hij trok mij op uit grote wateren.
18 Hij redde mij van mijn sterke vijand
en van wie mij haatten, omdat zij machtiger waren dan ik.
19 Zij hadden mij bedreigd op de dag van mijn ondergang,
maar de HEERE was mij tot steun.
20 Hij leidde mij uit in de ruimte, Hij redde mij,
want Hij was mij genegen.
21 De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid;
Hij gaf mij loon naar de reinheid van mijn handen.
22 Want ik heb mij aan de wegen van de HEERE gehouden,
ik ben van mijn God niet goddeloos afgeweken.
23 Want al Zijn bepalingen hield ik voor ogen,
Zijn verordeningen deed ik niet van mij weg,
24 maar ik was oprecht voor Hem,
ik was op mijn hoede voor mijn ongerechtigheid.
25 Daarom gaf de HEERE mij naar mijn gerechtigheid,
naar de reinheid van mijn handen vóór Zijn ogen.
26 Tegenover de goedertierene toont U Zich goedertieren,
tegenover de oprechte man oprecht.
27 Tegenover de reine toont U Zich rein,
maar tegenover de slinkse toont U Zich een Strijder.
28 Want Ú verlost het ellendige volk,
maar de hoogmoedige ogen vernedert U.
29 Want Ú doet mijn lamp schijnen, HEERE;
mijn God doet mijn duisternis opklaren.
30 Want met U ren ik door een legerbende,
met mijn God spring ik over een muur.
31 Gods weg is volmaakt,
het woord van de HEERE is gelouterd,
Hij is een schild voor allen die tot Hem de toevlucht nemen.
32 Want wie is God, behalve de HEERE?
Wie is een rots dan alleen onze God?
33 Het is God Die mij met kracht omgordt;
Hij heeft mijn weg volkomen gemaakt.
34 Hij maakt mijn voeten als die van hinden
en doet mij op mijn hoogten staan.
35 Hij oefent mijn handen voor de strijd
en leert mijn armen een bronzen boog spannen.
36 Ook hebt U mij het schild van Uw heil gegeven,
Uw rechterhand heeft mij ondersteund,
Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt.
37 U hebt mijn voetstappen onder mij ruimte gegeven,
mijn enkels hebben niet gewankeld.
38 Ik vervolgde mijn vijanden en haalde hen in;
ik keerde niet terug, totdat ik hen vernietigd had.
39 Ik verpletterde hen, zodat zij niet meer konden opstaan;
zij vielen onder mijn voeten.
40 Want U omgordde mij met kracht voor de strijd;
U deed hen die tegen mij opstonden, onder mij neerbukken.
41 Mijn vijanden, die deed U voor mij op de vlucht slaan;
wie mij haatten, die bracht ik om.
42 Zij riepen, maar er was geen verlosser;
tot de HEERE, maar Hij antwoordde hun niet.
43 Toen vergruisde ik hen als stof voor de wind,
ik ruimde hen weg als slijk van de straat.
44 U hebt mij bevrijd van de aanklachten van het volk;
U hebt mij aangesteld tot hoofd van de heidenvolken;
het volk dat ik niet kende, heeft mij gediend.
45 Zodra hun oor van mij hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd.
Vreemdelingen veinsden zich aan mij te onderwerpen.
46 Vreemdelingen zijn bezweken
en kwamen sidderend uit hun burchten.
47 De HEERE leeft, en geloofd zij mijn rots,
geroemd zij de God van mijn heil!
48 U bent de God Die mij volkomen wraak geeft
en volken aan mij onderwerpt,
49 Die mij bevrijdt van mijn vijanden;
ja, U verheft mij boven hen die tegen mij opstaan,
U redt mij van de man van geweld.
50 Daarom zal ik U, HEERE, loven onder de heidenvolken,
voor Uw Naam zal ik psalmen zingen.
51 Hij schenkt Zijn koning grote overwinningen
en bewijst goedertierenheid aan Zijn gezalfde,
aan David en zijn nageslacht tot in eeuwigheid.
Bevreemdend
In psalm 18 neemt David prachtige beelden uit de natuur om de kracht van God te schilderen: aardbevingen, vuur, wind, duisternis en licht. David heeft goed geluisterd naar de natuur en Gods grootheid gezien. Je zou deze psalm enorm gewaagd kunnen noemen omdat de kracht van God met beelden uit de natuur wordt beschreven. Maar David was een profeet en sprak het Woord van God.
De kern van de psalm is: God overwint het kwaad.
Het is geen overwinning waar geen bloed bij vloeit:
- God redt degenen die de verlossing bij Hem zoeken. Hen blijft niet alle ellende in dit leven bespaard. "Banden van de dood hadden mij omvangen" (vers 5). Maar God is hun kracht, dus overwinnen ze in dit leven.
- Wie de kant van het kwaad kiest, zal echter omkomen bij de overwinning van God op het kwaad.
- Maar ook heeft het bloed gevloeid van Gods Zoon, Jezus Christus: Zijn dood aan het kruis is tot verzoening van iedereen die in Hem gelooft, zelfs de vijanden waar David zelf geen genade voor kende.
Het leven van David was een leven van fysieke oorlog: "wie mij haatten, die bracht ik om" (vers 41). Zoals eerder gezegd is dat bij ons vandaag in Nederland niet aan de orde, en daarom ook niet herkenbaar. Door het leven van Jezus, de door God beloofde Zoon van David, weten we dat God ook zelfs vijanden met Zich wil verzoenen.
Herkenbaar
Wat herkenbaar is, is het thema van overwinning. Leven met een optimistische houding en zelfvertrouwen zien we als positief, als iets waar je jezelf en anderen goed mee doet. Je hebt er daarentegen niets aan om te denken in onmogelijkheden.
Het gevaar daarbij is dat het eenzijdig is. In psalm 18 spreekt David ook echte angst uit: "Banden van de dood hadden mij omvangen" (vers 5). Als we leven uit zelfvertrouwen en niet in God geloven, waar blijven we dan als ons zelfvertrouwen tekort blijkt te schieten?
Er is altijd een uitweg als we de kracht van God hebben herkend in de natuur, zoals in deze psalm:
In mijn nood riep ik de HEERE aan,
ik riep tot mijn God;
Hij hoorde mijn stem vanuit Zijn paleis,
mijn hulpgeroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren.
Profetisch
Er zal een moment komen waarop God het kwaad definitief zal overwinnen. Dat is wanneer Jezus zal terugkomen. Voor degenen die blijven doorgaan in het kwaad, is er dan geen mogelijkheid meer om te blijven staan. Daarom smeek ik u, alsof God door mij u smeekt: laat u met God verzoenen! (2 Korinthe, 5, 20)