zaterdag 30 november 2024

God is barmhartig

In Exodus (34:6) spreekt God tot Mozes Zijn eigen Naam uit. Deze Naam van God wordt door heel de Bijbel herhaald. Zijn eigen Naam is:

"HEERE, HEERE, God,

barmhartig en genadig,

geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw,

Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden,

Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft,

maar Die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht."

Gods Naam is dus:

  • HEERE: De eigennaam van God, Jehova, die betekent: "Ik zal zijn" of "Ik ben"
  • God: Jehova is de enige God en machtige
  • barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw: Dit zijn Gods belangrijkste eigenschappen die iedereen moet weten.
  • Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft, maar Die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.: Zo regeert God de wereld. Allereerst door goed te doen aan duizenden. Als tweede door heel veel te vergeven. Als laatste door te oordelen. (Tussen haakjes: De zonde van de vaders wordt niet aan de kinderen aangerekend, maar het gaat er hier over dat als de kinderen en kleinkinderen ongerechtigheid blijven doen tegen Gods wet in, ze net als hun vaders geoordeeld zullen worden. In Exodus 20 staat er "aan de derde en vierde generatie die Mij haten".)

In deze blog wil ik stil gaan staan bij de eigenschappen van God, om te beginnen met barmhartig.

Voor moslims moet dit trouwens ook een bekend woord zijn want het staat met twee woorden in soera 1 van de Koran: "ٱلرَّحۡمَٰنِ ٱلرَّحِيمِ", "alrachmaan alracheem", twee keer een variant van dezelfde stam "racham".

Wat leren we in de Bijbel over Gods barmhartigheid? Ik wil een paar dingen delen die mij opvielen toen ik zocht op het Hebreeuwse woord voor "barmhartig" in Exodus 34:6, רחום "rachum".

  • Het woord wordt vaak gebruikt voor Gods vasthoudende liefde voor wie zich van God heeft afgekeerd of tegen Hem heeft gezondigd, maar terugkeert tot Hem. Het wordt ook vaak gebruikt in combinatie met "genadig", חנון "channun". (Een selectie van teksten: Deut. 4:31, 2 Kon. 13:23, Neh. 9:31, Ps. 51:1, Jes. 30:18, Jona 4:2, Zach. 1:12.)
  • Bij "barmhartig" denk ik aan "de barmhartige Samaritaan", dus aan iemand die iemand anders helpt. Toch gaat het woord "racham" daar niet per se over. Het woord wordt ook gebruikt voor de liefde van een moeder voor haar kind (Jesaja 49:15) en voor een vader voor zijn kinderen (Psalm 103:13), maar ook voor de liefde van Jozef voor zijn jongere broer Benjamin als hij die weer ziet na jaren (Genesis 43:30).
  • Veelzeggend is dat het Hebreeuwse woord "rechem" "baarmoeder" betekent. Ook "racham" wordt een aantal keer gebruikt om de baarmoeder aan te duiden. Dus de liefde van een moeder voor haar kind in haar heeft iets te maken met het Hebreeuwse woord wat wij met "barmhartig" vertalen.
  • Je zou denken dat er bij "barmhartigheid" sprake is van een relatie tussen een meerdere (God) en een mindere (de mens). Toch is dat niet zo, want hetzelfde woord wordt gebruikt door David voor zijn liefde voor God (Psalm 18:2). Daar is het vertaald met "Ik heb U hartelijk lief, HEERE".

Daarom denk ik dat "God is barmhartig" misschien nog wel beter vertaald zou kunnen worden met "God is liefde"! (Zo wordt het in Romeinen 9:25 ook vertaald met ἀγαπάω, liefhebben.)

God heeft niet alleen degenen lief die Hem willen gehoorzamen. In het bijbelboek Jona, wat elke Jom Kippoer (de feestdag van verzoening) nog in de synagoge gelezen wordt, staat het bijzondere voorbeeld dat God barmhartig is over Ninevé. Ninevé was de hoofdstad van Assyrië, een staat die Gods volk Israël telkens vijandig is geweest. Jona wil eerst niet naar Ninevé om te prediken dat God haar zal oordelen, want hij weet dat God barmhartig en genadig is! Hij reist een andere richting op naar Tarsis per schip. Maar God laat dat schip bijna vergaan in een storm en Jona weet dat het door hem komt. Daarom zegt hij: Gooi mij maar overboord. God beschikt een grote vis die Jona opslokt en weer op het strand uitspuwt. Als Jona dan naar Gods bevel in Ninevé predikt over Gods komende oordeel, gaan de mensen van Ninevé massaal vasten en bidden en kondigt de koning nationale rouw af. God ziet dat ze zich bekeren van hun verkeerde weg en God laat het oordeel niet komen. "En God kreeg berouw over het kwade dat Hij gezegd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet."

En nu komt er iets onverwachts: Jona is boos op God, omdat Hij het oordeel niet liet komen. Hij zegt: "Daarom ben ik het voor geweest door naar Tarsis te vluchten! Want ik wist dat U een genadig en barmhartig God bent, geduldig en rijk aan goedertierenheid, Die berouw heeft over het kwaad" (Jona 4:2). Jona weet dat God barmhartig is (en ook Zijn andere eigenschappen uit Exodus 34:6), en Jona vluchtte omdat hij het wist dat God zelfs Zijn vijanden zou vergeven.

Later zal Jezus dat bevestigen: "Heb uw vijanden lief" (Mattheüs 5:44). Ook staan de barmhartigen in een van de negen zaligsprekingen: "Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden." (Mattheüs 5:7). Hier gaat het om de Griekse woordstam ελεος ("eleos") (in 1 Petrus 2:10 een vertaling van "rachum"). (Hetzelfde woord "eleos" wordt bebruikt om het woord "genadig" ("channun") en "goedertieren" ("chesed") te vertalen trouwens: bijv. Rom. 9:5, Matt. 9:13. Ook het woord οἰκτος "oiktos" wordt gebruikt als vertaling voor "rachum", Rom. 9:15.)

In de Bijbel staat ook de ontstellende boodschap dat God Zijn barmhartigheid wegneemt van Israël. In Hosea 1:6 moet de profeet Hosea zijn dochter "Lo-ruchama" noemen, wat betekent "Niet barmhartig". Welke hoop is er nog voor ons, als God Zijn barmhartigheid wegneemt? Hosea mag echter ook aan Israël beloven dat God zal terugkeren naar Zijn volk Israël en mag zijn dochter "Ruchama" noemen. Ik geloof dat wij dat in onze tijd vervuld gaan zien. (Zie ook Jeremia 16:5 en 16:14.)

Misschien denk je: ik geloof niet dat God barmhartig is. Hoe kan er anders zoveel onmenselijk lijden in de wereld zijn?

Lijden is er zeker. Maar het komt niet voort uit een onbarmhartig God. De dood is de ontstellende straf op en het gevolg van het verlaten van God. Als we in het lijden op God zien, weten we dat Hij alle tranen van onze ogen zal afwissen (Openbaring 21).

Integendeel, we kunnen zeggen dat Gods barmhartigheid elke dag weer te zien is, op zoveel momenten van die dag, en voor zoveel mensen. God laat de zon opkomen over goede en slechte mensen. God geeft ons voedsel, kleding, en zoveel meer zegeningen. Het lijden is de ontstellende uitzondering op deze regel. Gods barmhartigheid is het grote "normaal" wat wij zo vaak negeren, omdat we het gewend zijn. We kunnen daarom echt zeggen: God omringt ons, God kroont ons als het ware met barmhartigheid (Psalm 103:4). Gods barmhartigheid is over al Zijn werken (Psalm 145:9).

Een voetnoot over het Nederlandse woord "barmhartig". Het komt van hetzelfde woord als "ontfermen". Je zou het niet zeggen misschien, maar "bi + arm + hartig" maakt "barmhartig" en "af + armen" maakt "ontfermen". Dus "barmhartig" is hetzelfde als "een ontfermend hart" (vergelijk ook het woord "erbarmen").

vrijdag 1 november 2024

Psalm 22

In deze blog wil ik stilstaan bij psalm 22.

Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De hinde van de dageraad’.

2. Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten,
bent U ver van mijn verlossing, van de woorden van mijn jammerklacht?
3. Mijn God, ik roep overdag, maar U antwoordt niet,
en 's nachts, maar ik vind geen stilte.

4. Maar U bent heilig,
U troont op de lofzangen van Israël.
5. Op U hebben onze vaderen vertrouwd,
zij hebben vertrouwd en U hebt hen bevrijd.
6. Tot U hebben zij geroepen en zij zijn gered,
op U hebben zij vertrouwd en zij zijn niet beschaamd.

7. Maar ik ben een worm en geen man,
een smaad van mensen en veracht door het volk.
8. Allen die mij zien, bespotten mij;
zij trekken de lippen op, zij schudden het hoofd en zeggen:
9. Hij heeft zijn zaak op de HEERE gewenteld – laat Die hem bevrijden!
Laat Die hem redden, als Hij hem genegen is.

10. U bent het toch Die mij uit de buik hebt getrokken,
Die mij vertrouwen gaf, toen ik aan mijn moeders borst lag.
11. Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af,
vanaf de moederschoot bent U mijn God.
12. Blijf dan niet ver van mij, want de nood is nabij;
er is immers geen helper.

13. Vele stieren hebben mij omringd,
sterke stieren van Basan hebben mij omsingeld.
14. Zij hebben hun muil tegen mij opengesperd
als een verscheurende en brullende leeuw.

15. Als water ben ik uitgestort,
ontwricht zijn al mijn beenderen;
mijn hart is als was,
het is gesmolten diep in mijn binnenste.
16. Mijn kracht is verdroogd als een potscherf,
mijn tong kleeft aan mijn gehemelte;
U legt mij in het stof van de dood.

17. Want honden hebben mij omsingeld,
een horde kwaaddoeners heeft mij omgeven;
zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord.
18. Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen;
en zij, zij zien het aan, zij kijken naar mij.
19. Zij verdelen mijn kleding onder elkaar
en werpen het lot om mijn gewaad.

20. Maar U, HEERE, blijf niet ver weg;
mijn sterkte, kom mij spoedig te hulp.
21. Red mijn ziel van het zwaard,
mijn eenzame ziel van het geweld van de hond.
22. Verlos mij uit de muil van de leeuw
en van de hoorns van de wilde ossen.
Ja, U hebt mij verhoord.

23. Ik zal Uw Naam mijn broeders vertellen,
in het midden van de gemeente zal ik U loven.
24. U die de HEERE vreest, loof Hem;
alle nakomelingen van Jakob, vereer Hem;
wees bevreesd voor Hem, alle nakomelingen van Israël.

25. Want Hij heeft de ellendige in zijn ellende
niet veracht en niet verafschuwd;
Hij heeft Zijn aangezicht niet voor hem verborgen,
maar Hij heeft gehoord, toen hij tot Hem riep.

26. Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente,
/> mijn geloften zal ik nakomen in bijzijn van wie Hem vrezen.
27. De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden;
wie de HEERE zoeken, zullen Hem loven.
Uw hart zal voor eeuwig leven.

28. Alle einden der aarde
zullen eraan denken en zich tot de HEERE bekeren:
alle geslachten van de heidenvolken
zullen zich voor Uw aangezicht neerbuigen.
29. Want het koningschap is van de HEERE,
Hij heerst over de heidenvolken.

30. Alle groten der aarde
zullen eten en zich neerbuigen.
Allen die in het stof neerdalen
en hun ziel niet in het leven kunnen behouden,
zullen voor Zijn aangezicht neerbukken.

31. Het nageslacht zal Hem dienen,
en aan de Heere toegeschreven worden tot in generaties.
32. Zij zullen komen en Zijn gerechtigheid verkondigen
aan het volk dat geboren zal worden,
want Hij heeft het gedaan.

Bevreemdend

Deze psalm gaat over de vertwijfeling en het roepen tot God in onze ellende. Ik denk dat iedereen dat kan herkennen. Wat wel vreemd aandoet zijn de poëtische beelden die in de psalm gebruikt worden. "Verdroogd als een potscherf" is een beeldspraak die wij niet meer zouden gebruiken, en "ontwrichte beenderen" vinden wij wat overdreven als poëtische omschrijving voor vermoeidheid of zwakte. Ook zullen we vijandschap van mensen om ons heen niet snel omschrijven als een kudde stieren of een troep honden. In Nederland kun je wel tegenover één stier of één hond komen te staan die je liever niet tegenkomt, maar meerdere zal niet zo snel gebeuren. Wellicht dat onze uitdrukking "een hongerige meute wolven" of "een zwerm horzels" er nog het meest in de buurt komt.

Herkenbaar

Als we door ellende getroffen worden in dit leven, bijvoorbeeld een ziekte, ernstig ongeluk of het verlies van een geliefde, kunnen we ons weleens afvragen: Waar is God? Waarom gebeurt dit? Waarom staat God toe dat dit gebeurt? In moeilijke omstandigheden gaan we bidden, ook als we dat anders nooit doen, en roepen we God om hulp of ter verantwoording. En het lijkt dan soms dat alles hetzelfde blijft, dat er geen antwoord komt. We kunnen boos worden en God de schuld geven - maar dat doet David in deze psalm niet. Zijn vertrouwen op God blijft bestaan ondanks dat hij het niet begrijpt. Zijn liefde tot God blijft, wat blijkt uit hoe hij tot God blijft bidden. Daarin kunnen wij van hem leren: wie in geloof, in vertrouwen op God blijft, zal niet beschaamd worden. Als we daarentegen in het lijden ons geloof in God overboord gooiden, zullen we dat geloof als we het goed hebben niet meer denken nodig te hebben en zullen we blijven volhouden dat God er niet is.

Als we al niet boos op God worden, vergeten we vaak om met hart en ziel op Hem te vertrouwen. Dat vergt overgave van alles van ons en het geloof in wat niet zichtbaar is (Hebreeën 10).

En als God ons op ons gebed heel veel kracht geeft en ons wonderlijk helpt, dan vergeten we soms God ervoor te danken en Hem ervan de eer te geven. Dan hebben we soms te weinig geloof om onze verlossing aan God toe te schrijven, denken we "ik heb het gewoon wat overdreven" en schamen we ons misschien zelfs dat we God gebeden hebben in onze nood. In psalm 22 is dit niet zo: David geeft God uitbundig dank voor alles wat Hij heeft gedaan.

Profetisch

De eerste zin van deze psalm werd door Jezus, Gods Zoon, geciteerd toen Hij voor onze zonden aan het kruis hing: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?" In elk lijden is de Heere Jezus daarom met ons, want deze lijdenspsalm is zoals zoveel andere lijdenspsalmen in Hem vervuld.

Aan het einde van deze psalm is er de vooruitblik op het eeuwige Vrederijk wat zal komen. "Alle einden van de aarde zullen zich voor Uw aangezicht neerbuigen." Zoals in veel andere psalmen is de boodschap van verlossing voor alle volken, en dat is zeker vervuld: over heel de wereld is het Evangelie verkondigd.