maandag 23 december 2024

God is geduldig

In een vervolg op eerdere afleveringen over Gods barmhartigheid en genade wil ik het nu over de derde eigenschap hebben die God over Zichzelf noemt (in Exodus 34:6): Hij is geduldig (Statenvertaling: lankmoedig).

In het Hebreeuws staat er: lang tot toorn, ארך אפים ("erech apayiem"), waarbij het tweede woord van de Hebreeuwse stam אָנַף ("anaf") komt, boos of toornig zijn. Ik vind de vertaling "traag tot toorn" zelf een mooie.

Er zijn twee dingen waar God geen last van heeft:

  1. onterechte boosheid
  2. terechte boosheid die te ver gaat

Onterechte boosheid hebben wij (tenminste ik) al snel. Irritatie op een verkeerd moment, boosheid als reactie op een moeilijke situatie, boosheid op iemand waarbij de toedracht ingewikkelder is dan we op het eerste gezicht zien. Gods toorn is nooit onterecht en nooit onrechtvaardig.

Maar Gods terechte toorn is daarnaast ook nog eens beperkt. God is traag tot deze terechte toorn. Hij stelt deze zo lang mogelijk uit, zeker als Hij weet dat het averechts zal werken. Hij is niet driftig of opvliegend. Als het nodig is zal God Zijn toorn wel laten blijken, maar Hij zal die ook weer afwenden als er bekering is. God kropt Zijn toorn niet op zoals wij wel doen, om daarna met een extra grote uitbarsting af te reageren. God gaat liever aan Zijn toorn voorbij en houdt deze in om Zijn liefde en genade te bewijzen. Hij is uit op onze genezing, niet om Zijn "gelijk te halen". Daarom danken Gods kinderen hun HEER voor Zijn toorn (Jesaja 12:1). Zij danken Hem dat Hij toornig is geworden, omdat het voor hun bestwil was, maar danken ook dat Hij Zijn toorn heeft afgewend en hen troost.

Wie als mens zijn toorn inhoudt, wordt een beter dan een dapper held genoemd (Spreuken 16:32). Het is dwaas om snel boos te zijn (Spreuken 14:17). Het maakt de overtredingen talrijk (Spreuken 29:22). Het is een sieraad om aan toorn voorbij te gaan (Spreuken 19:11).

Terechte toorn is wél een eigenschap van God. Hij wordt een "naijverig" God genoemd (אל קנא, "el qanaa"), Die niet toestaat dat degenen die Hem hebben leren kennen terugkeren tot de bedrieglijke afgoden. Hij is een jaloers God in de positieve zin, zoals een man of vrouw terecht niet wil dat zijn of haar echtgenoot of echtgenote vreemdgaat (Deuteronomium 4:24, 5:9, 6:15). Ook houdt God de schuldige zeker niet voor onschuldig (Exodus 34:7). Terechte toorn bestaat er dus zeker bij God. Maar Hij stelt deze dus ook zo lang mogelijk uit en bewijst liever Zijn liefde en genader als wij ons bekeren tot Hem.

Als er één bijbelboek is over Gods toorn is het wel de Klaagliederen van Jeremia. Het boek is vol van de straf van God in Zijn toorn. Maar exact in het centrum van het boek staat 3:33: "Niet van harte verdrukt Hij en bedroeft Hij mensenkinderen". God doet het niet van harte, Zijn hart vindt geen vreugde in toorn. In het boekje "Zachtmoedig en nederig van hart" left Dane Ortlund hier de vinger bij dat oordelen Gods "vreemde werk" is en niet Zijn "natuurlijke werk" (hoofdstuk 15).

We weten dat Jezus aan het kruis onze straf heeft gedragen en het schuldoffer voor ons heeft gebracht. Soms wordt dat zo geformuleerd dat Jezus "Gods toorn" heeft gedragen (Heidelbergse catechismus vraag 14, 17, 37, het avondmaalsformulier van Dordt). Ik heb het nagezocht, maar kan dit niet terugvinden. In bijvoorbeeld het bijbelboek Hebreeën, wat heel duidelijk uitlegt waarom Gods Zoon moest lijden, wordt niet gezegd dat Jezus de toorn van God droeg - wel dat Hij de straf van God voor onze zonden droeg en Zichzelf als een offer in onze plaats opofferde.

Gods uitstel van toorn gaat heel ver. In Jeremia 15:15 lijkt Jeremia zelfs bang te zijn dat Gods geduld met zijn vervolgers zijn leven zal kosten! Petrus schrijft dat God traag tot toorn is (μακροθυμέω, "makrotumeo", een vrij letterlijke vertaling van erech apayiem) en dat daarom de wereld nog niet geoordeeld is en Gods Koninkrijk nog niet gekomen. Tot op de dag van vandaag is het Gods lange geduld dat niet wil dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen (2 Petr. 3:9).