zaterdag 1 november 2025

De problemen van ongeloof

Eerder beloofde ik een keer te schrijven over de vooronderstellingen van niet in God geloven. Die zijn problematischer dan soms wordt gedacht.

Wat zijn de vooronderstellingen van het niet geloven in God? Dat hangt er natuurlijk van af wat je rekent als "geloof in God", en ook van welke opvattingen er in de plaats komen van geloven in God. Onder "geloof in God" reken ik het geloof in een kracht groter dan wij die deze wereld regeert volgens Zijn goddelijke inzicht en bevel. Wat betreft welke opvattingen ervoor in de plaats komen, laat ik het even algemeen dus ga ik alleen in op de gemene deler.

Wat bedoel ik met "vooronderstellingen"? Ik bedoel daarmee: dat wat je moet veronderstellen om jezelf, de wereld om je heen en de kaders van je doen en laten (goed en kwaad, ethiek) te verklaren. Als je in God gelooft, is er op deze dingen een antwoord. Maar welk antwoord is er als je niet in God gelooft?

Als eerste wat betreft de wereld om ons heen. Als je niet gelooft in God is deze niet door een wijsheid buiten ons ontstaan, maar toevallig. Wat er ook gezegd wordt over de evolutietheorie, de kans dat alles om ons heen door toeval ontstaan is, is onmogelijk klein, ook als je miljarden jaren de tijd neemt om dobbelstenen te rollen. De kans op het ontstaan van de natuurwetten zoals de onze is klein, een uit de vele mogelijkheden. De kans op het ontstaan van één levende cel is onmogelijk klein. De kans op het ontstaan van complexe levensfuncties is onmogelijk klein. In één woord, de vooronderstelling van ontstaan door toeval is er eentje waar je ontzettend veel geloof voor nodig hebt, of liever gezegd: het is onredelijk.

Maar waarom geloven zoveel wetenschappers dan in de evolutietheorie? De reden daarvoor is nogal menselijk: geloven in iets anders wordt niet als wetenschappelijk gezien. Een andere reden is dat wetenschappers een eigen vakgebied hebben waar ze veel van weten, maar van andere vakgebieden nemen ze maar aan dat anderen erover nagedacht hebben. Ze nemen aan dat het natuurkundig, biochemisch, ecologisch, genetisch, of paleontologisch wel goed zit met de evolutietheorie, omdat het de heersende theorie is en omdat kritiek geen podium krijgt in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften. Enfin, genoeg over evolutie.

Als tweede is er de vooronderstelling over onszelf. Die vooronderstelling is dat wijzelf ook uit hetzelfde toeval zijn ontstaan. Het probleem hiermee is dat het niet alleen onmogelijk is, maar dat het ook tegenintuïtief is. Het betekent namelijk dat ons zelfbewustzijn, ons denken, onze wil er niet zo toe doen. Waarom zou je immers waarde hechten aan een product van toeval? Het ene zou niet belangrijker zijn dan het andere. Dat is in tegenspraak met onze grote belangstelling voor en waardering van wetenschap, van kunst, van vrijheid &emdash; dat alles zou maar schijn en een wassen neus zijn als er niet Iemand is die alles met wijsheid, met liefde, met wil heeft gemaakt. Tegenintuïtief dus.

Als derde de vooronderstelling over de kaders van wat wij doen en laten. Die is dat wij onze eigen kaders moeten bepalen, dat "goed" en "kwaad" niet meer is dan waarden die wij ergens aan geven om deze wereld leefbaarder (?) te maken. Meer kan het inderdaad niet zijn als er geen hogere macht is en als er geen hogere bedoeling achter het universum zit. Maar hoe kan die vooronderstelling waar zijn? Als we zelf bepalen wat goed en kwaad is, is er helemaal geen goed en kwaad. We zouden bijvooreeld voor maximale vrijheid kunnen kiezen omdat we dat willen &emdash; en als rijke, verslaafde dwazen jong sterven. Maximale vrijheid is heilloos &emdash; het is het soort vrijheid dat leidt tot een overdosis drugs of alcohol, tot verbroken relaties, tot ongeremde haat, tot geslachtsziektes en tot moord en een vroegtijdige dood. Zo'n moreel kompas is geen kompas, ook niet als je zegt: maximale vrijheid, als je maar rekening houdt met anderen. Het is heilloos.

Missschien is er een ander moreel kompas mogelijk van "het zoeken van maximale harmonie"? Maar dan bewijst de praktijk weerbarstig te zijn. Volmaakte harmonie blijkt niet mogelijk te zijn in deze gebroken wereld. Wat voor de één harmonie betekent, blijkt dan ten koste te gaan van de ander, ook onbewust. We hebben echt redding nodig. We hebben ook echt grenzen nodig die voortkomen uit het allerdiepste inzicht in wie we zelf zijn. Het lijkt er op dat we niet in staat zijn zelf te bepalen wat echt goed en kwaad is &emdash; waar de slang Eva mee verleidde.

Ten slotte is er naast deze problematische vooronderstellingen ook een problematische consequentie van niet geloven in God: dat er geen groter Iemand of Iets is waarmee je een relatie kunt hebben. Dat betekent dat we hier op onszelf zijn, en dat de "enorme leegte om ons heen" ons slechts kan "verschrikken", zoals Blaise Pascal - zelf gelovige - eens schreef. Het betekent dat er geen groter doel is, geen grotere oorzaak, geen harmonie met de wereld om ons heen behalve een schijnbare of verzonnen harmonie. Dat is opnieuw tegenintuïtief. Want als er geen God is, is er niets dat ons liefheeft.

Ik sluit af met wat er in de profetie van Jesaja genoemd staat (Jes. 40):

Weet u het niet? Hoort u het niet?
 Is het u vanaf het begin niet bekendgemaakt?
  Hebt u niet gelet op de fundamenten van de aarde?
(...) Met wie zou u Mij willen vergelijken,
 of aan wie ben Ik gelijk?
  zegt de Heilige.
Sla uw ogen op naar omhoog,
 en zie Wie deze dingen geschapen heeft;
Hij is het Die hun leger voltallig tevoorschijn brengt,
 ze alle bij name roept
door Zijn grote vermogen en Zijn sterke kracht;
 er ontbreekt er niet één.

Geen opmerkingen: