Als reactie op het godsbewijs schreef een andere (meer sceptisch ingestelde) monnik, later geïdentificeerd als Gaunilo van Marmoutier, een prachtige opsomming van tegenargumenten tegen het godsbewijs van de eerste hoofdstukken van de Proslogion, hoewel, zoals hij zei, hij de rest van de Proslogion lezenswaardig en goed geschreven vond. Alleen moest de argumentatie van de eerste hoofdstukken nog maar wat verbeterd worden. Aldus Gaunilo.
De bijdrage van Gaunilo werd (door Anselmus of zijn kopiïsten) waardevol gevonden om bij te dragen aan het nadenken over de kwestie: ze werd in het vervolg met de verhandeling van Anselmus meegekopieerd (zie 'De man die God biddend bewees', Trouw, 8 mei 2009).
Voor een weergave van de argumentatie van Anselmus en Gaunilo heb ik deze in een argumentschema weergegeven. Ik heb ter verduidelijking en overweging ook meteen wat mogelijke antwoorden van Anselmus bij de argumenten van Gaunilo toegevoegd.
Natuurlijk geef ik hier geen warm pleidooi voor een godsbewijs --- voor het geloof is een bewijs niet noodzakelijk. Dat realiseerde Anselmus zich ook zeker, zoals hij in het eerste hoofdstuk van de Proslogion schrijft:
"God, ik erken en dank U dat U me in dit Uw beeld hebt geschapen [Genesis 1:27], opdat ik U zou herinneren, zou kennen, zou dienen. Maar dat beeld is zo weggevaagd door de uitputting van het bederf, zo door de rook van de zonde verduisterd, dat de mens niet bereikt, waarvoor hij bedoeld is, tenzij dat U hem vernieuwt en reformeert. Ik streef niet, Heer, naar dat ik tot Uw hoogte zou doordringen, want op geen enkele wijze stel ik daarmee mijn verstand gelijk; maar ik verlang enigermate Uw waarheid te verstaan, die mijn hart gelooft en liefheeft. Ik versta toch immers niet opdat ik zou geloven, maar ik geloof opdat ik zou verstaan. Want ook dit geloof ik: dat als ik niet zou geloven, ik niet zou verstaan [Jesaja 7:9]."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten