Bij het beschrijven van iets (het vatten in concepten, in woorden) is het altijd zoeken naar de realiteit van die beschrijving. Is de beschrijving niet een ideële abstractie? En als ze dat is, is ze dan misschien toch nog nuttig?
Hoe weten we dat onze woorden of concepten staan voor reële dingen? Volgens de Duitse filosoof Kant
kunnen we dat niet weten. Ik stem daarmee in in zoverre dat we dat niet met de ratio alleen kunnen weten; maar ik hecht altijd de meeste waarde aan de concepten die het meest treffen – gevoel speelt een rol! – of het meest met de praktijk verbonden zijn.
Hoe zit het met die toets van concepten in de wetenschap? Over natuurwetenschap is weinig twijfel omdat haar concepten met technische waarneming verbonden zijn. Maar de geesteswetenschappen en sociale wetenschappen zijn een andere zaak. Concepten en modellen steunen daar ook vaak op een wetenschappelijke traditie, of op analogie met andere concepten.
Aan deze toets van concepten denk ik dan ook altijd als ik politieke filosofie of wetenschap lees, of iets bedenk over de menselijke geest. En niet alleen: 'Is het reëel?' maar ook: 'Is het waar? Waaraan is een
bewijs ontleenbaar?' Een bewijs is gebaseerd op een logische procedure die het mogelijk maakt te kiezen tussen bepaalde uitspraken in een bepaalde contekst. Als het bijvoorbeeld gaat om beschrijvingen van de menselijke geest, is introspectie ('in jezelf kijken') de enige waarneming die je hebt. Maar die waarneming is niet heel betrouwbaar: het is gemakkelijk je dingen in te beelden en jezelf te bedriegen. Hoe kan het anders dat je niet altijd doet wat je van plan was? Dat maakt een eigen psychologie moeilijk te vertrouwen. Als het gaat om politieke filosofie, geven sommige politieke filosofen van tevoren al aan dat er geen perspectief van buitenaf op het politieke mogelijk is. Wie politieke filosofie bedrijft, is altijd al beïnvloed door maatschappij waarin hij zelf leeft en zijn eigen positie daarin. Hoe revolutionair en verrassend een politieke filosofie ook kan zijn, dat draagt niets bij tot de zekerheid ervan. Het is te vergelijken met introspectie bij een psychologische beschrijving van jezelf.
Maar zoals ik al zei: gevoel speelt een rol. Als een psychologische of politieke beschrijving beroep doet op een universeel ethisch gevoel, zoals het ethisch appel van de ander (zoals bij de Frans-Joodse filosoof Levinas), dan maakt het alleen maar juiste gevoelens los. Als een psychologische of politieke conceptuele beschrijving een diepere vertaling heeft in gevoelens waarvan we zeker zijn, dan heeft die beschrijving legitimiteit voor ons, en als dezelfde vertaling door anderen gemaakt kan worden, ook voor anderen.
Het is belangrijk dat zo'n 'vertaling' laagdrempelig blijft — maar wat aanspreekt lijkt per mens te verschillen. Maar soms lijkt het dat denkers genoegen nemen met een ingewikkelde beschrijving die nauwelijks te vertalen is, maar slechts gewaardeerd kan worden om een logische consistentie.
Een verschil in de filosofie dat vaak wordt gemaakt is tussen de analytische en continentale traditie. Als we die tegen deze achtergrond beschrijven, is de analytische traditie vooral uit op meetbaarheid en doet ze weinig of geen beroep op gevoel, en is de continentale traditie vooral uit op gevoel. De continentale traditie moet oppassen dat ze geen
ingewikkelde maar lege of onware beschrijvingen geeft. De analytische traditie moet in het oog houden waarnaar ze zoekt: niet naar slechts een ontrafeling van beschrijvingen, maar naar een analytische duidelijkheid in de op verschillende manieren beschreven
praktische en reële zaken.
Zoals filosofie een vertaling is die beroep doet op ethische of andere gevoelens, is literatuur ook een vertaling. Beiden hebben ze echter hun eigen karakteristieken: filosofie maakt zo veel mogelijk gebruik van rationaliteit en concepten, literatuur zo min mogelijk. Welke het eerst bij de waarheid arriveert? Ik denk dat geen van beiden daarin boven de ander uitsteekt. Maar goede literatuur lijkt zeldzamer en moeilijker; filosofie heeft meer traditie en methode. Daarentegen is het resultaat bij literatuur waarschijnlijk laagdrempeliger en in dat aspect beter.
Het vinden van de waarheid, vanuit christelijk perspectief, is sowieso een wijsheid die door God gegeven wordt — aan wie dan ook. Maar ook echte wijsheid heeft geen perspectief zonder geloof in God: "Zonder het geloof is het onmogelijk God welgevallig te zijn; wie bij God wil komen, moet geloven dat Hij bestaat en dat Hij allen beloont die Hem zoeken" (Brief aan de Hebreeën, hoofdstuk 11).