Een koning van een heel groot koninkrijk vertrok naar een ver land. Twee wetgeleerden spraken met elkaar. De eerste zei: “Een koning kan zijn rijk toch niet verlaten?” De tweede antwoordde: “Maar hij heeft zijn dienaars hier gelaten.” De eerste wierp hem tegen: “Maar zij hebben hun gelijken die hen tegenstaan! De arme wordt verdrukt door wie er machtig is, in het geheim en openbaar!” De ander sprak: “Maar de koning zal rechtspreken als hij wederkomt.” De eerste gaf ten antwoord: “Maar dat is te laat! Wie kan verdragen dat een enig mens vergaat?” De ander sprak: “Maar hij zal troosten en herstellen.” De eerste sprak: “Maar kunnen zij weer verder leven? Zullen zij ooit vergeten?”
Hij verhief zijn spreuk en zei: “Het leed is niet relatief tot het herstel. Het leed is absoluut.”
De ander sprak: “Niets is er absoluut behalve onze koning.”
Hij verhief zijn spreuk en zei: “Het leed is niet relatief tot het herstel. Het leed is absoluut.”
De ander sprak: “Niets is er absoluut behalve onze koning.”
Deze fabel leert dat mensen zelf de toekomst niet begrijpen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten