Thuis zijn wij de psalmen aan het lezen. Er zijn daarbij een paar aspecten waarover ik me verbaasde. Waarom spreekt David in zijn psalm tot God over het onrecht dat hem wordt aangedaan en vraagt hij of God zijn tegenstanders wil straffen? Denkt David dat God zijn onrecht niet gezien heeft? Of denkt hij dat God niet altijd rechtvaardig is? Of speelt er soms de begeerte naar vergelding mee?
Het eerste, dat David denkt dat God zijn onrecht niet heeft gezien, lijkt niet waar te kunnen zijn omdat hij in andere psalmen belijdt dat God alle onrecht en al zijn daden, ja zelfs zijn gedachten ziet en kent. Hoewel het zo zou kunnen zijn dat David door ongeloof wordt overvallen, lijkt het anders te zijn.
Maar is dan het tweede waar? Verwijt David dat God te weinig optreedt, niet snel genoeg reageert? Opmerkelijk is voor het antwoord op deze vraag dat de smeekbeden van David om hulp worden afgewisseld met de allerzekerste belijdenis dat God zal helpen. Het getuigt dus van de emotie in de psalm, waarbij vragen afgewisseld worden door antwoorden.
Hoe zit het dan met het derde aspect: heeft David begeerte naar vergelding van zijn vijanden? Als je de psalmen goed leest zul je merken dat David niet uitweidt over de straf of kwelling die hij voor zijn tegenstanders zou wensen. Dat zou je wel verwachten als begeerte naar vergelding mee zou spelen; dat lijkt dus niet het geval te zijn. Dr. Jan Hoek noemde het motief van vergelding in zijn opiniebijdrage voor het RD vandaag een soort "leedvermaak" waar hij zich niet mee kon verenigen. In zijn visie is het blijdschap om verlost te zijn in plaats van blijdschap over de straf van anderen. Hoewel ik denk dat dat een deel van het goede antwoord is en ik me ook verder helemaal kan vinden in zijn bijdrage, denk ik dat dat het halve antwoord is. De andere helft van het antwoord is mijns inziens toch: gerechtigheid.
Denk niet dat ik hier een pleidooi ga voeren voor een filosofisch soort 'gerechtigheid'. Sommige mensen maken van gerechtigheid iets mystieks dat ons verstand te boven gaat en dat we niet begrijpen maar moeten aanbidden. Ik voer ook geen pleidooi voor een hoogst redelijk soort gerechtigheid die helemaal aan de eisen van onze rede voldoet en daarom lofwaardig is.
Volgens mij gaan de psalmen juist over een concept dat we niet kennen: praktische gerechtigheid. Praktische gerechtigheid betekent dat je vrede kunt vinden met het feit dat je onrecht wordt aangedaan, omdat je weet dat het uiteindelijk een pad is dat niet beloond zal worden. Het betekent dat je ervan overtuigd bent dat God je van de ondergang zal redden door je tegenstanders ten val te brengen. Het betekent dat zelfs al zullen je tegenstanders het in hun leven gemakkelijker hebben dan jij, terwijl ze anderen onrecht aandoen en alles verachten wat waarde heeft, dat God hen na dit leven zal oordelen en straffen volgens een rechtvaardig oordeel.
Als je de woorden uit de psalmen zó opvat, zijn ze zelfs niet in strijd met wat Jezus Christus, de Zoon van God, gebiedt: dat we onze vijanden moeten liefhebben, en moeten zegenen die ons vervloeken. Je tegenstander is namelijk niet degene die veranderd wordt door het Evangelie en berouw heeft, maar juist degene die, hoe goed hij ook leefde, Gods geboden besluit eens vaarwel te zeggen.
zaterdag 22 november 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten