vrijdag 6 januari 2017

Psalmen - 9 en 10

Vandaag wil ik graag bloggen over Psalm 9 en 10. Ze vormen één geheel, dat is te zien in het Hebreeuws aan de beginletters van de verzen die alfabetisch zijn. Vers 2/3 van psalm 9 beginnen met 'a', vers 4 met 'b', vers 6 met 'c', enzovoort, tot en met 't' (de laatste letter van het Hebreeuwse alfabet) in psalm 10 vers 17. Ik heb de verzen gegroepeerd per letter omdat het vrij belangrijk is voor de inhoud van de psalm.

1 Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘Dood van de zoon'.

2 Ik zal de HEERE loven met heel mijn hart,
ik zal al Uw wonderen vertellen.
3 In U zal ik mij verblijden en van vreugde opspringen,
ik zal voor Uw Naam psalmen zingen, o Allerhoogste!

4 Want mijn vijanden zijn teruggedeinsd,
zij zijn gestruikeld en van voor Uw aangezicht omgekomen.
5 Want U hebt mijn recht en mijn rechtszaak behartigd,
U hebt Zich gezet op de troon, o rechtvaardige Rechter.

6 U hebt de heidenvolken bestraft, de goddeloze omgebracht,
hun naam uitgewist, voor eeuwig en altijd.


7 O vijand, zijn de verwoestingen voor altijd voltooid?
Hebt u steden weggerukt?
Hun nagedachtenis is met hen vergaan!

8 Maar de HEERE zetelt voor eeuwig,
Hij heeft Zijn troon gereedgemaakt voor het gericht.
9 Hij Zelf zal de wereld oordelen in gerechtigheid
en over de volken op billijke wijze rechtspreken.
10 De HEERE is een veilige vesting voor de verdrukte,
een veilige vesting in tijden van benauwdheid.
11 Wie Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen,
omdat U, HEERE, niet hebt verlaten wie U zoeken.

12 Zing psalmen voor de HEERE, Die te Sion woont,
verkondig onder de volken Zijn daden.
13 Want Hij eist vergelding voor vergoten bloed, Hij denkt daaraan,
Hij vergeet het hulpgeroep van de ellendigen niet.

14 Wees mij genadig, HEERE,
zie mijn ellende aan, mij aangedaan door wie mij haten,
U Die mij opheft uit de poorten van de dood.
15 Dan zal ik al Uw loffelijke daden vertellen in de poorten van de dochter van Sion,
mij verheugen in Uw heil.

16 De heidenvolken zonken in het graf dat zij maakten;
hun voet raakte gevangen in het net dat zij heimelijk spanden.
17 De HEERE is bekend geworden, Hij heeft recht gedaan.
De goddeloze raakt verstrikt in het werk van zijn eigen handen.

18 De goddelozen keren terug, naar de hel [(het dodenrijk)] toe,
alle heidenvolken, die God vergeten.

19 Want de arme wordt niet voor altijd vergeten,
de hoop van de ellendigen vergaat niet voor eeuwig.
20 Sta op, HEERE, laat de sterveling zich niet sterk maken;
laat de heidenvolken voor Uw aangezicht geoordeeld worden.
21 HEERE, jaag hun vrees aan;
laat de heidenvolken weten dat zíj stervelingen zijn.

(Psalm 10)
1 HEERE, waarom blijft U van verre staan?
Waarom verbergt U Zich in tijden van benauwdheid?
2 Fel en hoogmoedig achtervolgt de goddeloze de ellendige.
Laat hen gegrepen worden in de listige plannen die zij bedacht hebben!
3 Want de goddeloze beroemt zich over zijn hartenwens;
hij zegent de gierigaard, hij lastert de HEERE.
4 De goddeloze, met zijn neus trots omhoog, onderzoekt niet.
Al zijn gedachten zijn: Er is geen God!
5 Zijn wegen bezorgen te allen tijde verdriet.
Uw oordelen gaan hem te hoog, hij houdt ze ver van zich;
al zijn tegenstanders blaast hij weg.
6 Hij zegt in zijn hart: Ik zal niet wankelen,
want van generatie op generatie zal mij geen onheil treffen.
7 Zijn mond is vol vervloeking, bedrog en list,
onder zijn tong is kwaad en onrecht.
8 Hij ligt in een hinderlaag in de dorpen,
op verborgen plaatsen doodt hij de onschuldige,
zijn ogen loeren op de arme.
9 Hij ligt in een hinderlaag op een verborgen plaats,
zoals een leeuw in zijn schuilplaats;
hij ligt in een hinderlaag om de ellendige te overvallen,
hij overvalt de ellendige als hij hem in zijn net trekt.
10 Hij duikt neer, hij bukt zich,
en de arme valt in zijn sterke poten.
11 Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten,
Hij heeft Zijn aangezicht verborgen,
Hij ziet het in eeuwigheid niet.

12 Sta op, HEERE God, hef Uw hand op,
vergeet de ellendigen niet.

13 Waarom lastert de goddeloze God?
Waarom zegt hij in zijn hart: U zult geen rekenschap eisen?
14 Ú ziet het wél, want U aanschouwt de moeite en het verdriet,
opdat men het in Uw hand geeft;
op Ú verlaat de arme zich,
U bent geweest een Helper van de wees.

15 Breek de arm van de goddeloze en de kwaaddoener,
eis rekenschap van hem over zijn goddeloosheid, tot U er niets meer van vindt.

16 De HEERE is Koning, eeuwig en altijd;
de heidenvolken zijn uit Zijn land verdwenen.
17 U hebt de wens van de zachtmoedigen gehoord, HEERE,
U zult hun hart versterken, Uw oor zal er acht op slaan
18 om de wees en de verdrukte recht te doen.
Dan zal een aardse sterveling voortaan geen geweld meer bedrijven.

Bevreemdend:
Een van de dingen die opvalt is dat Psalm 10 begint met een heel stuk (vers 1 t/m 11) in de mineur, terwijl Psalm 9 juist heel opgetogen is. De opgetogen verzen die God roemen om Zijn recht zijn voor mij het meest bevreemdend. David lijkt zich namelijk te verblijden in de straf van anderen.

Het komt over alsof de verzen in mineur moeilijk te rijmen zijn met de opgetogen verzen. Hoe kun je nu zo blij zijn en vervolgens zo mineur verdergaan? Als je het Hebreeuws van de psalm bekijkt, zie je wel iets opvallends: bij de verzen in mineur zijn een heel aantal letters van het alfabet overgeslagen. Het is alsof David daarmee wilde laten zien dat deze verzen niet echt bij de rest van de psalm passen.

Toch staan ze erin. Ze laten iets zien van de trieste contekst van de psalm. De psalm is niet geschreven in een veilige maatschappij waarin je gerust kunt leven. Je zou kunnen zeggen: deze psalm is geschreven in een tijd van terrorisme en aanslagen, waarvan er veel dodelijk waren.

Ik schreef al dat ik het bevreemdend vind dat David zich lijkt te verblijden in de straf van anderen. Als die 'anderen' terroristen zijn, kan ik me er iets bij voorstellen dat hij zich verblijdt als hun aanslag mislukt. Dat maakt deze psalm heel actueel!

Herkenbaar:
De gijzeling in het restaurant in Bangladesh, de bomaanslagen tijdens Ramadan in Baghdad, de aanslag in Nice, de zelfmoordterroristen in Kabul, de aanslag op de kerstmarkt in Berlijn: als je Psalm 9 en 10 leest met deze aanslagen in gedachten is het alsof ze voor vandaag geschreven zijn. Eigenlijk zouden deze psalmen eens voorgelezen moeten worden ter nagedachtenis aan de slachtoffers en nabestaanden.

Profetisch:
Voor hen biedt de psalm ook een profetisch perspectief. Jehovah is voor altijd Koning (vers 16). Dat zullen we pas echt zien als Gods Koninkrijk werkelijkheid wordt. Dan zal echt gelden dat er geen geweld meer zal zijn (vers 18), en dat de wees (de nabestaande) en de verdrukte (het slachtoffer) recht gedaan zullen worden (vers 17). Dat is ook het Evangelie (de goede boodschap) van Jezus: het Koninkrijk van God is dichtbij! Door Jezus Christus, Zijn Zoon heeft God ons bekend gemaakt hoe dat Koninkrijk zal komen, en dat het geen Koninkrijk van geweld is! Daarvoor heeft Jezus geleden en is Hij opgestaan. Daarom zal Hij ook de wereld oordelen.

Uit het leven en de woorden van Jezus wordt wel duidelijk dat het kwaad niet alleen bestaat in de grofste vormen van geweld. Ook in onze daden en gedachten is veel wat Gods Koninkrijk niet zien kan. Jezus zegt het nadrukkelijk: Tenzij u opnieuw geboren wordt kunt u het Koninkrijk van God niet zien (evangelie van Johannes, 3)!

Geen opmerkingen: