Wat betekent het eigenlijk dat God rechtvaardig is?
Wij hebben allemaal een innerlijk rechtvaardigheidsgevoel. Dat laat ons voelen of iets eerlijk is of oneerlijk. Je kunt het ook het 'geweten' noemen. Toch is dat rechtvaardigheidsgevoel niet feilloos. Je kunt er tegenin gaan en het 'onderdrukken', zelfs 'toeschroeien' (1 Tim. 4), en het raakt ook beïnvloed door de cultuur en opvattingen om ons heen. Daarom voelen we sommige dingen veel sterker aan dan andere dingen - bijvoorbeeld gelijke behandeling is voor ons westerse mensen heel belangrijk, maar in oosterse landen is iemands eer veel belangrijker. Het kan ook zomaar zijn dat ons rechtvaardigheidsgevoel tegen Gods wetten ingaat. We kunnen bijvoorbeeld gelijke behandeling allerbelangrijkst vinden en de rest van Gods wet maar onzin vinden. We kunnen ook veel toleranter worden en ons rechtvaardigheidsgevoel beperken door meer toegeeflijkheid en door genadiger te zijn: ook al is iets niet helemaal rechtvaardig, als iemand het goed bedoelt, wie zijn wij dan om er iets van te vinden, en niemand is perfect, toch? Wie zijn wij om anderen te oordelen als we zelf ontdekken dat we niet volgens die standaard kunnen leven?
Dat we als mensen niet veroordelen is heel bijbels: Jezus gebiedt het ons. We mogen en moeten het eindoordeel aan God overgeven. Maar we moeten ook luisteren naar de stem van ons geweten en anderen waarschuwen voor Gods oordeel.
Gods oordeel wordt niet in dit leven aan ons voltrokken. Goede en slechte mensen leven samen, en God laat de zon over beiden opgaan. Er zal een laatste oordeel van alle mensen zijn - levenden en doden - waar heel duidelijk zal zijn wat rechtvaardigheid is. Jezus heeft dit uitgelegd door een gelijkenis: tarwe en onkruid groeien samen op tot de oogst. Het onkruid wordt dan verbrand, het tarwe in de schuur gebracht. Het onkruid wordt er niet eerder uitgehaald omdat dan misschien het tarwe er ook uitgetrokken wordt (Mattheüs 13:24-30). De apostel Petrus zegt het zo: God is geduldig over ons, zodat iedereen tot kennis van de waarheid kan komen (2 Petrus 3).
Kunnen we tot dat moment niet zeker weten wat Gods rechtvaardigheid is? Jawel! God heeft ons dat in Zijn Woord, de Bijbel, bekend gemaakt. We zien het terug in de wet van God die benoemt wat goed en kwaad is: de tien geboden (Exodus 20) en andere leefregels uit Gods Woord. We zien het nog meer terug in de eredienst van God die Hij zelf heeft ingesteld. Daarin werden offers gebracht tot "verzoening" van God. Het woord "verzoening" (bijv. Lev. 1:4) geeft aan dat wij tegenover God niet neutraal staan, maar schuldig - zonder schuld is er geen verzoening nodig!
In Leviticus 1-6 kunnen we lezen hoe God het volk Israël gebiedt offers te brengen. De offerdienst was een beeld van de hemel - niet een beeld van de hemel zelf waar God woont, maar een beeld over Wie God is en hoe wij verlost kunnen worden (zie ook brief aan de Hebreeën 9:23-24). We leren van deze voorbeelden het volgende (zie ook de brief aan de Hebreeën).
Als eerste leren we dat verzoening buiten ons ligt. Compensatie door onze eigen daden om het "goed te maken" is niet genoeg, anders was het niet nodig dat een offerdier voor ons stierf. Berouw over onze zonden is niet genoeg - het is zeker nodig maar niet genoeg. Ook het vragen van vergeving is niet genoeg. Wij kunnen het niet goedmaken - iets is er nodig voor ons in de plaats. Het offer was een losprijs - zo heeft Jezus ons en alle zondige mensen vrijgekocht door het enige perfecte offer. Het offerdier stierf in onze plaats en droeg onze schuld - zo droeg Jezus al onze schuld. Degene die offerde moest zijn hand op het offerdier leggen om zo als het ware de schuld over te dragen.
De verhouding tussen een zondig mens en God is dus niet zoals bij een ongehoorzaam kind en zijn vader - daar is berouw wel genoeg. De verschillen zijn:
- De zonde is veel verwoestender dan iets wat door een kind kapot wordt gemaakt of een regel die wordt overtreden. Gods geboden gaan over goed en kwaad, niet over het overtreden van bijvoorbeeld ouderlijke regels. Zulke ouderlijke regels zijn goed, maar ze zijn ook een beetje arbitrair en van omstandigheden afgeleid.
- God heeft nog veel meer recht op mijn gehoorzaamheid dan een vader recht heeft op gehoorzaamheid van zijn kind. God bezit alles, een vader heeft alleen wat hij van God ontvangen heeft.
Als tweede kunnen we opmerken dat het bloed van dieren kan de zonde nooit voor altijd kon wegnemen. Er waren telkens nieuwe offers nodig. Zo was het niet met het offer van Jezus voor onze zonden: Hij gaf Zich als Gods Zoon, en er was maar één offer nodig voor ons allemaal.
Ten derde: het offerdier moest perfect zijn, zonder enig gebrek. Zo was alleen Jezus zonder zonde, dus alleen Hij kon de vervulling van alle offers zijn. Geen ander mens, hoe religieus ook, kan voor ons instaan, want niemand anders is zonder zonde.
Ten vierde: het gaat niet alleen om grote zonden, maar om elke zonde, tegen welk gebod van God ook. Bij de wetten voor het zondoffer staat "overtreding van enig gebod van de HEERE" (Lev. 4:2). Het gaat niet alleen om opzettelijke zonden, maar ook om zonden die we doen zonder dat we het weten, en waarbij we toch schuldig zijn. Voor "onopzettelijke overtreding" (Lev. 4:2) en voor zonden die "verborgen zijn gebleven" en later pas bekend worden (Lev. 4:13) is het zondoffer nodig. Ook ondoordacht zweren vereist een schuldoffer dat voor ons sterft (Lev. 5:4). Het gaat zelfs niet alleen om zonden die vanuit onszelf voortkomen, maar ook om zonden die hun bron in anderen hebben en waaraan wij deel krijgen, bijvoorbeeld als iemand God vervloekt en wij zwijgen (Lev. 5:1).
Ten vijfde, het gaat zelfs niet alleen om overtredingen van Gods goede geboden. Het offer is ook nodig voor waar we in tekortschieten omdat we het niet genoeg doen of niet oprecht - "zonden van nalatigheid" zou je ze kunnen noemen. Het offer is zelfs nodig wanneer we God op het oprechtst het allermeest willen dienen! Het is opvallend dat de offerwetten beginnen met het brandoffer, wat een vrijwillig offer is die uitdrukking geeft aan de toewijding van ons aan God. Blijkbaar kunnen we zelf niet volmaakt toegewijd zijn aan God en is daar zelfs voor nodig dat een offerdier sterft als teken van onze schuld! Het tweede offer dat genoemd wordt is het vrijwillige dankoffer. Ook daarbij moest degene die de dank aan God bracht zijn hand op het offerdier leggen dat in plaats van hem stierf. Ook wat dankbaarheid naar God betreft schieten we hopeloos tekort en hebben we maar een klein besef van dank en van wat God aan ons elke dag weer geeft. En dat tekortschieten van onze dank en toewijding geldt het meest als het gaat om de verlossing door Zijn Zoon, die God heeft overgegeven voor onze zonden. Jezus heeft het volmaakte brandoffer en dankoffer van liefde tot God en tot Zijn naaste gegeven in onze plaats.
Samenvattend: God heeft ons dus vanaf het begin van de wereldgeschiedenis laten zien dat wij zondig zijn en het goede niet zoeken, dat wij de verlossing van onze zonden buiten onszelf moeten zoeken, dat ons berouw ons nooit voor altijd kan reinigen, dat niets voor ons kan instaan dan een perfect offer, wat wij door onze goede bedoelingen zelf nooit kunnen geven, dat niet alleen onze grote zonden vergeving nodig hebben, maar ook degenen die we per ongeluk deden, en dat zelfs onze beste bedoelingen en zelfs onze dank aan God zover van rechtvaardigheid af staan dat er een bloedig offer voor nodig is om ze te verzoenen. Gods rechtvaardigheid is dat Hij als Rechter van hemel en aarde blijft instaan voor wat goed en recht en eerlijk is. Als Rechter van hemel en aarde houdt Hij ons voor dat we hopeloos verloren zijn als Zijn eindoordeel moet komen en redding nodig hebben. Dat is Gods rechtvaardigheid: Hij houdt de schuldige niet voor onschuldig, al wil Hij onze zonde en al onze ongerechtigheid vergeven (Exodus 34:7). Daarom was het offer van Jezus voor onze zonden nodig om ons voor altijd te reinigen van onze zonde en ons in ons geweten voor altijd vrij te spreken.