- Het is hypocriet als je niet heel de wet van God houdt. Wij, de gelovigen uit de volken, moeten gaan leven zoals de Joden.
- De wet doet er niet meer toe zodra je in Jezus Christus gelooft. We zijn helemaal vrij van de wet en worden in ons leven geleid door Gods Geest Zelf.
- 'De wet' is een aanduiding voor verschillende dingen. Een deel moet iedereen houden, een ander deel was en is alleen voor het Joodse volk.
Een gemeenschappelijke factor van deze antwoorden is dat de wet goed is, maar niet leidt tot onze verlossing. Die verlossing is gebracht door Jezus Christus.
Toch maakt het nog best wat uit welk antwoord je geeft. Bij het eerste antwoord ligt het gevaar op de loer dat je alsnog gaat denken dat jouw leven volgens de wet het eeuwige leven verdient, en dat het offer van Jezus Christus voor de zonden maar bijzaak is. Dan heb je absoluut niet de hoofdzaak van de wet begrepen, want de hoofdzaak is dat God heilig is en dat de verzoening buiten ons ligt (zie eerdere berichten daarover). Als je op het houden van de wet je vertrouwen gaat stellen, verlies je Christus (Gal. 5:2, Kol. 2:8).
Bij het tweede antwoord is er een even groot gevaar dat je gaat denken dat wat jij ook maar verzint, direct van Gods Geest komt, terwijl het in werkelijkheid uit je eigen zondige geest ontspringt die zich nog steeds niet aan God wil onderwerpen.
Als we het onderwijs van Jezus Christus en de apostelen goed lezen, komen we op het derde antwoord uit, namelijk dat 'de wet' een aanduiding is voor verschillende bepalingen:
- Een ceremoniële wet, die zoals een schaduw afbeeldt wat is en wat zal komen, zoals de offer van het paaslam wees op het lijden en sterven van Christus voor onze zonden;
- Een civiele of burgerlijke wet die het volk Israël tot een voorbeeld stelt van alle volken;
- Een ethische of zedelijke wet die voor iedereen waar ook ter wereld en zowel vroeger als vandaag geldt.
De ceremoniële wet is geen voorschrift voor alle volken, maar alleen voor de Joden. Dat geldt voor de besnijdenis (Kol. 2:11, Gal. 2:12, Gal. 5:2, Hand. 15:1), de voedselwetten (Kol. 2:16, Rom. 14:17), de feestdagen (Kol. 2:16, Rom. 14:5, Gal. 4:10). Dat geldt ook voor de civiele of burgerlijke wet. De wet van geboden en bepalingen is tenietgedaan, het was een scheidsmuur die de andere volken als het ware buitensloot omdat zij deze niet konden houden (Ef. 2:15).
De ethische of zedelijke wet geldt daarentegen nog steeds. Meteen nadat de apostel Paulus schrijft "U bent volmaakt geworden in Hem (Christus)" (Kol. 2:10), schrijft hij: "Dood dan uw leden die op de aarde zijn: ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte, en de hebzucht, die afgoderij is. Door deze dingen komt de toorn van God over de ongehoorzamen" (Kol. 3:5-6). Meteen nadat hij schrijft "Sta dan vast in de vrijheid waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft" (Gal. 5:1), laat de apostel erop volgen: "Want u bent tot vrijheid geroepen, broeders, alleen niet tot die vrijheid die aanleiding geeft aan het vlees; maar dien elkaar door de liefde. Want de hele wet wordt in één woord vervuld, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf" (Gal. 5:13-14). Jezus Zelf zegt dat geen komma of punt (jota of tittel) van de wet voorbij zal gaan tot de hemel en aarde voorbijgaan (Matt. 5:18), en laat met zijn uitleg die daarop volgt zien dat het over de tien geboden gaat die God gaf bij de berg Sinaï. Jezus legt keer op keer uit dat de ethische wet gaat over ons hart (Mark. 7:21, Mark. 8:15, Mark. 12:29, Mark. 12:40).
Waarom geldt de ceremoniële en civiele wet niet meer voor alle volken? Als Gods wet goed is, waarom zou deze dan niet door iedereen gehouden moeten worden? En zijn er in de ceremoniële wet niet prachtige lessen voor iedereen? Zou het houden ervan niet tot meer eenheid tussen Joden en andere volken leiden?
Het antwoord op deze vragen is meervoudig. Allereerst is er een praktisch probleem, vooral als het gaat om het houden van de civiele wet. Dat is dat Israël een aparte staat is die zijn eigen wetten kan bepalen, maar gelovigen uit de andere volken kunnen de rechtspraak in hun land niet zomaar veranderen, omdat zij onderworpen zijn aan een eigen overheid. De Bijbel roept ons niet op tot revolutie, maar tot het onderwerpen aan de overheid, omdat alle machten door God uitgedeeld zijn - de revolutie moet in ons hart plaatsvinden (Rom. 13). Maar wat als er een christelijke overheid is, zou die dan niet de wetten van God kunnen volgen zoals ze aan Israël gegeven zijn? Ook hier is het antwoord nee. Het vrederijk van God komt er niet doordat wij Zijn goede wetten op gaan leggen aan anderen. God heeft Zelf deze wetten op Israël gelegd, maar dat betekent niet dat wij dat kunnen nadoen. Gods Koninkrijk van vrede zal zeker komen, maar doordat Hij Zelf zal ingrijpen en de wereld zal oordelen.
Ten tweede heeft God het Zelf niet gewild dat Zijn ceremoniële wet aan gelovigen uit alle volken werd opgelegd. Het doel van de ceremoniële wet is om ons te leren over Wie God is. Dat doel hebben zelfs de Joden niet altijd begrepen. Door de profeet Micha laat God zeggen: "Wat vraag ik van u, behalve recht te doen en barmhartigheid?" Door de profeten Jesaja, Jeremia en Ezechiël zegt God: "Uw offers, uw gebeden, uw feestdagen zijn voor Mij afschuwelijk". Door de profeet Zefanja zegt God: "Zoek gerechtigheid, zoek zachtmoedigheid". Dat kwam omdat Israël de ceremoniële wet wel hield, maar intussen de ethische wet overtrad. De hoofdzaak van de ceremoniële wet is dat de verlossing buiten ons ligt. Als dat verandert naar "De verlossing ligt in mijn houden van de wet", dan ontstaat er hoogmoed (zonde tegen het eerste gebod), onbarmhartigheid (zonde tegen het zesde gebod), dan wordt Gods wet naar de letter gehouden maar eraan voorbijgegaan dat we deze nooit volmaakt met ons hart kunnen houden. We zijn allen zondig, en worden alleen door het geloof gerechtvaardigd (Rom. 1-5). We moeten door dat geloof leven; niet meer in angst, maar met vrede in ons hart (Rom. 8:5). We moeten de verlossing van de zonden die we nog doen verwachten (Rom. 8:23). Dat is ook de echte betekenis van de beloften aan Israël (Rom. 9:30).
Ten derde moet de eenheid tussen de Joden en de andere volken bestaan uit de beloofde Messias, Jezus Christus. Jezus heeft met Zijn lijden het door God beloofde nieuwe verbond aangegaan (Mark. 14:24, Jer. 31:33). Hij maakt door Zijn verlossing Jood en andere volken vrij van de veroordeling van de wet. Hij is het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt.