donderdag 2 januari 2025

God is rijk aan goedertierenheid

In vorige berichten schreef ik over Gods barmhartigheid, genade en geduld. Dit is hoe God Zichzelf bekendmaakt aan Mozes in Exodus 34:6. Na barmhartig, genadig en geduldig volgt: rijk aan goedertierenheid en trouw (Statenvertaling: "groot van weldadigheid en waarheid"). Wat betekent dat?

Als we ons hierin verdiepen valt allereerst op dat deze combinatie van "goedertierenheid en trouw" (Hebreeuws: חסד, "chesed" en אמת, "emet") ook als combinatie voor mensen wordt genoemd. In Genesis 47:29 vraagt Israël of zijn zoon Jozef hem "goedertieren en trouw" wil zijn door hem niet in Egypte te begraven maar bij zijn voorvaderen. In Genesis 24:49 vraagt Abrahams knecht of Laban en Bethuël Abraham "goedertieren en trouw" willen zijn door in te stemmen met het huwelijk van hun dochter en zus Rachel met Izak. In Jozua 2:14 beloven de verspieders "goedertieren en trouw" te willen zijn door Rachab en haar familie in het leven te sparen als Jericho veroverd wordt. Ook in Spreuken wordt de combinatie van "goedertierenheid en trouw" voor mensen genoemd (Spr. 3:3, 16:6, 20:28) - zij geven gunst in de ogen van God en van mensen, verzoenen de misdaad en bewaren de koning. "Goedertierenheid en trouw" lijkt dus iets te betekenen van een goede band tussen mensen. Dat God "rijk aan goedertierenheid en trouw" wordt genoemd, wil zeggen dat God overvloedig is in het aangaan van deze goede band met mensen. God wil zo ver neerbuigen dat Hij ons Zijn vriendschap wil geven.

Hoe overvloedig is God hierin? Dat lezen we in het volgende vers (Exodus 34:7): "Die goedertierenheid (chesed) blijft bewijzen aan duizenden generaties". Dit is een herhaling van wat in de tien geboden al gezegd is (Exodus 20:6), en het staat tegenover de "drie of vier generaties" die God straft als zij Hem net als hun vaders haten. "Duizenden generaties" betekent dat Gods goedertierenheid nooit uitgeput is, ook in het jaar 2025 niet. De aarde bestaat nog niet lang genoeg om op één duizend generaties uit te komen (stel dat iedereen in z'n 20e jaar zijn eerste kind krijgt, dan is duizend generaties 20.000 jaar), laat staan duizenden. In de Bijbel wordt dit vaak uitgedrukt door "Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid", verder dan wij kunnen kijken (bijv. Psalm 100:5, 103:17, 106:1, 107:1, 118:1-4, 136, 138:8).

Tegenover Gods eeuwige goedertierenheid staat de vergankelijke goedertierenheid van de mens (Jesaja 40:6-8):

"Alle vlees is gras
en al zijn goedertierenheid als een bloem op het veld.
Het gras verdort, de bloem valt af,
als de Geest van de HEERE erover blaast.
Voorwaar, het volk is gras.
Het gras verdort, de bloem valt af,
maar het Woord van onze God bestaat voor eeuwig.

Wat betekent "goedertieren" (chesed) nu precies? Laten we daarvoor wat voorbeelden opnoemen van mensen:

  • Abraham vraagt Sara hem deze "goedertierenheid" (gunst) te bewijzen door hem haar broer te noemen in plaats van haar man (Gen. 19:19)
  • Abimelech geeft Abraham veel bezittingen en de toestemming om overal te gaan wonen in zijn land (Gen. 20, 21:23)
  • Laban en Bethuël stemmen in met het huwelijk van Rachel en Izak (Gen. 24:49)
  • Israël vraagt Jozef om hem bij zijn voorvaderen te begraven (Gen. 47:29)
  • Rachab vraagt de verspieders om haar en haar familie in het leven te sparen (Jozua 2:12)
  • Jonathan vraagt David hem en zijn nageslacht te laten leven als David koning wordt (1 Sam. 20:11-15)
  • de bewoners van Jabes begraven Saul nadat deze is gesneuveld (2 Sam. 2:5)

Voorbeelden waarin Gods "goedertierenheid" wordt genoemd:

  • God spaart het leven van Lot als Hij Sodom straft (Gen. 19:19)
  • God wijst Abrahams knecht de weg naar een bruid voor Izak (Gen. 24:12)
  • God geeft Jakob veel bezit, terwijl hij eerst alleen zijn staf had (Gen. 32:10)
  • God zorgt dat Jozef in de gevangenis goed behandeld wordt (Gen. 39:21)
  • God verlost Israël (bijv. Ex. 15:13, Psalm 13:5, 89:50, 98:3, 136)
  • God beschermt de koning (bijv. Psalm 61:7)
  • God verhoort het gebed (bijv. Psalm 69:14)

Zou "vol van genade en waarheid" in het evangelie van Johannes (1:14, 1:17) een vertaling zijn van "rijk aan goedertierenheid en trouw" (Ex. 34:6)? Dat wordt gezegd van Jezus:

En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid. (...) En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, en wel genade op genade. Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen.

Het woord dat in Johannes 1 wordt gebruikt voor "genade" is χαρις (charis). Elders wordt "chesed" vertaald met het Griekse ελεος (eleos): "Ik wil barmhartigheid en geen offer" (Matt. 9:13 en 12:7, een vertaling van Micha 6:8) en bijv. Lukas 1:50: "barmhartigheid van geslacht tot geslacht" (wellicht ook Ef. 2:4, Jak. 3:17, 1 Petr. 1:3, Rom. 15:9 die Psalm 18:49-50 lijkt te citeren).

In psalm 136 maar ook in psalm 107 is Gods goedertierenheid het refrein dat telkens terugkomt. Hij "kroont" ons "met goedertierenheid (chesed) en barmhartigheid (channun)" (Psalm 103:4). Mozes bidt: "verzadig ons in de morgen met Uw goedertierenheid" (Psalm 90:14). God zorgt dagelijks voor mens en dier (Psalm 145:15-17):

De ogen van allen wachten op U,
U geeft hun hun voedsel op zijn tijd.
U doet Uw hand open
en verzadigt al wat leeft, naar Uw welbehagen.
De HEERE is rechtvaardig in al Zijn wegen,
goedertieren (chasied) in al Zijn werken.

De aarde is vol van de goedertierenheid van God (Psalm 33:5). Mensen willen graag worden gezien als goedertieren, maar liegen er vaak over (Spr. 19:22) - God is goedertieren. David en Micha klagen beiden dat de goedertieren mensen ontbreken (Psalm 12:2, Micha 7:2). Maar God is eeuwig en dagelijks goedertieren en omringt ons ermee.

Laat ik afsluiten met het eerste stukje van psalm 107:

Loof de HEERE, want Hij is goed,
want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig.
Laten zo spreken wie de HEERE verlost heeft,
die Hij verlost heeft uit de hand van de tegenstanders,
en die Hij uit de landen bijeengebracht heeft,
van het oosten en van het westen, van het noorden en van de zee.

Er waren er die dwaalden in de woestijn, op een weg door de wildernis,
een stad om te wonen vonden zij niet.
Zij waren hongerig, ja, ook dorstig,
hun ziel was in hen bezweken.

Maar toen zij in hun benauwdheid tot de HEERE riepen,
redde Hij hen uit hun angsten.
Hij leidde hen op een rechte weg,
zodat zij naar een stad konden gaan om te wonen.

Laten zij de HEERE loven om Zijn goedertierenheid
en om Zijn wonderen voor de mensenkinderen.

Geen opmerkingen: