Voor mij weegt overeenkomst het zwaarst. Mensen zijn medemensen. Onder de o zo verschillende filosofische systemen ligt volgens mij, onder de oppervlakte, een werkelijk leven. De waarde van een filosofisch systeem inzien betekent die sporen van leven opzoeken en meebeleven — of tot leven wekken (zie mijn eerdere bericht over Joodse filosofie, en over 'belangrijke filosofen').
Betekent dat dat er geen onware filosofie bestaat, of dat elke filosofische uitspraak geldig is alleen binnen een kader van de tijd, ofwel een 'discours' (zoals de Franse filosoof Foucault (1926-1984) zou zeggen)? Allereerst: zeker bestaat er onware filosofie; volgens definitie natuurlijk altijd binnen het discours — een discours kan niet onwaar zijn, hoogstens kan het zo zijn dat binnen een discours niet genoeg of geen ware uitspraken gedaan kunnen worden, maar dat terzijde. Wat afhankelijkheid van discours betreft: er is inderdaad altijd een mate van afhankelijkheid van discours: datgene wat besproken wordt en dat wat onbesproken blijft. Onze begrippen kunnen met de tijd verfijnder worden, grover worden, of vervangen worden. Maar dat betekent niet dat alle betekenis discontinu is — ik ben er tenminste van overtuigd dat er belangrijke woorden zijn die ik hier schrijf met een realiteitswaarde die continu is, in overeenstemming met eerdere generaties christenen. Ook waarden veranderen met de tijd: in verschillende tijdperken worden verschillende begrippen meer of minder gewaardeerd; maar die verschillende waarderingen kunnen elkaar ook aanvullen in plaats van tegenspreken. Ook discontinuïteit en continuïteit van uitspraken moeten precies onderscheiden worden.
Het voorgaande bevindt zich al binnen een discours: bepaalde begrippen, bepaalde waarde aan begrippen. Maar die begrippen zijn niet allemaal arbitrair, en die waardering is zeker niet imaginair, door de continuïteit van realiteitswaarde die ik al noemde. Waarderingen die volgens mij de eeuwen verduren zijn de waardering van waarheid, de waardering van het goede en rechtvaardige, de waardering van geluk. Los van de ornamenten die de tijd deze begrippen kan geven, bezitten ze mijns inziens een realiteit die niet herleidbaar is naar andere begrippen. Waarheid is niet te herleiden tot wat praktisch werkt, of tot wat onze behoeftes serieus neemt — waarheid is wat echt zo is. Het goede is niet te herleiden tot wat wij werkelijk willen (geluk), hoewel het evenals bij Aristoteles ook in de christelijke filosofie samen op kan gaan. Geluk is niet te herleiden tot waarheid of rechtvaardigheid, hoewel dat noodzakelijke voorwaarden zijn voor geluk.
Bovenstaande is niet pretentieloos, maar heeft ook niet de pretentie om de belangrijkste waarheid, en zeker niet het grootste goed of geluk hier te willen vatten. Meta-filosofie heeft weinig waarde voor mij, tenzij het aan God als oorsprong is verbonden. Daarin waardeer ik de woorden van Augustinus:
Echt geluk is zich in u te verheugen, o God, die de Waarheid bent, u, mijn God, mijn ware Licht, naar wie ik uitzie voor verlossing. Dit is het geluk dat allen zoeken. (Belijdenissen X, §23)