Is schoonheid verbonden met moraal? Die vraag stelde ik me nadat ik in een voorwoord van een hedendaags literatuurboek (ik ben de titel vergeten) las dat moraal en schoonheid niet direct verbonden waren, en dat daarom een schrijver vooral geen morele plicht had. Mijns inziens kon het toch onmogelijk zo zijn dat iets wat moreel onjuist is, volkomen mooi zou kunnen zijn.
Toch moet ik daarop terugkomen: bij het lezen van een hedendaags literair werk kun je ook door de adembenemende schoonheid van de beschrijving worden getroffen, ook al wijkt de moraal van de gebeurtenissen mijlenver af van de christelijke. Handelingen die volgens de christelijke moraal niet goed zijn, kunnen een perfectie hebben en met een gedetailleerdheid beschreven worden die je toch in een droom van harmonie achterlaat.
Het adembenemende boek dat ik als voorbeeld wil noemen is "Huis van de aanrakingen" van Peter Verhelst (uitgegeven in 2010). Het is een vlechtwerk van liefdesverhalen, mythen, zoeken naar de zin van het leven, en beschrijft de schoonheid van de dimensies mens en natuur tot in de kleinste details. Ja: ook in de details van menselijke handelingen komt de grootheid van de mens naar voren, en – en dat is verbazend – ook als die handelingen niet volgens de christelijke moraal zijn. Ik weet niet zeker of Peter Verhelst daar iets van bedoeld heeft als hij uit de mond van een archeologe schrijft:
"Soms praten we. [...] Gisteren zei hij dat de duivel in de details zit. Zomaar. Nu pas begrijp ik wat hij bedoelt. De details van de beelden zijn zo overweldigend dat ik me moet dwingen om naar het hele beeld te kijken, laat staan dat ik de beeldengroep kan overzien. De duivel zit in de details. 'En God dan?' vraag ik.
Hij zwijgt. Ten slotte zegt hij: 'God zit in ons verlangen om het geheel te zien.' Uren later zegt hij: 'God zit in ons verlangen naar een geheel.' Ik wijs naar de sterrenhemel: 'Er is geen geheel.' Hij grinnikt." (p.296-297)
Misschien spreekt de schrijver deze laatste stelling tegen doordat dit gesprek in de contekst staat van een groter geheel. Ik zal niet proberen een hermeneutiek te geven van de mening van de schrijver. Waar het om gaat is dat hieruit dezelfde tegenstelling opgemaakt zou kunnen worden: schoonheid van details hoeft nog niet te betekenen dat het geheel voldoet aan een morele schoonheid.
Perfectie van handelingen hoeft nog niet een goede handeling te betekenen. Hoe zou Aristoteles hierop gereageerd hebben? Zijn ethiek is immers dat datgene moreel goed is, wat perfect is. Misschien dat perfectie en imperfectie met elkaar vermengd zijn? Perfectie op een niveau (de details), imperfectie op een ander (het geheel). Maar dan zou een perfecte immorele handeling even goed of beter kunnen zijn dan een imperfecte morele handeling – dat is onjuist.
Hoe dan ook, ik ben er nog steeds niet mee eens dat immorele handelingen als geheel schoonheid kunnen hebben. Nadat de betovering van de perfecte details optrekt en we ons meer bewust worden van de handeling zelf, wekt die handeling als ze immoreel is afkeer. Het is mijns inziens zoals de bewustwording die volgens Hannah Arendt nodig is om het banale kwaad te voorkomen: de banaliteit van het kwaad van bijvoorbeeld het ontwerp van de holocaust door SS-functionaris Adolf Eichmann. Overigens maakt Arendt bij haar bestudering van dat kwaad wel een onderscheid tussen de mogelijkheid de morele oordelen te maken (door je te verplaatsen
in het perspectief van de ander, van alle mensen) en oordelen van smaak. Zijn dit inderdaad twee oordelen, het oordeel van schoonheid, en het morele oordeel, die gescheiden zijn? Zit de duivel, het kwaad, in de details, en God, het goede, in het geheel?
Er is nog een andere dimensie hieraan: de contekst van het 'aanzien' in het leven. Er is niets saaiers dan een braaf persoon, luidt het gangbare oordeel. En een sluwe schurk is veel aantrekkelijker. Is dat niet de genadeslag voor moraliteit? Is dat ook niet wat Nietzsche met geslaagd leven bedoelt? Een geslaagd leven volgens Aristoteles is ook niet alleen een moreel juist leven, maar ook liefst een prachtig en eervol leven.
Laat ik met dat laatste beginnen. In de Bijbel staat een gelijkenis (parabel) van een rijke man en arme bedelaar met de naam Lazarus. De rijke "leefde elke dag vrolijk en prachtig". De arme bedelaar zat aan zijn poort en was bedekt met zweren. Maar, vertelt Jezus, de arme man stierf, en werd naar de hemel gedragen. De rijke man stierf ook, maar hij sloeg zijn ogen op in de hel. Wiens leven was er mooier? Dat van die arme man dus.
Maar dat gaat meer over 'aanzien' in het leven, en niet zozeer over de schoonheid die bij het kwaad nog altijd in de details kan zitten. Ik ben sowieso van mening dat de duivel niet in de details zit: ook de schoonheid van het kleine is een gift van God. Maar er is dus een goed en een slecht gebruik van die schoonheid. Het goede leven gaat niet om schoonheid, maar voor wie goed leeft is (naast de schoonheid van het moreel goed leven) ook de algemene schoonheid van perfectie in het leven een beloning. Voor wie niet goed leeft is die schoonheid niet verdiend, hoewel men die toch geniet.
Genieten van kleine dingen is een groot goed en straalt bescheidenheid uit. "Is dat niet te verkiezen boven moraal?", lijkt men zich af te kunnen vragen. Of: "Bestaat die God van het geheel wel? Meer dan dit hebben we niet nodig", lijkt men te kunnen stellen. Dat is wel een grote overmoed van een mens; een mens die voor de toekomst nog altijd door God geoordeeld zal worden voor wat hij heeft gedaan met zijn leven. Het leven is een gift, de mogelijkheden zijn oneindig, en dat is juist de ellende van de mens: dat hij zijn eigen ellende niet lijkt te voelen. Men waardeert creativiteit boven het leven volgens een geloof in een enige juiste weg. Zo voel ik deze stelling tenminste. Het best kan dat nog omschreven met de woorden van de profeten (tot Israël, het 'volk van God', dat echter even afkerig was van het zoeken naar een God) (Jeremia 4):
De HEER zegt: ‘Dwaas is mijn volk,
het is met mij niet vertrouwd.
Het zijn kinderen zonder verstand,
inzicht hebben ze niet.
Zij zijn wel wijs, maar in het kwaad;
tot het goede zijn ze niet in staat.’
Hier zegt God dus zelf: hoe lang nog? Hoeveel kan de Heer nog doen om een mens op de weg van het leven te brengen, nadat Christus op aarde heeft geleefd en is gekruisigd?