Als ik zeg dat ik in God geloof, en zeg dat ik aan dat geloof niet twijfel, is dat voor anderen afschrikwekkend. Het is eenvoudig een optelsom van twee factoren:
- Ik geloof in iets dat voor anderen niet te bewijzen is;
- Ik plaats dat geloof buiten twijfel.
Maar ook als ik in mijn geval zou benadrukken dat het om een geloof van vrede gaat (Christus zegt zelfs: heb uw vijanden lief), zou er een zekere afstandelijkheid tegenover dat geloof kunnen zijn. Het geloof in God is immers zo veelomvattend dat het een drastische beperking van de mogelijkheden lijkt te zijn als je daar je hele leven naar zou inrichten. Een soort onnodige verkleining van de rationele mogelijkheden.
Misschien stelt het dan wel gerust als ik zeg dat het geloof in God geen
- arbitraire keus is,
- of het resultaat van een 'dogmatische' opvoeding met een rationele theologie,
- of een zaak is van blinde 'opoffering' voor een droom;
Verschillen gelovigen en niet-gelovigen weinig of veel? Ik denk dat als men denkt dat het verschil groot is, dit gepaard kan gaan met een zekere vervreemding en angst voor elkaars opvattingen. Maar daarom denk ik ook dat het belangrijk is dat je, gelovig of niet, kunt inzien dat we allen mensen zijn. Voor de gelovige: als God bestaat, en de mens verlossing nodig heeft, zijn we allen van God verwijderd, en is niet-geloven verklaarbaar. Voor de niet-gelovige: als God niet bestaat, is een geloof van vrede een bijzondere manier van levensoriëntatie in een wereld waarin niemand zonder oriëntatie kan.
In deze zaken worstel ik om evenwicht te krijgen in sociale verhoudingen. Ik zal proberen te bewijzen dat mijn geloof niet dogmatisch, arbitrair of opofferend is door er met gevoel en levenservaring over te spreken; bewijzen dat het niet irrationeel is door het een plaats te geven in redelijke discussies. Ik kan trouwens ook niet anders – in die zin zoals Luther het zei tegenover de rijksdag te Worms in 1521 het gezegd schijnt te hebben. God helpe ons...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten