1 Waarom woeden de heidenvolken
en bedenken de volken wat zonder inhoud is?
2 De koningen van de aarde stellen zich op
en de vorsten spannen samen
tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde:
3 Laten wij Hun banden verscheuren
en Hun touwen van ons werpen!
4 Die in de hemel woont, zal lachen,
de Heere zal hen bespotten.
5 Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn,
in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen.
6 Ik heb Mijn Koning toch gezalfd
over Sion, Mijn heilige berg.
7 Ik zal het besluit bekendmaken:
De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon,
Ík heb U heden verwekt.
8 Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven,
de einden der aarde als Uw bezit.
9 U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter,
U zult hen in stukken slaan als aardewerk.
10 Nu dan, koningen, handel verstandig.
Laat u onderwijzen, rechters van de aarde.
11 Dien de HEERE met vreze,
verheug u met huiver.
12 Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt,
wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt.
Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!
Bevreemdend:
Wat in eerste instantie bevreemdend is in deze psalm is dat God een mens, een koning van Sion, Zijn Zoon noemt, en zelfs zegt "Ik heb u heden verwekt" of voortgebracht (vers 7). Iets begrijpelijker wordt het als we zien hoe verweven het bestuur van God en het bestuur van de genoemde koning van Sion is. Er staat niet dat de volken tegen de koning van Sion opstaan, maar dat zij tegen de HEERE en Zijn Gezalfde opstaan. Er staat niet dat zij zeggen "Laten wij zijn banden verscheuren" (nl. van de koning van Sion), maar "Laten wij hun banden verscheuren". En het dienen van God wordt in één adem genoemd met het dienen van de koning van Sion (laatste verzen). God heeft blijkbaar deze koning aangesteld en deze koning regeert namens God, dat zou een reden kunnen zijn waarom God hem Zijn Zoon en afstammeling noemt.
In de Bijbel vinden we een opgeschreven belofte van God aan David en zijn nageslacht die met de inhoud van deze psalm overeenkomt. Voor de volledigheid citeren we deze volledig:
11 (...) Ook maakt de HEERE u bekend dat de HEERE voor ú een huis zal maken.
12 Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling na u, die uit uw lichaam voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen.
13 Die zal voor Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen.
14 Ík zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een zoon zijn, wat wil zeggen: als hij zich misdraagt, zal Ik hem terechtwijzen met een stok als van mensen en met slagen als van mensenkinderen.
15 Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik die deed wijken van Saul, die Ik voor uw ogen weggenomen heb.
16 Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn (profetie van Samuël, tweede boek, 7).
De bevreemding is daarmee niet helemaal weg. Hoe kan God nu zijn wereldbestuur aan het nageslacht van David geven? Het antwoord is tweeledig:
- De koning is gezalfd met Gods Geest, dus heeft gaven gekregen om volgens Gods wil te handelen;
- Deze tekst wijst ons op Jezus Christus, de Zoon van God, die ook uit het geslacht van David was en door God als Koning van de aarde is aangesteld.
Herkenbaar:
Het beeld van een almachtig God wiens wil heel de aarde bestuurt is voor ons herkenbaar; of liever, dat God niet aards is en daarboven verheven is. In de tijd dat deze psalm geschreven was was men meer gewend aan goden die in een stad of koninkrijkje invloed hadden en daarbuiten niet. Eigenlijk ligt het revolutionaire van deze psalm niet in het feit dat God een koning bijstaat, maar in het feit dat God alle einden van de aarde regeert en aanspreekt!
Profetisch:
In het bijbelboek Handelingen van de apostelen worden de teksten uit deze psalm toegepast op Christus en degenen die niet in Hem geloven. Ook in de brief aan de Hebreeën wordt het koningschap van Jezus vanaf het begin benadrukt, ook om te overtuigen dat het wereldbestuur niet anders dan aan de Zoon van God gegeven zal worden, die voor ons naar de aarde kwam en leed en werd veracht voor onze zonden. De wonderen die Jezus deed waren niet om aan te tonen dat Hij de almachtige Koning is, maar staan in het teken van Zijn verlossing.
En in het evangelie van Mattheüs lezen we van de woorden van Jezus zelf. Hij gebiedt zijn onderdanen niet om geweld uit te oefenen, maar om het evangelie te vertellen zodat mensen Christus als Zoon van God en Verlosser kennen:
En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.Amen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten