1 Sjiggajon van David, dat hij voor de HEERE gezongen heeft, vanwege de woorden van
Cusj, de Benjaminiet.
2 HEERE, mijn God, tot U neem ik de toevlucht,
verlos mij van al mijn vervolgers en red mij.
3 Anders verscheuren zij mijn ziel als een leeuw,
slepen zij mij weg, terwijl er niemand is die redt.
4 HEERE, mijn God, als ik dát gedaan heb,
als er onrecht aan mijn handen kleeft,
5 als ik iemand kwaad vergolden heb die vrede met mij had,
– wie mij zonder reden benauwde, heb ik juist gered! –
6 dan mag de vijand mij vervolgen, achterhalen,
mijn leven op de grond vertrappen
en mijn eer in het stof doen wonen!
7 Sta op, HEERE, in Uw toorn,
verhef U tegen de verbolgenheid van wie mij benauwen,
ontwaak ter wille van mij;
U hebt het recht ingesteld.
8 De gemeenschap van volken zal U omringen,
neem dan weer plaats hoog boven hen.
9 De HEERE zal over de volken rechtspreken.
Doe mij recht, HEERE, want ik ben rechtvaardig
en oprechtheid is bij mij.
10 Laat er toch een einde komen aan de slechtheid van de goddelozen,
maar doe de rechtvaardige standhouden,
o rechtvaardige God, Die harten en nieren beproeft.
11 Mijn schild is bij God,
Die de oprechten van hart verlost.
12 God is een rechtvaardige Rechter,
een God Die iedere dag toornt.
13 Als men zich niet bekeert,
dan zal Hij Zijn zwaard scherpen,
Zijn boog spannen, en aanleggen.
14 Hij heeft dodelijke wapens voor Zich gereedgemaakt,
Hij richt Zijn pijlen op de felle achtervolgers.
15 Zie, hij heeft weeën van onrecht
en is zwanger van kwaad,
hij zal leugen baren.
16 Hij heeft een kuil gedolven en die uitgegraven,
maar hij is gevallen in het graf dat hij zelf gemaakt heeft.
17 Zijn moeite zal op zijn eigen hoofd terugkeren,
zijn geweld op zijn eigen schedel neerdalen.
18 Ik zal de HEERE loven om Zijn gerechtigheid,
en voor de Naam van de HEERE, de Allerhoogste, psalmen zingen.
Bevreemdend:
Het beroep op de toorn van God in deze psalm is bevreemdend. David prijst Gods toorn: "God is een rechtvaardige Rechter, een God Die iedere dag toornt". Hij zet Gods toorn tegenover de woede van degenen die hem achtervolgen (vers 7).
Anders dan ons herkende men in de tijd van David een concept van "rechtvaardige toorn". Dat is in onze cultuur niet echt herkenbaar. We kennen wel "terecht boos" of woedend zijn. Dat komt vaak neer op het claimen van het recht om anderen (bijv. moordenaars van IS, degenen die MH17 hebben beschoten) te vervloeken. Het komt niet overeen met wat "rechtvaardige toorn" inhield. Dat is namelijk de oprechte woede van een heerser (bijv. koning), een woede die gepaard ging met daden om een situatie van onrecht recht te zetten en te herstellen. David vergelijkt God met een koning die ten strijde trekt om een onrechtvaardige overheerser te overmeesteren (vers 13-14).
Deze psalm is geschreven naar aanleiding van woorden van ene Cusj, gericht om David te doden (vers 1, 16). Dat is dus de situatie van onrecht die David God vraagt recht te zetten.
Het laatste stuk van de psalm is een loflied op God, die een rechtvaardige Rechter is. David spreekt uit dat degenen die op de dood van anderen uit zijn, zelf gedood zullen worden, en dat degenen die geweld gebruiken, zelf geweld zullen ervaren (vers 16-17). Dat is een lofzang op Gods macht die het geweld tegen de onschuldige niet toestaat. Als zodanig vind ik het echter ook confronterend, want is God niet een God van vergeving, en heeft Jezus niet geboden dat men zijn vijanden lief moet hebben (evangelie van Mattheüs, 5)?
Maar er staat een zin bij waar ik over heen las: De aankondiging van Gods ingrijpen wordt ingeleid door de zin "Als men zich niet bekeert" (vers 13). Het staat dus in de contekst van een waarschuwing aan ieder die onschuldigen geweld wil aandoen. Ook Jezus heeft gezegd dat als men zich niet bekeert, er uiteindelijk niets anders overblijft dan het oordeel van God! Wat dat betreft is de waarschuwing van David niet meer dan eerlijk.
Ook lees ik een ander aspect in zijn woorden. David benadrukt hoe moeilijk de mens zonder God het heeft. Hij beschrijft hoe ze weeën hebben, zwanger zijn, een kuil zelf uitgraven, en moeite hebben, en hoe al deze moeite tevergeefs is: het zal uitlopen op een miskraam, de kuil zal hun eigen graf worden, de moeite zal weer op henzelf terugkeren (vers 15-17). David waarschuwt dus niet alleen, maar beklaagt ze ook! Wat dat betreft hoopt hij dat zijn beschrijving van de situatie hen tot inkeer zal brengen.
Herkenbaar:
Herkenbaar is hoe David God beschrijft als degene die alle dingen kent, zelfs onze diepste wensen en gevoelens ("harten en nieren beproeft", vers 10), en als de God die de wereld regeert en zal oordelen.
Profetisch:
"De gemeenschap van volken zal U omringen, neem dan weer plaats hoog boven hen. De HEERE zal over de volken rechtspreken" (vers 8-9). Wij mogen Jezus verwachten die terug zal komen op de wolken van de hemel om de wereld te oordelen, als het Evangelie aan alle volken verteld is. Ook al leven we in Nederland in vrede en welvaart, er zijn zoveel situaties op aarde die schreeuwen om recht. "Weest ook u daarom bereid, want op een uur waarop u het niet zou denken, zal de Zoon des mensen komen."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten