vrijdag 3 november 2017

Effectief christen-zijn

Eerder schreef ik over een christelijk perspectief op de drie eerste principes uit het boek 'The seven habits of highly effective people' van Stephen R. Covey. Het tweede deel van het boek van Covey gaat over hoe je met anderen goed samenwerkt om iets te bereiken. Hoe moet je daar als christen tegen aankijken?

De principes van Covey voor samenwerken zijn:
  • "Denk win-win": zoek naar de motivatie van anderen en combineer die met die van jezelf.
  • "Zorg ervoor dat je eerst begrijpt, daarna om begrepen te worden": luister eerst goed naar de ander voordat je met je advies of oordeel komt.
  • "Zoek synergie": wees open voor nieuwe mogelijkheden die ontstaan bij de samenwerking met anderen.

Welke principes uit de Bijbel en uit het onderwijs van Jezus hebben hiermee te maken?

Allereerst is het opvallend dat er een verschil is tussen hoe God tot ons sprak vóór de komst van Jezus, en daarna. Vóór de komst van Jezus sprak God tot enkele personen (zoals Mozes, of David, of Elia) die Zijn boodschap doorgaven aan de rest. Er was minder sprake van samenwerken dan van leiden, leiderschap die van Gods Geest kwam.

Ná de komst van Jezus staat er dat de leiding van Gods Geest aan iedereen wordt gegeven: aan jong en oud, aan alle posities in de samenleving (Joël 2, 28). Dat betekent niet dat er aan leiderschap een einde komt, maar wel dat het minder voorop staat. Jezus zelf gaf het voorbeeld van dienend leiderschap: Hij die Gods Zoon is, de Schepper die naar Zijn schepping kwam om die te verlossen, liet ons zien hoe we elkaar moeten dienen. Bij de laatste maaltijd voordat Hij zou sterven aan het kruis, stond Jezus op van de tafel om de voeten van zijn discipelen te wassen.
"Ziet u in wat Ik aan u gedaan heb? U noemt Mij Meester en Heere, en u zegt het terecht, want Ik ben het. Als Ik dan, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, moet ook u elkaars voeten wassen. Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook u zult doen zoals Ik voor u heb gedaan. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Een dienaar is niet meer dan zijn heer, en een gezant niet meer dan hij die hem gezonden heeft. Als u deze dingen weet, zalig bent u als u ze doet." (Johannes, 13)

De principes van samenwerking die Jezus ons toont zijn heel gevoelig (benoemen existentiëlere aspecten van samenwerken dan Covey):
  • Laat zien hoe groot God is in je leven: wees volmaakt, wees geduldig, zoek rechtvaardigheid, wees vreedzaam, wees rein van hart, wees barmhartig
  • Wees nederig en dien de ander; veroordeel eerst jezelf voordat je anderen veroordeelt
  • Heb je naaste lief als jezelf, zelfs mensen die je minder liggen of zelfs vijandig gezind zijn, zoals ook God de zon laat opgaan over goede en slechte mensen; vergeef zoals God jouw vergeven heeft
  • Wees (als volgelingen van Jezus) ondanks alle verschillen en imperfecties één met God en één met elkaar
  • Vertel alle mensen het evangelie van Jezus

Het is belangrijk te beseffen dat echte ruimte voor het liefhebben van je naaste er pas is als je God boven alles liefhebt. Anders blijf je toch maar op je eigen dingen gericht. Dat kun je leren uit het antwoord van Jezus op de vraag: "Wat is het grootste gebod?":
Een wetgeleerde vroeg om Hem te verzoeken: Meester, wat is het grote gebod in de wet?
Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. (Mattheüs, 22, 35-39)

donderdag 26 oktober 2017

Psalmen - 18

Voor de koorleider, een psalm van de dienaar van de HEERE, van David, die de woorden van dit lied tot de HEERE gesproken heeft, op de dag waarop de HEERE hem gered had uit de hand van al zijn vijanden en uit de hand van Saul.
2 Hij zei:
Ik heb U hartelijk lief, HEERE, mijn sterkte.
3 De HEERE is mijn rots en mijn burcht en mijn Bevrijder,
mijn God, mijn rots, tot Wie ik de toevlucht neem,
mijn schild en de hoorn van mijn heil, mijn veilige vesting.
4 Ik riep de HEERE aan, Die te prijzen is,
en werd verlost van mijn vijanden.
5 Banden van de dood hadden mij omvangen,
beken van verderf joegen mij angst aan.
6 Banden van het graf omringden mij,
valstrikken van de dood bedreigden mij.
7 In mijn nood riep ik de HEERE aan,
ik riep tot mijn God;
Hij hoorde mijn stem vanuit Zijn paleis,
mijn hulpgeroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren.
8 Toen daverde en beefde de aarde,
de fundamenten van de bergen sidderden en daverden,
omdat Hij in toorn ontstoken was.
9 Rook steeg op uit Zijn neus
en vuur uit Zijn mond verteerde.
Kolen werden daardoor aangestoken.
10 Hij boog de hemel en daalde neer,
een donkere wolk was onder Zijn voeten.
11 Hij reed op een cherub en vloog,
ja, Hij zweefde snel op de vleugels van de wind.
12 Hij maakte duisternis tot Zijn schuilplaats,
om Hem heen was Zijn tent: duistere wateren, donkere wolken.
13 Door de lichtglans, die vóór Hem was, dreven Zijn wolken weg.
Hagel en vurige kolen!
14 De HEERE deed het in de hemel donderen,
de Allerhoogste liet Zijn stem klinken: hagel en vurige kolen.
15 Hij schoot Zijn pijlen af en verspreidde hen,
Hij slingerde de bliksemflitsen en bracht hen in verwarring.
16 De waterstromen werden zichtbaar,
de fundamenten van de wereld werden blootgelegd
door Uw bestraffing, HEERE,
door het blazen van de adem uit Uw neus.
17 Hij stak Zijn hand uit van omhoog, Hij greep mij,
Hij trok mij op uit grote wateren.
18 Hij redde mij van mijn sterke vijand
en van wie mij haatten, omdat zij machtiger waren dan ik.
19 Zij hadden mij bedreigd op de dag van mijn ondergang,
maar de HEERE was mij tot steun.
20 Hij leidde mij uit in de ruimte, Hij redde mij,
want Hij was mij genegen.
21 De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid;
Hij gaf mij loon naar de reinheid van mijn handen.
22 Want ik heb mij aan de wegen van de HEERE gehouden,
ik ben van mijn God niet goddeloos afgeweken.
23 Want al Zijn bepalingen hield ik voor ogen,
Zijn verordeningen deed ik niet van mij weg,
24 maar ik was oprecht voor Hem,
ik was op mijn hoede voor mijn ongerechtigheid.
25 Daarom gaf de HEERE mij naar mijn gerechtigheid,
naar de reinheid van mijn handen vóór Zijn ogen.
26 Tegenover de goedertierene toont U Zich goedertieren,
tegenover de oprechte man oprecht.
27 Tegenover de reine toont U Zich rein,
maar tegenover de slinkse toont U Zich een Strijder.
28 Want Ú verlost het ellendige volk,
maar de hoogmoedige ogen vernedert U.
29 Want Ú doet mijn lamp schijnen, HEERE;
mijn God doet mijn duisternis opklaren.
30 Want met U ren ik door een legerbende,
met mijn God spring ik over een muur.
31 Gods weg is volmaakt,
het woord van de HEERE is gelouterd,
Hij is een schild voor allen die tot Hem de toevlucht nemen.
32 Want wie is God, behalve de HEERE?
Wie is een rots dan alleen onze God?
33 Het is God Die mij met kracht omgordt;
Hij heeft mijn weg volkomen gemaakt.
34 Hij maakt mijn voeten als die van hinden
en doet mij op mijn hoogten staan.
35 Hij oefent mijn handen voor de strijd
en leert mijn armen een bronzen boog spannen.
36 Ook hebt U mij het schild van Uw heil gegeven,
Uw rechterhand heeft mij ondersteund,
Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt.
37 U hebt mijn voetstappen onder mij ruimte gegeven,
mijn enkels hebben niet gewankeld.
38 Ik vervolgde mijn vijanden en haalde hen in;
ik keerde niet terug, totdat ik hen vernietigd had.
39 Ik verpletterde hen, zodat zij niet meer konden opstaan;
zij vielen onder mijn voeten.
40 Want U omgordde mij met kracht voor de strijd;
U deed hen die tegen mij opstonden, onder mij neerbukken.
41 Mijn vijanden, die deed U voor mij op de vlucht slaan;
wie mij haatten, die bracht ik om.
42 Zij riepen, maar er was geen verlosser;
tot de HEERE, maar Hij antwoordde hun niet.
43 Toen vergruisde ik hen als stof voor de wind,
ik ruimde hen weg als slijk van de straat.
44 U hebt mij bevrijd van de aanklachten van het volk;
U hebt mij aangesteld tot hoofd van de heidenvolken;
het volk dat ik niet kende, heeft mij gediend.
45 Zodra hun oor van mij hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd.
Vreemdelingen veinsden zich aan mij te onderwerpen.
46 Vreemdelingen zijn bezweken
en kwamen sidderend uit hun burchten.
47 De HEERE leeft, en geloofd zij mijn rots,
geroemd zij de God van mijn heil!
48 U bent de God Die mij volkomen wraak geeft
en volken aan mij onderwerpt,
49 Die mij bevrijdt van mijn vijanden;
ja, U verheft mij boven hen die tegen mij opstaan,
U redt mij van de man van geweld.
50 Daarom zal ik U, HEERE, loven onder de heidenvolken,
voor Uw Naam zal ik psalmen zingen.
51 Hij schenkt Zijn koning grote overwinningen
en bewijst goedertierenheid aan Zijn gezalfde,
aan David en zijn nageslacht tot in eeuwigheid.

Bevreemdend
In psalm 18 neemt David prachtige beelden uit de natuur om de kracht van God te schilderen: aardbevingen, vuur, wind, duisternis en licht. David heeft goed geluisterd naar de natuur en Gods grootheid gezien. Je zou deze psalm enorm gewaagd kunnen noemen omdat de kracht van God met beelden uit de natuur wordt beschreven. Maar David was een profeet en sprak het Woord van God.

De kern van de psalm is: God overwint het kwaad.

Het is geen overwinning waar geen bloed bij vloeit:
  • God redt degenen die de verlossing bij Hem zoeken. Hen blijft niet alle ellende in dit leven bespaard. "Banden van de dood hadden mij omvangen" (vers 5). Maar God is hun kracht, dus overwinnen ze in dit leven.
  • Wie de kant van het kwaad kiest, zal echter omkomen bij de overwinning van God op het kwaad.
  • Maar ook heeft het bloed gevloeid van Gods Zoon, Jezus Christus: Zijn dood aan het kruis is tot verzoening van iedereen die in Hem gelooft, zelfs de vijanden waar David zelf geen genade voor kende.

Het leven van David was een leven van fysieke oorlog: "wie mij haatten, die bracht ik om" (vers 41). Zoals eerder gezegd is dat bij ons vandaag in Nederland niet aan de orde, en daarom ook niet herkenbaar. Door het leven van Jezus, de door God beloofde Zoon van David, weten we dat God ook zelfs vijanden met Zich wil verzoenen.

Herkenbaar
Wat herkenbaar is, is het thema van overwinning. Leven met een optimistische houding en zelfvertrouwen zien we als positief, als iets waar je jezelf en anderen goed mee doet. Je hebt er daarentegen niets aan om te denken in onmogelijkheden.

Het gevaar daarbij is dat het eenzijdig is. In psalm 18 spreekt David ook echte angst uit: "Banden van de dood hadden mij omvangen" (vers 5). Als we leven uit zelfvertrouwen en niet in God geloven, waar blijven we dan als ons zelfvertrouwen tekort blijkt te schieten?

Er is altijd een uitweg als we de kracht van God hebben herkend in de natuur, zoals in deze psalm:
In mijn nood riep ik de HEERE aan,
ik riep tot mijn God;
Hij hoorde mijn stem vanuit Zijn paleis,
mijn hulpgeroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren.

Profetisch
Er zal een moment komen waarop God het kwaad definitief zal overwinnen. Dat is wanneer Jezus zal terugkomen. Voor degenen die blijven doorgaan in het kwaad, is er dan geen mogelijkheid meer om te blijven staan. Daarom smeek ik u, alsof God door mij u smeekt: laat u met God verzoenen! (2 Korinthe, 5, 20)

vrijdag 15 september 2017

De drie eerste principes van christen-zijn

Het boek 'The seven habits of highly effective people' van Stephen R. Covey is een invloedrijk boek geweest op het gebied van leiderschap en zelfmanagement. Het boek begint met een belangrijk principe: "Inside-out", ofwel: de wereld verbeteren begint bij jezelf. Voor een christelijke levenshouding vind ik het relevant om te kijken hoe bepaalde principes zich tot het christelijk geloof verhouden. Hoewel Covey lid was van de Kerk van Jezus Christus van de heiligen der laatste dagen, zijn de zeven principes seculier geformuleerd.

De zeven principes zijn:
  1. "Wees proactief": laat je niet leiden door omstandigheden of door anderen, maar wees ervan bewust dat je aan de meeste dingen iets kunt doen.
  2. "Begin met het doel voor ogen": denk er goed over na wat je nu eigenlijk wilt.
  3. "Zet het belangrijkste voorop": breng wat je wilt ook in praktijk door je leven te organiseren.
  4. "Denk win-win": zoek naar de motivatie van anderen en combineer die met die van jezelf.
  5. "Zorg ervoor dat je eerst begrijpt, daarna om begrepen te worden": luister eerst goed naar de ander voordat je met je advies of oordeel komt.
  6. "Zoek synergie": wees open voor nieuwe mogelijkheden die ontstaan bij de samenwerking met anderen.
  7. "Houd de zaag scherp": zorg ervoor dat je zelf in conditie blijft, zowel fysiek als mentaal, emotioneel en spiritueel.

Zoals al gezegd zijn deze principes seculier geformuleerd. Hoe verhoudt dat zich tot principes van leven die God ons in de Bijbel leert? Ik vind het mooi om het te vergelijken met het onderwijs van Jezus in de toespraak op de berg (evangelie van Mattheüs, 5-7). Dat gaat vooral over de eerste 3 principes, dus degenen die Covey onder "private victory" schaart.

Deze toespraak van Jezus begint met het tweede principe, namelijk het doel voor ogen. Dat doel is het Rijk van God, dus dat principe is: Zoek eerst het Rijk van God. De eerste uitspraken van Jezus beginnen met "Gelukkig ben je als ..." (5, 1-12). Deze uitspraken gaan erover om alles opzij te zetten voor het Rijk van God. Als christen heb je een opdracht om de wereld anders te maken door naar de geboden van God te leven. Je hebt een missie. "Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken" (5, 13-16). Een derde onderdeel van dit doel voor ogen is dat we ons verdiepen in de Bijbel die God heeft gegeven om ons doel aan te wijzen. Lees de Bijbel en houd Gods geboden. (5, 17-19)

Het tweede deel van de toespraak van Jezus gaat over het in praktijk brengen van dat doel (5, 20-6, 34), wat overeenkomt met het tweede en derde principe. Er zijn verschillende aspecten te noemen, bijvoorbeeld: Ga niet automatisch met de traditie of met de algemene opinie mee. (5, 20) Handel nu meteen. (5, 25) Zet alles opzij voor het belangrijkste. (5, 29-30) Wees volmaakt. (5, 48) Leef niet om door anderen gezien te worden. (6, 1-18) Dien geen twee heren. (6, 19-24) Wees niet bezorgd. (6, 25-34)

Het derde deel gaat over proactief zijn, het eerste principe. Eerst wordt genoemd dat het oordelen van anderen ook het oordelen van onszelf is. Oordeel niet. (7, 1-6) Het tweede aspect van proactief zijn is bidden tot God. We moeten vertrouwen dat God ons geeft wat we vragen. Bid, en u zal gegeven worden. (7, 7-11) Het derde aspect van proactief zijn is dat we strijden om in het Rijk van God binnen te gaan. We moeten de woorden van God niet alleen horen, maar ook doen. We moeten horen en doen. (7, 13-27)

Samenvattend zijn deze principes dus:
  • Zoek eerst het Rijk van God; je hebt een missie.
  • Zet alles nu opzij voor het belangrijkste, wees volmaakt en niet bezorgd.
  • We moeten horen en doen.

In het centrum van de toespraak van Jezus staat het gebed dat hij aan ons geleerd heeft, en dat dit alles bevat (6, 9-13):
Onze Vader, Die in de hemelen zijt.
Uw Naam worde geheiligd.
Uw Koninkrijk kome.
Uw wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op de aarde.
Geef ons vandaag ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren vergeven.
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen.

P.S. Op de vier laatste principes van Covey hoop ik een andere keer terug te komen.

zondag 10 september 2017

Psalmen - 17

Een gebed van David.
HEERE, luister naar mijn rechtvaardige zaak,
sla acht op mijn roepen,
neem mijn gebed ter ore,
met onbedrieglijke lippen gesproken.
2 Laat van Uw aangezicht mijn recht uitgaan,
laat Uw ogen zien wat billijk is.
3 U hebt mijn hart beproefd,
het 's nachts doorzocht,
U hebt mij getoetst,
U vindt niets.
Wat ik ook moge denken,
het komt mij niet uit de mond.
4 Wat de daden van de mens betreft,
ík ben overeenkomstig het woord van Uw lippen op mijn hoede geweest
voor de paden van de gewelddadige.
5 Ik hield mijn schreden in Uw sporen,
zodat mijn voetstappen niet zouden wankelen.
6 Ík roep U aan,
omdat U mij verhoort, o God;
neig Uw oor tot mij,
luister naar mijn woorden.
7 Toon de wonderen van Uw goedertierenheid,
U, Die hen verlost die tot U de toevlucht nemen,
van hen die tegen Uw rechterhand opstaan.
8 Bewaar mij als Uw oogappel,
verberg mij onder de schaduw van Uw vleugels
9 voor de goddelozen die mij verwoesten,
voor mijn doodsvijanden, die mij omsingelen.
10 Met hun vet hebben zij hun hart afgesloten,
met hun mond hebben zij trotse taal gesproken.
11 Zij omringen nu onze schreden,
zij loeren op ons, door zich ter aarde neer te buigen.
12 Hij is als een leeuw die ernaar verlangt te verscheuren,
als een jonge leeuw die op verborgen plaatsen zit.
13 Sta op, HEERE, treed hem tegemoet, vel hem neer;
bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van de goddeloze,
14 bevrijd mij met Uw hand van de mannen, HEERE,
van de mannen van de wereld,
die hun deel hebben in dít leven.
U vult hun buik met Uw verborgen schatten;
hun kinderen worden verzadigd
en laten hun overschot na aan hún kinderen.
15 Ik echter zal in gerechtigheid Uw aangezicht aanschouwen;
ik zal, wanneer ik ontwaak, verzadigd worden met Uw beeld.

Bevreemdend
In de psalmen lezen we vaak dat in het gebed tot God eerst de oprechte intentie en de goede houding van de auteur wordt benoemd. Dat lezen we ook hier: David noemt het doel waarvoor hij bidt rechtvaardig (vers 1), zijn hart en mond oprecht (vers 3), en zijn daden volgens de aanwijzingen van God daarvoor (vers 4). Ik heb als ik bid niet gauw de neiging om dat te doen, maar om juist te erkennen dat mijn daden niet perfect, mijn motieven en woorden niet zuiver als goud zijn. Ik kan me dan ook echt verbazen over wat er hier in de psalm gezegd wordt.

Er zijn trouwens ook genoeg psalmen waarin David aan God zijn zonde erkent en vraagt om vergeving. Maar in deze en andere psalmen is dat niet het geval.

Wat is de reden dat David zijn oprechtheid benoemt? Dat is heel goed te lezen uit deze psalm. De reden is dat hij een beroep doet op Gods rechtvaardigheid, en zijn relatie met God benadrukt: 'Ik hoor bij U, help mij!' Of met de woorden van David: 'Bewaar mij als Uw oogappel' (vers 8).

Dat de manier van bidden in psalm 17 bevreemdend ervaren kan worden, is omdat elke tijd zijn eigen waarden heeft. Het kan ons dus iets leren over onze eigen tijd en waarden. Welke waarden gaat het hier om? Vandaag de dag gaat het allereerst om wat je voelt, niet om wat je doet. Wij zouden eerder onze gevoelens benoemen: liefde, bewondering, overgave, et cetera. Het is interessant dat voor ons gevoel en denken belangrijker is voor een relatie dan daden. Dat is niet zomaar anders te denken. Wat we wel kunnen doen is meer reflecteren over hoe onze daden ons dichterbij God kunnen brengen of juist verder weg. Dus: hoe we in ons dagelijks handelen meer van de relatie met God kunnen latern zien.

Verder spreekt David in deze psalm zijn angst voor zijn vijanden uit. In de tijd van David was geweld veel reëler dan in onze tijd. We zijn het zo ver ontwend dat er nog amper het nut van defensie wordt ingezien (zelf denk ik dat dat een zegen is, en dat geweld ook niet past bij een christen). Op andere plaatsen in de wereld is geweld ook vandaag nog reëel. Israël is er helaas een voorbeeld van.

Herkenbaar
Hoewel we ons niet zoveel kunnen voorstellen bij een doodsvijand, kunnen we wel lezen hoe David ermee tot God komt. Hij vraagt eerst om bescherming (vers 7-8, vers 13). Hij benoemt vervolgens dat het zo tegenstrijdig en moeilijk is dat God de zon ook laat opgaan over onrechtvaardigen ("U vult hun buik met Uw verborgen schatten", vers 14).

De vraag waarom God goede mensen laat lijden en slechte mensen voorspoed kunnen hebben, is heel herkenbaar. Toch realiseert David zich in deze psalm meteen dat hij meer vreugde heeft. De vreugde van wie zonder God leeft, blijft beperkt tot de dingen die God geeft, en komt niet - tenzij iemand zich bekeert - tot God zelf. Davids vreugde is in God.

De kinderen van de wereld worden verzadigd door lichamelijk genot (de 'buik'), maar David wordt verzadigd door het naderen tot God ('Uw aangezicht') (vers 17). Hetzelfde woord 'verzadigen' wordt twee keer achter elkaar gebruikt.

Profetisch
De kern van de psalm is dus de tegenstelling tussen de liefde voor de wereld, dat gaat om "de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven" (eerste brief van de apostel Johannes, 2, 16), en de liefde tot God. Hiervan zegt Johannes:
En de wereld gaat voorbij met haar begeerte; maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid. (eerste brief van de apostel Johannes, 2, 17)
En in de woorden van Jezus:
Verzamel geen schatten voor u op de aarde, waar mot en roest ze verderven, en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamel schatten voor u in de hemel, waar geen mot of roest ze verderft, en waar dieven niet inbreken of stelen; want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. (evangelie van Mattheüs, 6, 19-21)
Dat de liefde tot God veel kost, laat deze psalm zien.

dinsdag 25 juli 2017

Psalm 16 - Hermeneutiek

Vorige keer schreef ik over psalm 16. Daarin ging het ook over de nieuwe uitleg en toepassing van de apostelen Petrus en Paulus van een deel van die psalm op de opstanding van Jezus Christus.

De studie naar een betekenis van een tekst heet exegese en hermeneutiek. Exegese betekent letterlijk "eruit menen, eruit afleiden". Hermeneutiek gaat over de boodschap die een tekst in zich heeft (Hermes was in de Griekse mythologie de boodschapper van de goden).

De betekenis van taal is contekstgevoelig. Met dezelfde zin kun je in verschillende situaties iets anders bedoelen. Uit dezelfde geschiedenis kun je verschillende 'moralen van het verhaal' concluderen (of helemaal geen moraal toeschrijven), in hetzelfde gedicht kun je verschillende gevoelens lezen. J.L. Austin (1911-1960) en J.R. Searle (1932) hebben dit in de taalfilosofie het verschil tussen locutie (vorm) en illocutie (bedoeling) van de taalhandeling genoemd. Het is dus niet mogelijk om de bedoeling van de auteur uit de grammatica (locutie) van de tekst zelf te lezen; men moet een interpretatie doen op basis van de contekst.

Het lezen van de Bijbel heeft datzelfde probleem. Maar bij het lezen van de Bijbel blijft het niet bij de vraag: "Wat heeft de schrijver/profeet hiermee bedoeld?" Het gaat, net als literaire interpretatie en vertolking, veel verder. Het zoekt naar de moraal van een tekst, naar het plaatsen van de tekst in een nieuw daglicht (figuurlijke/allegorische lezingen), en naar de betekenis van de tekst voor vandaag en morgen. De traditionele bijbeluitleg onderscheidde daarom respectievelijk de sensus moralis, sensus allegoricus, sensus anagogicus van de sensus litteralis. De sensus allegoricus, soms typologie genoemd, werd in de vroege kerk vaak toegepast om de geschiedenissen van Israël toe te passen op het leven en het onderwijs van Jezus Christus. De sensus anagogicus ging dan over hoe de tekst van toepassing is op ons leven en het komende Rijk van God. Er is altijd een vertaling tussen de letterlijke tekst en tussen wat het voor ons leven betekent.

Voor deze Bijbelinterpretaties zijn twee radicaal verschillende invalshoeken mogelijk:
  1. objectief: Proberen de ene ware bedoeling van de Bijbeltekst te achterhalen die God als eerste auteur daarin heeft gelegd, die de profeten van Zijn Geest gegeven heeft;
  2. subjectief: De letterlijke betekenis van de tekst recht doen maar daarna de tekst tot nieuwe betekenis, nieuw leven brengen door deze toe te passen op het nu (met hulp van Gods Geest!).

Zelf ben ik van mening dat de tweede invalshoek, de subjectieve, de juiste is. Dat is omdat ik ervaar dat het vaak blijft wrijven tussen de sensus litteralis en de sensus moralis/allegoricus/anagogicus: het is nooit 1:1 naar een nieuwe betekenis om te zetten. Een voorbeeld daarvan is de in mijn vorige blog genoemde allegorische lezing van Petrus en Paulus van Psalm 16: die vult de letterlijke betekenis niet alleen aan, maar vervangt die ook. Bovendien voelt het krampachtig om naar een juiste morele/allegorische/anagogische uitleg te zoeken die achter de tekst verborgen zou zitten. Het lijkt me te klein van God gedacht; ik denk dat God gewild heeft dat de letterlijke tekst in elke tijd een nieuwe toepassing kan krijgen, en dat verschillende predikers, door God geïnspireerd, elkaar kunnen aanvullen.

Hiermee wil ik niet ontkennen dat er objectieve waarheden zijn die door taal doorgegeven kunnen worden. Die objectieve waarheden zijn er zeker, veel staan er in de letterlijke woorden van Jezus en in de woorden van God door de profeten en de brieven van de apostelen. Maar voor het erkennen en ervaren van de volledige waarheid van God is Gods Geest nodig. Juist bij de Bijbel is er sprake van een strijd tussen onze subjectieve ideeën en Gods bedoeling! Gods Geest moet ons te hulp komen. We moeten dus niet subjectief, maar spiritueel-subjectief lezen. Daarover zometeen meer.

De genoemde tegenstelling tussen objectieve en subjectieve interpretatie van een tekst zien we ook in de filosofie van de hermeneutiek terug. De Duitse theoloog en filosoof Friedrich Schleiermacher (1768-1834), grondlegger van de filosofische hermeneutiek, schetst een breed beeld van hoe een tekst te begrijpen is door ons in te leven in de historische en innerlijke (psychologische) situatie van de auteur, door te lezen in contekst van andere schrijvers, andere geschriften van dezelfde auteur, en van de tekst zelf. Het accent lijkt daar echter te liggen op het een-worden met de oorspronkelijke bedoeling van de tekst (objectief). De Duitse filosoof Hans-Georg Gadamer (1900-2002) stelt echter dat we ons nooit helemaal in de historische en psychologische contekst kunnen verplaatsen, omdat we altijd kind van onze tijd zijn. Ik denk dat dat klopt.

Wel begint interpretatie altijd bij het zorgvuldig zoeken naar/benaderen van de letterlijke betekenis van de tekst. Daarbij is de historische situatie en vergelijking met de contekst zeker van belang. Een interpretatie van een deel van de tekst kan ook natuurlijk niet in letterlijk tegenspraak een ander deel van de tekst tegenspreken. Het onderscheid van de juiste letterlijke interpretatie wordt kritisch lezen genoemd. Dus ook de Bijbel moeten we spiritueel-subjectief-kritisch lezen.

De hervormer en theoloog Maarten Luther schrijft in zijn uitleg van de brief aan de gemeente van Galatië ook over allegorie die de apostel Paulus daar geeft van de geschiedenis van Sarah en Hagar (4, 21-31). Luther is daar ook van mening dat het de subjectieve/nieuwe betekenis is die Paulus aan de geschiedenis toevoegt. Naar zijn mening zijn allegorieën nuttig als ze de inhoud van het geloof duidelijker maken. Daarentegen is een allegorie niet nuttig als het een duidelijke letterlijke tekst nodeloos op iets anders toepast.
"Paulus nu was een voortreffelijk kunstenaar, om allegorieën te behandelen. Want hij is gewoon ze toe te passen op de leer des geloofs, op de genade, en op Christus, niet op de wet en de werken, zoals Origenes en Hieronymus doen. Deze worden, omdat zij de eenvoudigste uitspraken van de Schrift, waarbij allegorieën niet te pas komen, in ongepaste en dwaze allegorieën veranderd hebben, terecht berispt." (uitleg bij Galaten 4, 21)
Ook moeten allegorieën kritisch worden gebruikt, in harmonie met de letterlijke betekenis van de teksten uit de Bijbel:
"De allegorieën brengen in de theologie geen vaste bewijzen voort, maar zij zetten luister en sier aan de zaak bij, evenals schilderijen. (...) Omdat hij (Paulus) nu deze zaak hierboven (de inhoud van Galaten 1-4) met zeer krachtige bewijzen, ontleend aan de ervaring, aan het voorbeeld van Abraham, alsook aan de getuigenissen en gelijkenissen van de Schrift, verdedigd heeft, voegt hij er nu aan het einde van zijn verhandeling een allegorie bij als een soort versiering. (...) Want zoals een schilderij een zeker sieraad uitmaakt van een woning, die reeds geheel in orde gebracht is, zo is een allegorie, als een zekere opheldering van een redevoering of zaak, die al van elders bewezen is." (uitleg bij Galaten 4, 24)

Tot het gedachtegoed van Luther behoort ook dat Gods Geest ons moet leiden bij het lezen van de Bijbel, om tot juiste interpretaties te komen en de waarheid van God te erkennen en ervaren. Daarbij is hij echter fel tegen de mening van mensen dat de ervaring van de Geest (en openbaringen zoals dromen) belangrijker is dan de letterlijke betekenis van de Bijbel. Gods Geest wil ons met behulp van de letterlijke betekenis van de tekst aanspreken.

Ik begon deze blog met het schrijven dat het interpreteren van een tekst contekstgevoelig en dus in eerste instantie subjectief is. Daarna ben ik ingegaan op de gave van Gods Geest om de waarheid van God te kennen. Vervolgens heb ik genoemd dat we voor het interpreteren van een tekst kritisch moeten zijn en deze eerst letterlijk moeten lezen. Lezen van de Bijbel is dus het samen opgaan van deze drie: de tekst, de contekst waarin ik en jij ons bevinden, en Gods Geest. Als laatste zou ik nog willen noemen dat het lezen van de tekst ons niet onaangedaan moet laten. Ik las ergens dat hermeneutiek bij de vroeg-christelijke filosoof Aurelius Augustinus als doel had: de dubbele liefde tot God en mijn medemens. In eerste instantie vroeg ik me af hoe dat ooit een principe van hermeneutiek kon zijn. Maar bij nader inzien is dat juist het belangrijkste deel van het lezen van de Bijbel: dat ik geconfronteerd word doordat de tekst mij aanspreekt om te handelen in liefde voor God en mijn naaste. Lezen van de Bijbel kan dus alleen spiritueel-subjectief-kritisch-praktisch, dus met handelen (praktijk) gepaard gaand. Dat is waar jij Jij wordt, zou de Joodse filosoof Martin Buber zeggen, dus waar het appèl van de stem van God of het gezicht van mijn medemens me niet meer onverschillig laat.

Dat is waar Jezus zijn toespraak op de berg mee afsluit:
Daarom, ieder die deze woorden van Mij hoort en ze doet, die zal Ik vergelijken met een verstandig man, die zijn huis op de rots gebouwd heeft; en de slagregen viel neer en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, maar het stortte niet in, want het was op de rots gefundeerd.
En ieder die deze woorden van Mij hoort en ze niet doet, zal met een dwaze man vergeleken worden, die zijn huis op zand gebouwd heeft; en de slagregen viel neer en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het stortte in en zijn val was groot. (evangelie van Mattheüs,
7, 24-27)

zondag 16 juli 2017

Psalmen - 16

Een gouden kleinood van David.
Bewaar mij, o God,
want ik heb tot U de toevlucht genomen.
2 Mijn ziel, u hebt tegen de HEERE gezegd: U bent de Heere;
mijn goedheid is niet voor U,
3 maar voor de heiligen die op de aarde zijn,
en de machtigen, in wie ik al mijn vreugde vind.
4 Groot wordt het leed van hen die andere goden geschenken geven;
ik echter giet geen plengoffers van bloed voor ze uit
en neem de namen ervan niet op mijn lippen.
5 De HEERE is mijn enig deel en mijn beker.
U onderhoudt wat het lot mij toewees.
6 De meetsnoeren zijn voor mij in lieflijke plaatsen gevallen,
ja, een prachtig erfelijk bezit heb ik gekregen.
7 Ik loof de HEERE, Die mij raad heeft gegeven;
zelfs 's nachts onderwijzen mij mijn nieren.
8 Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen;
omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet.
9 Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich,
ook zal mijn lichaam veilig wonen.
10 Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten,
U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet.
11 U maakt mij het pad ten leven bekend;
overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht,
lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd.

Bevreemdend
Er zijn een best een aantal dingen die in deze psalm genoemd worden die (voor ons) niet vanzelfsprekend zijn.

Allereerst de verwijzing naar 'plengoffers van bloed' voor andere goden (vers 4). Blijkbaar was dat dus in de tijd van deze psalm het geval. In de priesterwetten van Israël kon een plengoffer van wijn aan God gebracht worden, maar niet van bloed. Er werden wel bloedige offers gebracht bij het brandoffer of zondeoffer, juist waar het om vergeving van zonden gaat voor God. Bloed in de Joodse eredienst wijst dus op vergeving. Daarom schrijft de apostel Johannes ook: "het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde" (eerste brief, 1, 7).

De uitdrukking "'s nachts onderwijzen mij mijn nieren" (vers 7) is voor ons ook vreemd. Het is beeldspraak voor gevoelens en verlangen. Zoals wij zeggen "ik voelde in mijn hart dat ..." of "mijn onderbuikgevoel zei ...", vinden we in het Hebreeuws het hart als de plek van de wil en overleg, en de nieren als plek van het gevoel en verlangen. Hier betekent het dus dat David 's nachts bedacht hoe groot God was voor hem.

In vers 2 staat: "Mijn goedheid is niet voor u" (of "raakt niet tot u"). Tegenwoordig is het niet vanzelfsprekend, zoals het voor David was, dat zijn goede daden niet tot God raken. Wij denken God wel goed te kunnen doen. We denken Gods achting te winnen door in het algemeen goed te leven. Ons godsbeeld staat dus op een lager pitje en ons mensbeeld op een hoog niveau. David zag dat andersom. Zijn daden konden hoogstens het beste voor de meest geëerden onder de mensen betekenen. Op zich komt de gedachte dat onze daden 'horizontaal' zijn (dus voor andere mensen, niet voor een God) vandaag ook wel veel voor. Maar dat gaat vaak hand in hand met het niet geloven in een persoonlijke God.

"Want u zult mijn ziel in het graf niet verlaten": veel mensen geloven dat er na de dood wel 'iets' is, dat onze ziel voortbestaat. Dat zouden we hierin kunnen herkennen.

Echter, David bedoelde met deze woorden waarschijnlijk vooral op iets anders. David verwijst hier waarschijnlijk naar de belofte die God hem deed dat Hij het nageslacht van David voor altijd het koningschap van Israël zou geven (tweede boek Samuël, 7). Dus kunnen we deze woorden zo opvatten: "zelfs bij mijn dood zal Uw zorg voor mijn nageslacht voor altijd verder gaan, omdat U mij een eeuwig koningschap hebt beloofd". Deze woorden zijn dus in geloof uitgesproken, zonder dat het voor David heel duidelijk was hoe God zijn koningschap voor eeuwig zou voortzetten.

Deze uitleg geven de apostel Petrus en de apostel Paulus aan de psalm, maar ze geven er ook een nieuwe wending aan: ze passen het toe op de opstanding van Jezus:
"Mannenbroeders, het is mij toegestaan over de aartsvader David vrijuit tegen u te zeggen dat hij én gestorven én begraven is, en dat zijn graf tot op deze dag bij ons is. Aangezien hij een profeet was en wist dat God hem met een eed gezworen had dat Hij uit de vrucht van zijn lichaam, voor zover het zijn vlees betrof, de Christus zou doen opstaan om Hem op zijn troon te zetten, daarom voorzag hij dit en zei hij over de opstanding van Christus dat Zijn ziel niet is verlaten in het graf en dat Zijn vlees geen ontbinding heeft gezien." (Handelingen van de apostelen, 2, 29-31)
"Immers, David is ontslapen nadat hij in zijn tijd het raadsbesluit van God uitgediend had, en hij is bij zijn vaderen gelegd en heeft wel ontbinding gezien; maar Hij Die God opgewekt heeft, heeft geen ontbinding gezien." (Handelingen van de apostelen, 13, 36-37)
Voor ons westerlingen is de vrije uitleg van Petrus en Paulus nogal bevreemdend; wij zouden vinden dat ze niet genoeg recht deden aan de originele betekenis van de tekst. De bedoeling van David kan moeilijk geweest zijn om met de woorden "U zult mijn ziel in het graf niet verlaten" opeens te spreken voor zijn nakomeling Jezus.

De Joodse cultuur gaat echter anders met de tekst om dan de Griekse (zie mijn eerdere blog daarover): 'ze blaast de tekst nieuw leven in', in plaats van zich helemaal te richten op de oorspronkelijke betekenis, zei mijn docent Joodse filosofie prof.dr. Luc Anckaert. Dus terwijl David als profeet voorzag dat God na zijn dood op wonderlijke wijze voortzetting zou geven aan zijn koningschap, geven Petrus en Paulus deze woorden meteen een nieuwe betekenis die ze voor David niet gehad kunnen hebben: dat Jezus zelf 'in het graf niet verlaten is geweest en geen ontbinding heeft gezien'. Het mooie van een dergelijk nieuw gebruik van oude woorden is dat ze de oorspronkelijke betekenis verrijkt. Voor mij als westers mens blijft het lastig om zo met de tekst om te gaan. Het lijkt doen alsof David als profeet de opstanding van Jezus heeft voorzegd, terwijl hij maar een vaag begrip moet hebben gehad van wat God in de toekomst voor zijn nageslacht zou gaan doen. Maar nee, ik moet niet zeggen 'vaag begrip', maar liever 'vast en vreugdevol vertrouwen' (mooie alliteratie...). Het verbinden van de vervulling met de oorspronkelijke hoop van David blijft mooi en complex.

Herkenbaar
Het vetrouwen op God is herkenbaar voor een christen, evenals dat we van God afhankelijk zijn (zie het gebed in vers 1). Eigenlijk is deze hele psalm ene uiting van vertrouwen en vreugde in God.

Profetisch
We hebben al genoemd hoe deze psalm op de opstanding van Jezus te betrekken is. We mogen ook vandaag ons verheugen in en verlangen naar Gods rijk en het pad van het leven!

donderdag 6 juli 2017

Psalm 15 - De positieve wet

Vorige keer schreef ik over psalm 15. In die psalm wordt een ideaalbeeld beschreven van iemand die aan Gods wet voldoet.

Over de wet van God valt veel te zeggen. Er staan veel praktisch uitgewerkte wetten in de Bijbel, maar de kern zijn de 'tien geboden' die God tot Israël sprak. Gods wet beschrijft geen ethiek die gericht is op een gevolg (consequentialistisch), maar een ethiek voortkomt uit een levende plicht (deontologisch).

Ook gaat de wet niet over het uiterlijk, maar over het innerlijk, wat het best te zien is in de laatste van de 'tien geboden'. Dit laatste gebod begint met "U zult niet begeren...". Een begeerte is iets innerlijks, niet iets wat je in regeltjes kunt vatten. In psalm 15 is een ander voorbeeld: "(...) die met zijn hart de waarheid spreekt". Maar hetzelfde principe kunnen we toepassen op al de geboden. Jezus spreekt dat ook uit:
"U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult niet doden; en: Wie doodt, zal door de rechtbank schuldig bevonden worden. Maar Ik zeg u: (...) Als u dan uw gave op het altaar offert en u zich daar herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar bij het altaar achter en ga heen, verzoen u eerst met uw broeder en kom dan terug en offer uw gave. (...)
U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult geen overspel plegen. Maar Ik zeg u dat al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, in zijn hart al overspel met haar gepleegd heeft. (...)
U hebt gehoord dat er gezegd is: U moet uw naaste liefhebben en uw vijand moet u haten. Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen; zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. (...)
Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is." (evangelie van Mattheüs, 5)

Het is de neiging van mensen om voor het leven met God regeltjes te maken. Dan zien de 'tien geboden' er ongeveer zo uit:
  1. Je mag geen andere goden dienen behalve God. (Niet al te moeilijk.)
  2. Je mag geen beelden dienen. (Dat doet tegenwoordig niemand meer.)
  3. Je mag niet vloeken.
  4. Je mag op zondag niet werken.
  5. Je mag niet tegen je ouders ingaan.
  6. Je mag iemand niet haten.
  7. Je mag geen seks voor of buiten het huwelijk.
  8. Je mag niet stelen.
  9. Je mag niet liegen.
  10. Je mag niet jaloers zijn op je buurman of collega.
Het is niet raar dat het dienen van God onaantrekkelijk is als je Gods wet reduceert tot wat regeltjes. (Het is prima om te bedenken welke regels nuttig zijn, maar ze mogen niet de plaats innemen van de plicht.)

Integendeel is er achter alle geboden een positieve kant te benoemen. Jezus vatte de wet samen in het liefhebben van God boven alles en het liefhebben van je naaste (je medemens) als jezelf. Ik denk dat veel mensen het laatste (het liefhebben van je naaste) wel zouden erkennen, maar van het eerste (liefhebben van God boven alles) het nut niet echt kunnen inzien. Toch denk ik dat dat onterecht is. Juist het liefhebben van God boven alles maakt in je hart en je leven ruimte om liefde te kunnen hebben voor je naaste.

Dat wordt duidelijk als je de 'tien geboden' positief formuleert:
  1. Je moet niet alleen maar opgaan in jezelf. Je mag in alles om je heen perspectief zien, omdat God boven alles staat. Daardoor krijg je tijd om er ook voor andere mensen te zijn.
  2. Je moet je geen menselijk beeld vormen van God. Je mag beseffen dat God veel hoger is dan alles wat je ziet, en dat jouw gedachten over God waarschijnlijk onjuist zijn.
  3. Je mag Gods naam niet voor je eigen doeleinden gebruiken. God wil niet dat jij anderen jouw wil oplegt in naam van God.
  4. Je moet elke week een dag rust nemen om tot jezelf en tot God te komen. Daardoor word je niet helemaal door je werk in beslag genomen en besef je beter wat echt belangrijk is in het leven.
  5. Je moet je ouders respecteren en eer geven. Ze hebben je op de wereld gebracht en (hopelijk!) veel aandacht gegeven, en waarschijnlijk is niet alles wat jij denkt, beter.
  6. Je moet je hart niet aan haat voor mensen geven. Denk aan de liefde en het geduld van God met jou en met hen.
  7. Geef je helemaal aan de man of vrouw van wie je houdt. Besef dat je aan elkaar verbonden bent. Ontdek dat gevende liefde voor elkaar beter is dan alleen verliefd zijn.
  8. Je moet niet op een slinkse manier meer willen krijgen. Het zal je niet gelukkig maken.
  9. Je mag je naaste niet benadelen door jouw woorden. Je moet beseffen hoeveel een onwaar woord met iemands leven kan doen.
  10. Je moet niet alles voor jezelf willen hebben. Er zijn mensen die wat jij hebt even nodig of veel harder nodig hebben.

We moeten onszelf niet bedriegen met dat we deze plichten wel nakomen. Ik denk dat iedereen in zijn hart wel moet erkennen vaak, misschien wel elke dag, tekort te doen aan het leven. Daarom is er geloof in het evangelie van God nodig!

maandag 26 juni 2017

Psalmen - 15

Een psalm van David.
HEERE, wie zal verblijven in Uw tent?
Wie zal wonen op Uw heilige berg?
2 Hij die oprecht wandelt en gerechtigheid beoefent,
die met zijn hart de waarheid spreekt.
3 Die met zijn tong niet lastert,
zijn vrienden geen kwaad doet
en geen smaad jegens zijn naaste op de lippen neemt.
4 In zijn ogen is de verworpene veracht,
maar wie de HEERE vrezen, eert hij.
Heeft hij gezworen tot zijn schade,
zijn eed verandert hij evenwel niet.
5 Zijn geld leent hij niet uit tegen rente,
een geschenk ten nadele van de onschuldige aanvaardt hij niet.
Wie deze dingen doet,
zal niet wankelen, voor eeuwig.

Bevreemdend
Niet veel is bevreemdend in deze psalm, behalve het begin: de intieme relatie tot God die wordt beschreven. 'Verblijven in Gods tent' en 'wonen op de berg van Gods heiligheid': bij een afstandelijke god kan dat niet. Voor een afstandelijke god zijn het hoogstens gedode offers die daar mogen verblijven, maar niet levende mensen (die nog niet eens priester zijn ook). Deze psalm laat ons horen dat God ieder van ons wil aanspreken en bij Zich roept!

Misschien nog een toelichting op de zin: "Ik zijn ogen is de verworpene veracht, maar wie de HEERE vrezen, eert hij" (vers 4). We moeten dit niet lezen als "Hij heeft religieuze ijver, minacht wie niet tot de kerk behoren en eert degenen die tot de kerk behoren." Het gaat hier om "de verworpene" die God verwerpt om zijn daden, dus wie onethisch handelt. De uitdrukking "wie de HEERE vrezen" gaat over degenen die Gods wet houden en dus ethisch juist handelen. Je zou het kunnen herschrijven tot "In zijn ogen is degene die onethisch handelt veracht, maar wie ethisch juist handelen, eert hij", en het gaat dus niet om religie.

Herkenbaar
De morele normen die in deze psalm genoemd worden, zijn heel herkenbaar. Zelfs zó herkenbaar dat ze redelijk universeel bekend moeten zijn, lijkt me. Ons door God ingebouwde rechtvaardigheidsgevoel herinnert ons eraan. Ze gaan vooral over waarheid: onbedriegelijk zijn, niet alleen in wat je zegt maar ook in hoe je handelt.

Voor mij werpt dat juist weer de vraag op: de dingen die hier genoemd worden zijn zo universeel, is dat voldoende om bij God te wonen? We worden toch door Jezus aan God verbonden en niet door goed doen alleen?

Het antwoord hierop is denk ik dat koning David hier een ideaalbeeld schetst. De genoemde voorwaarden beschrijven zoals het zou moeten zijn, maar niemand voldoet er helemaal aan. We mogen echter onze zonden belijden en ervan verlost worden door Jezus Christus.

Profetisch
Om de kloof tussen wie we zouden moeten zijn om bij God te wonen, en wie we werkelijk zijn te dichten, heeft God Zijn Zoon gezonden. God woonde onder ons! Van Jezus, Zoon van God, lezen we:
Hij, Die geen zonde gedaan heeft en in Wiens mond geen bedrog gevonden is; Die, toen Hij uitgescholden werd, niet terugschold, en toen Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem Die rechtvaardig oordeelt; Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij, voor de zonden dood, voor de gerechtigheid zouden leven. Door Zijn striemen bent u genezen. (eerste brief van de apostel Petrus, 2, 22-24)

woensdag 14 juni 2017

Psalm 14 - Bewijzen dat God niet bestaat

In de vorige blog schreef ik over Psalm 14. Daarin staat:
"De dwaas zegt in zijn hart:
Er is geen God."
Nu zijn er vandaag de dag best veel mensen in Nederland die beweren dat God niet kan bestaan. Atheïsme is 'in', het wordt als deugd gezien om daar een lans voor te breken en gelovigen te overtuigen dat ze het niet bij het rechte eind hebben.

Als je tegen geloof bent, lijkt het me dat je moet kunnen bewijzen dat het niet waar is. Nu ben ik nog niet een heel overtuigend argument tegengekomen dat bewijst dat God niet bestaat. Laten we er eens een aantal van bekijken.

God zie ik niet

Een heel simpel argument zou zijn:
Ik kan God niet zien

Daarom bestaat God niet
Laten we eens kijken naar dit 'bewijs'. De filosoof Aristoteles leerde ons iets over logica. Daarom kunnen we zien dat er in bovenstaande argument een regel ontbreekt, namelijk het verband tussen het eerste en het tweede feit. Als we die invullen krijgen we:
Als God zou bestaan, zou hij zichtbaar zijn
Ik kan God niet zien

Daarom bestaat God niet
Aha. Nu kunnen we ook meteen inzien dat de aangenomen regel in dit 'bewijs' niet echt overtuigend is. Als we iets over het christendom weten, weten we dat christenen (en de Bijbel) zeggen dat God een Geest is (bijv. evangelie van Johannes, 4, 24). Daarom is het juist zo bijzonder dat God als Geest 'in het vlees gekomen is', dat wil zeggen dat Jezus Christus, Gods Zoon, mens is geworden. "En buiten alle twijfel, groot is het geheimenis van de godsvrucht: God is geopenbaard in het vlees" (eerste brief van de apostel Paulus aan Timotheüs, 3, 16).

God ervaar ik niet

Een ander argument zou kunnen zijn:
Als God zou bestaan, zou hij door mij ervaren worden
Ik ervaar God niet

Daarom bestaat God niet
Ook dit zou een geldig bewijs zijn, als de twee eerste aannames waar zijn.

De eerste aanname is "Als God zou bestaan, zou hij door mij ervaren worden". Is dit onweerlegbaar? Weer: als we iets over het christelijk geloof weten, weten we dat God ons mensen goed heeft gemaakt, maar dat onze eerste voorouders Adam en Eva tegen Gods wil in zijn gegaan en dat daardoor er een breuk is gekomen in het kennen van God. We ervaren God niet meer, omdat we niet meer in eenheid met Hem geboren worden, en dat is omdat onze ouders ook niet in eenheid met God geboren worden. De Bijbel schrijft ook over satan, "de leugenaar vanaf het begin". Er is dus een goede reden om aan te nemen dat onze ervaring wel eens bedrogen zou kunnen worden.

De tweede aanname is "Ik ervaar God niet". Is dat waar? Volgens mij moet je wel met je ogen dicht lopen als je niets wilt ervaren van wie God is. Iedereen ervaart toch schoonheid in de natuur? Iedereen overvalt toch wel eens een gevoel van verwondering over deze wereld? Iedereen streeft toch naar gerechtigheid?

God zou lijden niet toestaan

Een veel voorkomende redenering is de volgende:
Als er een rechtvaardige en liefdevolle God zou bestaan die almachtig is, zou er geen lijden zijn
Er is lijden

Daarom bestaat er geen almachtige, rechtvaardige en liefdevolle God
Het is verschrikkelijk om te zien welke verschrikkelijke dingen er op aarde gebeuren. Als God zou bestaan en almachtig zou zijn, zou hij dat toch niet toestaan? En als God dat zou toestaan, zou hij liefdeloos en onrechtvaardig zijn.

Kloppen de aannames? De tweede, "Er is lijden", is onontkenbaar. Maar de eerste? De eerste aanname is juist als er lijden is dat onrechtvaardig en liefdeloos is, om het nog wat specifieker te maken. En juist daar hebben gelovigen hun twijfels bij. De God die wij kennen, is Zelf gekruisigd, dus heeft Zelf voor ons alles gedaan! Het lijden wat er in deze wereld is, zien we dus als een verschrikkelijke werkelijkheid die niet zomaar te verhelpen is. Een paar verklaringen voor deze werkelijkheid kunnen we in de Bijbel lezen. Een ervan is: God zou wel meteen alle lijden weg kunnen nemen en het toekomende rijk van Jezus kunnen brengen, maar dat betekent dat degenen die niet in Hem geloven daar geen deel van kunnen uitmaken! Dus: het rijk van Jezus komt niet nu, omdat God wil dat er meer mensen tot geloof komen (tweede brief van de apostel Petrus, 3). Een andere is: als er geen lijden zou zijn, zouden we geen behoefte hebben om tot God te gaan. Jezus zegt: "Voorwaar, Ik zeg u dat een rijke moeilijk het Koninkrijk der hemelen kan binnengaan" (evangelie van Mattheüs, 19). En ook deze woorden heeft Jezus gesproken:
"Zalig bent u, armen, want van u is het Koninkrijk van God.
Zalig bent u die nu honger hebt, want u zult verzadigd worden. Zalig bent u die nu huilt, want u zult lachen.
Zalig bent u, wanneer de mensen u haten, en wanneer zij u uitstoten en u smaden en uw naam als slecht verwerpen omwille van de Zoon des mensen.
Verblijd u op die dag en spring op van vreugde, want zie, uw loon is groot in de hemel." (evangelie van Lukas, 6)
Wij kunnen de bedoeling van veel lijden niet zien. Maar zou alle lijden niet een hoger doel kunnen hebben? Zou het niet zo kunnen zijn, dat het lijden te vergelijken is met de pijn van een moeder om haar kind geboren te laten worden? Dat is wat de apostel Paulus schrijft:
Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden. Met reikhalzend verlangen immers verwacht de schepping het openbaar worden van de kinderen van God.
Want de schepping is aan de zinloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar door hem die haar daaraan onderworpen heeft, in de hoop dat ook de schepping zelf zal bevrijd worden van de slavernij van het verderf om te komen tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God. Want wij weten dat heel de schepping gezamenlijk zucht en gezamenlijk in barensnood verkeert tot nu toe. (brief aan de gemeente van Rome, 8)

God en wetenschap gaan niet samen

Een andere redenering is:
De wetenschap heeft een verklaring voor het ontstaan van de aarde
Als de wetenschap ons dit verklaart, hoeven we niet in God te geloven

Daarom bestaat God niet
Als ik de redering op deze manier opschrijf, is hij logisch ongeldig. Als je niet in God "hoeft te geloven", betekent dat niet dat God niet bestaat. Laten we proberen de redenering aan te passen zodat hij klopt:

Als God zou bestaan en hij de Schepper van de wereld is, zou niet alles toevallig zijn ontstaan
De wetenschap bewijst ons dat alles toevallig is ontstaan

Daarom bestaat God niet
Zo zou het een geldig bewijs zijn. Maar kloppen de aannames?

Nee. De wetenschap bewijst ons niet dat alles toevallig is ontstaan. Als je kijkt naar de natuurkunde, verbazen ook atheïstische wetenschappers zich erover dat alles zo perfect in elkaar zit. Als je uitgaat van de gangbare theorie van de oerknal, was een klein beetje meer of minder energie fataal geweest voor het evenwicht tussen bijvoorbeeld koolstof en zuurstof wat er voor leven nodig is. De zwaartekracht had maar een fractie meer of minder hoeven te zijn, en het leven op aarde was niet mogelijk geweest. Voor de natuurkunde is het niet mogelijk om de toevlucht te nemen tot miljoenen jaren waarin alles vanzelf ontstaat (het heelal heeft geen DNA). Daarom is de enige redelijke conclusie dat de wetenschap ons aantoont dat het ontzettend onwaarschijnlijk is dat alles toevallig is ontstaan. (Atheïsten nemen daarom de toevlucht tot het geloof in een oneindig aantal universa, waarvan ons universum er eentje is waar het toevallig goed is gegaan.) Kortom, de aannames van dit bewijs zijn ook niet waar.

Zijn er nog betere bewijzen? Ik hoor het graag! Maar anders kunnen we instemmen met "De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God." (Psalmen, 14).

woensdag 17 mei 2017

Psalmen - 14

Een psalm van David, voor de koorleider.
De dwaas zegt in zijn hart:
Er is geen God.
Zij handelen verderfelijk,
bedrijven gruwelijke daden;
er is niemand die goeddoet.
2 De HEERE heeft uit de hemel neergezien
op de mensenkinderen,
om te zien of er iemand verstandig was,
iemand die God zocht.
3 Zij allen zijn afgedwaald, tezamen zijn zij verdorven;
er is niemand die goeddoet,
zelfs niet één.
4 Hebben zij dan geen kennis, allen die onrecht bedrijven,
die mijn volk opeten alsof zij brood aten?
Zij roepen de HEERE niet aan.
5 Daar worden zij door angst bevangen,
want God is bij het geslacht van de rechtvaardige!
6 Weliswaar beschaamt u het voornemen van de ellendige,
maar de HEERE is zijn toevlucht.
7 Och, dat Israëls verlossing uit Sion kwam!
Wanneer de HEERE de gevangenen van Zijn volk laat terugkeren,
dan zal Jakob zich verheugen, Israël zal verblijd zijn.

Bevreemdend
'Er is niemand die goeddoet.' Wat een universele bewering! Je moet wel lef hebben om zoiets te zeggen! Het is een heel pessimistisch mensbeeld wat uit deze psalm spreekt. Maar dat is nogal bevreemdend, want er gaat toch heel veel goed?

Het zit zelfs in de menselijke natuur om goed te doen. De meeste mensen hebben een positieve insteek. Ze worden daarbij geholpen door hun geweten: als je iets goeds doet, wordt je beloond door het prettige gevoel dat je iets goeds gedaan hebt. Als je iets verkeerds doet, spreekt je geweten, en probeer je met jezelf in het reine te komen door jezelf te corrigeren.

Aan het eind van hun leven zullen er veel mensen zijn die eerlijk kunnen zeggen dat ze hun best gedaan hebben, positief hebben geleefd, en (meestal) trouw zijn geweest aan hun geweten. En de keren dat ze echt iets verkeerd gedaan hebben, hebben ze daar spijt van gehad en er zelf onder geleden. Dus als God de wereld zal oordelen, geloven ze dat er niet veel mis kan gaan. Ze kunnen toch niet door God veroordeeld worden voor het enkele feit dat ze Jezus Christus niet hebben erkend?

Daarnaast, er zijn ook veel mensen die niet alleen goed willen doen, maar ook God zoeken. Ze verdiepen zich in de verschillende godsdienstige tradities en lezen de heilige boeken om zich er een oordeel over te vormen, en vergelijken die met elkaar. Ze komen vaak tot het besluit dat alle 'heilige boeken' wel iets over God zullen zeggen, maar dat het te radicaal zou zijn om te zeggen dat er één waar is. Of ze zoeken God oprecht volgens een bepaalde traditie, bijvoorbeeld de boeddhistische. Dus de bewering 'er is niemand verstandig, er is niemand die God zoekt' (vers 2) lijkt onrecht te doen aan deze mensen.

'Er is niemand perfect' - in zo'n stelling zouden we ons nog wel kunnen vinden. Er is inderdaad niemand perfect, iedereen heeft wel zijn zwakke kanten. Maar dat is toch relatief onschuldig?

Herkenbaar
Het vreemde is, voor een christen is deze psalm tamelijk herkenbaar, als hij terugkijkt hoe hij tot God gekomen is en komt:
  • Voor mij is het niet vreemd te bidden 'Vergeef ons onze schulden, zoals ik degenen vergeef die mij schuldig zijn' (in het gebed dat Jezus zijn discipelen leerde). Elke dag besef je wel dat er momenten waren dat je niet leefde zoals Jezus leefde, dat je niet bewogen was met je medemens, dat je zelfingenomen was, dat je leven niet de liefde van God liet zien die Hij voor jou en de wereld heeft.
  • Al heb ik als christen een zoektocht naar God gehad, 'verstandig' zou ik die niet willen noemen (vers 2). 'Afgedwaald' en 'onverstandig' is een beter woord (vers 3). Ik belijd dat God voor mij is afgedaald om mij tot Hem te leiden. Eigenlijk is het bestaan en de Goddelijke kracht van God vrij in het oog lopend, als je naar de natuur om je heen kijkt en inziet dat die zo onbeschrijfelijk mooi gemaakt is. Maar ondanks dat ben ik niet geneigd geweest God te erkennen en te dienen, maar geneigd om mijn eigen weg te gaan en mijn eigen begeerten te volgen.
  • Als ik in liefde tot God tekortschiet - en dat doe ik - ervaar ik dat ik open sta voor allerlei leugens. Een van die leugens is dat je er zelf het beste van moet zien te maken. Het gevolg is dat je alle ellende om je heen negeert en je tijd nutteloos besteedt. Een andere leugen is dat de gevolgen niet zo ernstig zijn. Het gevolg is dat je jezelf nog meer laat misleiden. Als ik mezelf laat misleiden, ben ik niet beter dan een drugshandelaar of een kampbewaker in Noord-Korea. Daarom bid ik ook 'Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze'.
Kortom, ik heb vergeving nodig, heb nodig dat God mij opzoekt en leidt. Deze dingen zijn door Jezus Christus, Gods Zoon, bereikt: Hij kwam naar deze aarde om ons te laten zien Wie God is en gaf zijn leven voor ons.

Het lijkt misschien mee te vallen, maar de gevolgen van het niet kennen van God zijn erger dan we beseffen. Daardoor zijn we niet in staat om onze medemens echt lief te hebben als onszelf en zijn we vatbaar voor allerlei leugens over wat goed en kwaad is.

Profetisch
De laatste verzen van de psalm gaan over het onrecht dat de kinderen van God wordt aangedaan. Voor hen is de verlossing van God aanstaande. Op verschillende plekken in de wereld is ook vandaag christenvervolging. Zij zullen uit hun lijden verlost worden in het Koninkrijk van God dat zal komen.



P.S. Psalm 53 is bijna woordelijk gelijk aan Psalm 14. Er lijken wat metrische correcties te zijn doorgevoerd om de verzen even lang te laten zijn, maar inhoudelijk is er geen verschil.

maandag 17 april 2017

Psalmen - 13

Een psalm van David, voor de koorleider.
2 Hoelang nog, HEERE? Zult U mij voor altijd vergeten?
Hoelang zult U Uw aangezicht nog voor mij verbergen?
3 Hoelang zal ik nog plannen maken in mijn ziel,
verdriet hebben in mijn hart, dag na dag?
Hoelang zal mijn vijand zich nog boven mij verheffen?
4 Zie mij aan, verhoor mij, HEERE, mijn God!
Verlicht mijn ogen, anders ontslaap ik in de dood,
5 anders zegt mijn vijand: Ik heb hem overwonnen,
en verheugen mijn tegenstanders zich, wanneer ik wankel.
6 Ik echter vertrouw op Uw goedertierenheid,
mijn hart zal zich verheugen in Uw heil,
ik zal voor de HEERE zingen,
omdat Hij goed voor mij geweest is.

Bevreemdend
Deze psalm begint met veel vragen, maar eindigt met een sterke belijdenis. David looft God omdat Hij goed voor hem geweest is, en omdat hij gelooft dat God goed ís. Wat misschien bevreemdend is, is de plotselinge verandering van twijfel naar geloof.

Twijfel is iets wat elke gelovige kent. Het is iets wat bij mens-zijn hoort. Dubio, ergo cogito. Wat van belang is, is hoe we met twijfel omgaan.
Trekken we meteen (verkeerde) conclusies? Toen Maria Magdalena op de morgen na Pasen zag dat het graf van Jezus geopend was, concludeerde ze meteen dat Jezus' lichaam was weggenomen en ging ze terug. Of gaan we op onderzoek uit zoals Petrus, die het open graf van Jezus binnenging en zag dat de doeken waren achtergebleven en netjes waren opgerold, iets wat niet kon als Jezus' lichaam was weggehaald?
Kijken we naar het moment, of kijken we ook naar wat eraan vooraf is gegaan, zoals David aan het eind van deze psalm doet?

Herkenbaar
Er zijn verschillende vormen van twijfel te benoemen. Zie bijv. dit interview met prof. Schalkwijk, die morele, intellectuele, existentiële en finale twijfel noemt, of het boek 'In dubio' door Wim Rietkerk, die twijfel van de wil, van het verstand en van het gevoel onderscheidt. Ik zou als volgt een onderscheid willen maken:
  • Allereerst is er twijfel van de wil. Wat wil ik? Dat begint natuurlijk met heel oppervlakkige dingen, maar een diepere vorm ervan is morele twijfel: waar houd ik me aan als moraal? Volgens een christen vindt deze morele twijfel, het heen en weer geslingerd worden tussen goed en kwaad, zijn oorsprong in het tegelijkertijd weten wat goed is en het verleid worden door onze begeerten.
  • Daarnaast is er twijfel van het verstand ofwel intellectuele twijfel. Wat is waar? Moet ik dit op de ene of andere manier verklaren? Een diepe vorm daarvan is existentiële twijfel: Wie ben ik? Bestaat God wel?
  • Een derde vorm is wankelen van de hoop die je hebt. Heeft mijn leven wel zin? Een diepe vorm hiervan is wanhoop. Deze laatste vorm van twijfel vinden we vooral in deze psalm, al gaat die schuil onder verschillende vragen.
Er zal vaak sprake van zijn dat deze twijfels samen optreden. Het ene kan tot het andere leiden.

Profetisch
Als we deze psalm lezen, herkennen we de twijfel niet alleen bij onszelf. We zien het ook terug bij Jezus, Gods Zoon die mens werd! Het is niet te peilen wat Zijn liefde voor de wereld was, om voor ons mens te worden. Mens-zijn betekent ook twijfelen!

Jezus werd door de duivel in de woestijn verleid (evangelie van Lukas, 4). Op de avond voor Pasen, in Gethsémané, bad Hij in grote angst of het lijden Hem bespaard mocht blijven (evangelie van Markus, 14, 34). En terwijl hij aan het kruis hing, riep Hij (citerend uit psalm 22): "Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?" (evangelie van Markus, 15, 34)

Maar in al deze gevallen kwam Jezus met zijn twijfel bij God. In de verzoeking van morele twijfel in de woestijn citeerde Hij Gods wet, waardoor we weten wat goed is. In Gethsémané bad Hij: "Niet mijn maar Uw wil geschiede". Aan het kruis stierf Hij met de woorden: "Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest".

zaterdag 11 maart 2017

Psalmen - 12

Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De achtste’.
2 Breng verlossing, HEERE, want goedertieren mensen zijn er niet meer,
onder de mensenkinderen zijn er nog maar weinig trouw.
3 Valse dingen spreekt men tot elkaar,
met vleiende lippen; dubbelhartig spreekt men.
4 Laat de HEERE alle vleiende lippen afsnijden
en de tong vol grootspraak.
5 Zij zeggen: Met onze tong zullen wij de overhand hebben!
Onze lippen zijn van ons! Wie is heer over ons?
6 Om de verwoesting van de ellendigen en het gekerm van de armen
zal Ik nu opstaan, zegt de HEERE;
Ik zal in veiligheid brengen wie hij weg wil blazen.
7 De woorden van de HEERE zijn reine woorden,
als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes,
gezuiverd zevenmaal.
8 Ú, HEERE, zult hen bewaren,
U zult hen beschermen tegen dit geslacht, voor eeuwig.
9 Overal draven goddelozen rond,
wanneer de gemeensten onder de mensenkinderen verhoogd worden.

Bevreemdend:
Er is niet veel bevreemdend in deze psalm behalve het directe ingrijpen van God op de situatie. God behoudt degenen die zichzelf niet kunnen verdedigen tegen mensen die met mooie praatjes, die niet doen wat ze zeggen, maar alleen op hun eigen winst uit zijn.

Als we dit lezen vragen we ons meteen af: Hoe is het mogelijk? Hoe kunnen we geloven dat God voor altijd (vers 8) de hulpelozen zal verdedigen tegen egoïsten? De geschiedenis, elke tijd leert ons toch het tegenovergestelde? Waar was God toen Hitler met leugens en grootspraak de Joden onderdrukte en liet ombrengen?

De bedoeling van de psalm is iets anders dan dat God iedere hulpeloze altijd beschermt. In de psalm gaat het namelijk over een bepaald moment waarop God zal ingrijpen. Als antwoord op het gebed van David zegt God: "Ik zal nu opstaan" (vers 6), maar dan is er al sprake van groot onrecht, van "verwoesting" en "gekerm". God zal dus wel altijd ingrijpen, maar niet altijd voordat het kwaad al tot uitdrukking is gekomen.

Toch is het moeilijk om daar troost uit te halen op het moment dat er onrecht is. Een overlevende van de Shoah vertelt:
"God was het onderwerp van bijna elke discussie. De gedachte dat dit alles een straf van God was, kwam vaak voorbij. Er waren Joden die veel gestudeerd hadden en het Oude Testament uit hun hoofd kenden. Maar gestudeerd of niet, niemand wist het antwoord op deze ellende". (Isaac Goldfinger, interview EO)
De reden van het handelen van God is niet altijd te bevatten. Of liever: het handelen van God bevatten we sowieso niet, tenzij God het persoonlijk aan ons laat zien.

Maar ook zonder dat we deze reden weten is het mogelijk om troost vinden bij God. Isaac Goldfinger blijkt Gods troost ook in de concentratiekampen ervaren te hebben: "Ik zeg je; God was daar!".

Herkenbaar:
Egoïsme, liegen of vleien om dingen voor jezelf voor elkaar te krijgen, ontrouw, grootspraak: het is erg herkenbaar. Hier en daar ziet men het zelfs als vanzelfsprekend om niet helemaal waarheidsgetrouw te zijn (bijvoorbeeld bij het verkopen van een product). Het gaat niet altijd gepaard met grof onrecht, maar wel altijd met een beetje onrecht.

Laten we hier tegenover het beeld zetten van hoe God is: Gods woorden zijn zuiver (vers 7). Ze zijn als zilver dat zevenmaal door vuur gezuiverd is. Laten onze woorden daarom ook geen onwaarheid bevatten waarvan we bewust zijn! Als we ons best doen, blijft er nog genoeg onwaarheid en egoïsme over waar we ons niet eens van bewust zijn.

Ook voor de komende verkiezingen en de bijbehorende campagnes is dit een psalm om in gedachten te houden...

Profetisch:
Gods woorden zijn zuiver (vers 7). Dat betekent dat de profetieën in de Bijbel waar zijn en zullen uitkomen. Voor een deel kunnen we dat al zien in de profetieën die al uitgekomen zijn: de verwoesting van Israël door Assyrië en Babel zoals beschreven door de meeste profeten, de wereldrijken zoals beschreven door Daniël, het blijvende verbond van God met Israël, de komst van Jezus Christus die zou lijden maar ook zal verlossen. Voor een ander deel zal het nog komen: het verkondigen van het evangelie aan alle volken, het komen van het rijk van de antichrist, de terugkeer van de tien stammen van Israël naar hun land, de wederkomst van Jezus Christus, en het komende Rijk van God. We moeten grote waarde hechten aan elk woord wat in de Bijbel staat, want ze zijn ook voor ons nog opgeschreven. Gods woorden zijn voor ons, ze zijn waar, trouw, en voor iedereen te begrijpen.

zaterdag 11 februari 2017

Psalmen - 11

Hieronder volgt Psalm 11:
Een psalm van David, voor de koorleider.
Ik heb tot de HEERE de toevlucht genomen.
Hoe kunt u dan zeggen tegen mijn ziel:
Vlucht weg naar uw bergen, als een vogel!
2 Want zie, de goddelozen spannen de boog,
zij leggen hun pijlen op de pees
om in het donker te schieten op de oprechten van hart.
3 Voorzeker, de fundamenten worden omvergehaald!
Wat kan de rechtvaardige dan doen?
4 De HEERE is in Zijn heilig paleis,
de troon van de HEERE staat in de hemel;
Zijn ogen doorzien,
Zijn blikken beproeven de mensenkinderen.
5 De HEERE beproeft de rechtvaardige,
maar Zijn ziel haat de goddeloze en wie geweld liefheeft.
6 Hij zal op de goddelozen valstrikken, vuur en zwavel doen regenen.
Een verschroeiende stormwind zal het deel van hun beker zijn.
7 Want de HEERE is rechtvaardig,
Hij heeft rechtvaardige daden lief.
De oprechten zullen Zijn aangezicht aanschouwen.

Bevreemdend:
Bevreemdend in de Psalm kan zijn de directe lijn die er vanaf God naar de aarde loopt en die we misschien niet zo ervaren. Het eerste wat daaronder valt is dat God de mensen beproeft en ziet wat er in ze omgaat (vers 4). Tegenwoordig geloven mensen liever in een onpersoonlijke positieve kracht dan in een God die ons beproeft. Ze geloven daarmee niet alleen niet in een persoonlijk God, maar ook niet in een heilig en verheven God. Immers, als God heilig en verheven is, is het moeilijk voor te stellen dat Hij ons niet zou kennen en beproeven. Als Hij ons niet kent, is Hij niet verheven. Als Hij ons niet beproeft, is Hij niet heilig.

In het licht daarvan is het verwonderlijk dat er staat dat de oprechten het aangezicht van deze heilige en verheven God zullen zien (vers 7). Als God zó groot is, dan moet het wel grote genade zijn om Hem te zien en door Hem beproefd te worden.

Het tweede, dat God de goddelozen zal oordelen met 'valstrikken, vuur en zwavel' hoeft ons minder te verwonderen als we geloven in een heilig en verheven God. Wat we ons wel kunnen afvragen, is waarom we het oordeel van God niet zien. Het gaat toch vaak goed, ook met degenen die mens noch God ontzien in hun daden? Hoe komt het dat we de oordelen van God niet duidelijker zien?

Het antwoord hierop is tweevoudig. Allereerst moeten we de woorden van David poëtisch lezen en niet letterlijk. Het gaat erom dat God de goddeloze uiteindelijk ten val zal brengen. Dat gebeurt op heel verschillende manieren, maar we zien vaak wel dat het goede uiteindelijk het kwaad overwint en er gerechtigheid plaatsvindt. Ten tweede leven we sinds de komst van Jezus in de verwachting van Gods Koninkrijk. Het is er nog niet. Het is de tijd dat het Evangelie van Jezus Christus, Zoon van God, op heel de aarde verteld moet worden. Pas als dat voltooid is, zal Jezus terugkomen om de aarde te oordelen.

Herkenbaar:
Herkenbaar is de onmacht die uit het eerste deel van de psalm spreekt. "Voorzeker, de fundamenten worden omvergehaald! Wat kan de rechtvaardige dan doen?" (vers 3). Mooi is het beeld dat ertegenover staat van Gods heiligheid en verhevenheid waartoe we de toevlucht mogen nemen. Vaak blijkt dat God niet door kracht of geweld werkt, maar door Zijn Geest (profetie van Zacharia, 4, 6).

Profetisch:
Dat God de rechtvaardige beproeft en dat de oprechten Zijn aangezicht zullen zien (vers 7) kunnen we toepassen op het komende Koninkrijk van God, waarin degenen die door het geloof in God als rechtvaardig worden gerekend, bij God in de nieuwe hemel en nieuwe aarde zullen leven. Deze belofte wordt herhaald in de Openbaring aan de apostel Johannes (22, 4). God zegt tot ons:
"Wie dorst heeft, zal Ik voor niets te drinken geven uit de bron van het water des levens. Wie overwint, zal alles beërven, en Ik zal voor hem een God zijn en hij zal voor Mij een zoon zijn." (21, 6-7)

maandag 30 januari 2017

Psalm 9 en 10 - Liefde en haat

Vorig bericht schreef ik over Psalm 9 en 10, geschreven in een tijd van terrorisme. In Psalm 9 en 10 bidt David tot God om de aanslagen van de vijanden van Israël te stoppen en deze vijanden voor altijd uit te roeien, om zelfs hun naam voor altijd uit te wissen.

Is zo'n gebed goed? Jezus gebiedt toch:
Heb uw vijanden lief; doe goed aan hen die u haten.
Zegen hen die u vervloeken, en bid voor hen die u belasteren. Bied hem die u op de ene wang slaat, ook de andere. Verhinder hem die het bovenkleed van u afpakt, niet ook uw onderkleed te nemen. Maar geef aan ieder die iets van u vraagt, en eis niet terug van hem die neemt wat van u is. En zoals u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo.
En als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars hebben degenen lief die hen liefhebben.
En als u goeddoet aan hen die aan u goeddoen, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars doen hetzelfde.
En als u leent aan hen van wie u hoopt terug te ontvangen, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars lenen aan zondaars, om hetzelfde terug te ontvangen.
Maar heb uw vijanden lief en doe goed, en leen zonder te hopen iets terug te krijgen. Dan zal uw loon groot zijn en zult u kinderen van de Allerhoogste zijn, want Hij is goedertieren over de ondankbaren en slechten. Wees dan barmhartig, zoals ook uw Vader barmhartig is (evangelie van Lukas, 6, 27-36)

Jezus roept dus op tot liefhebben van zelfs vijanden. Daarin gaf Hijzelf, Gods Zoon, het grootste voorbeeld, omdat Hij voor ons stierf aan het kruis. Zelfs toen bad Jezus voor zijn vijanden: "Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen" (evangelie van Lukas, 23, 34).

Ook de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan laat zien dat we onze vijanden moeten liefhebben. Daarin helpt een Samaritaan (een volk wat de Joden verachtten) een Jood die door struikrovers is overvallen en voor dood is achtergelaten, terwijl een Joodse priester en leviet de gewonde Joodse man links laten liggen. Jezus vraagt dan: "Wie van deze drie denkt u dat de naaste geweest is van hem die in handen van de rovers gevallen was?" (evangelie van Lukas, 10)

De gelijkenis maakt duidelijk dat er door iedereen een beroep op onze hulp wordt gedaan. Een filosoof die dit mooi beschrijft is de Duits-Joodse filosoof Martin Buber (1878-1965) in het boekje "Ik en Jij". Hij beschrijft dat er twee grondhoudingen zijn tot de ander: we kunnen een ander als een 'jij' beschouwen, of we kunnen diegene als 'een van de velen' beschouwen. De eerste relatie kun je aanduiden met het woordpaar Ik-Jij, de tweede met het woordpaar Ik-Het. Het eerste is persoonlijk, tijdelijk, alle aandacht vereisend, het tweede is onpersoonlijk, met betrekking tot het verleden of de toekomst, begrenzend. Het beroep dat de andere persoon, 'jij', op ons doet, is groot.

Wat gebeurt er als je 'jij' zegt (zoals Buber het bedoelt) tegen je vijand? Dan zullen ook zijn daden (in het verleden) even buiten beschouwing staan en zul je hem zien als mens. Je zult hem misschien zo zien als hij hulp nodig heeft en hem helpen.

In Psalm 9 en 10 lijkt het dat David niet voldoet aan het gebod van ook je vijanden zelfs lief te hebben, dat Jezus zoveel later uitsprak. Het lijkt erop dat David liefst zo snel mogelijk de dood van zijn vijand ziet.

Kan het eigenlijk wel, terroristen als personen liefhebben? Zijn zij niet te onmenselijk geworden? Moeten we stoppen ze lief te hebben?

Nee, dat moeten we niet. Jezus bad immers al: "Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen" (evangelie van Lukas, 23, 34).

We moeten dus een onderscheid maken tussen de daden van een terrorist, en de persoon zelf. We mogen bidden dat God de daden van IS verijdelt en tegengaat, en tegelijk bidden dat God de daders als persoon tot inkeer wil brengen.

Daarmee is niet gezegd dat een persoon die verkeerd doet niet uiteindelijk veroordeeld zal worden als hij daarin doorgaat. De ultieme rechtspraak van God zal gaan over de daden van mensen. Maar tot het definitieve oordeel, dat zal komen als Jezus naar de aarde terugkeert, en wanneer het Koninkrijk van God zal beginnen waarin geen kwaad meer zal zijn, is er uitstel. Ieder mens heeft tot zijn dood uitstel om zich als persoon te veranderen en een persoon te worden die goede daden doet door de vruchten van Gods Geest.

We schreven bij Psalm 9 en 10 al dat deze psalmen profetisch zijn en vooruitzien naar het Koninkrijk van God. Davids gebed om herstel, het verslaan van alle vijanden in zijn land, zelfs het uitwissen van de herinnering aan de daden van de vijanden, kan ook zo worden gezien als gebed om het Koninkrijk van God, en minder als een persoonlijk haatbetoon aan zijn vijanden. Het is eerder een honger en dorst naar recht!

Dit verlangen naar Gods Koninkrijk zal vervuld worden. Het is één van de beloften van Jezus:
Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden.
Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.
Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden.
Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.
Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.
Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn. (evangelie van Mattheüs, 5)

vrijdag 6 januari 2017

Psalmen - 9 en 10

Vandaag wil ik graag bloggen over Psalm 9 en 10. Ze vormen één geheel, dat is te zien in het Hebreeuws aan de beginletters van de verzen die alfabetisch zijn. Vers 2/3 van psalm 9 beginnen met 'a', vers 4 met 'b', vers 6 met 'c', enzovoort, tot en met 't' (de laatste letter van het Hebreeuwse alfabet) in psalm 10 vers 17. Ik heb de verzen gegroepeerd per letter omdat het vrij belangrijk is voor de inhoud van de psalm.

1 Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘Dood van de zoon'.

2 Ik zal de HEERE loven met heel mijn hart,
ik zal al Uw wonderen vertellen.
3 In U zal ik mij verblijden en van vreugde opspringen,
ik zal voor Uw Naam psalmen zingen, o Allerhoogste!

4 Want mijn vijanden zijn teruggedeinsd,
zij zijn gestruikeld en van voor Uw aangezicht omgekomen.
5 Want U hebt mijn recht en mijn rechtszaak behartigd,
U hebt Zich gezet op de troon, o rechtvaardige Rechter.

6 U hebt de heidenvolken bestraft, de goddeloze omgebracht,
hun naam uitgewist, voor eeuwig en altijd.


7 O vijand, zijn de verwoestingen voor altijd voltooid?
Hebt u steden weggerukt?
Hun nagedachtenis is met hen vergaan!

8 Maar de HEERE zetelt voor eeuwig,
Hij heeft Zijn troon gereedgemaakt voor het gericht.
9 Hij Zelf zal de wereld oordelen in gerechtigheid
en over de volken op billijke wijze rechtspreken.
10 De HEERE is een veilige vesting voor de verdrukte,
een veilige vesting in tijden van benauwdheid.
11 Wie Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen,
omdat U, HEERE, niet hebt verlaten wie U zoeken.

12 Zing psalmen voor de HEERE, Die te Sion woont,
verkondig onder de volken Zijn daden.
13 Want Hij eist vergelding voor vergoten bloed, Hij denkt daaraan,
Hij vergeet het hulpgeroep van de ellendigen niet.

14 Wees mij genadig, HEERE,
zie mijn ellende aan, mij aangedaan door wie mij haten,
U Die mij opheft uit de poorten van de dood.
15 Dan zal ik al Uw loffelijke daden vertellen in de poorten van de dochter van Sion,
mij verheugen in Uw heil.

16 De heidenvolken zonken in het graf dat zij maakten;
hun voet raakte gevangen in het net dat zij heimelijk spanden.
17 De HEERE is bekend geworden, Hij heeft recht gedaan.
De goddeloze raakt verstrikt in het werk van zijn eigen handen.

18 De goddelozen keren terug, naar de hel [(het dodenrijk)] toe,
alle heidenvolken, die God vergeten.

19 Want de arme wordt niet voor altijd vergeten,
de hoop van de ellendigen vergaat niet voor eeuwig.
20 Sta op, HEERE, laat de sterveling zich niet sterk maken;
laat de heidenvolken voor Uw aangezicht geoordeeld worden.
21 HEERE, jaag hun vrees aan;
laat de heidenvolken weten dat zíj stervelingen zijn.

(Psalm 10)
1 HEERE, waarom blijft U van verre staan?
Waarom verbergt U Zich in tijden van benauwdheid?
2 Fel en hoogmoedig achtervolgt de goddeloze de ellendige.
Laat hen gegrepen worden in de listige plannen die zij bedacht hebben!
3 Want de goddeloze beroemt zich over zijn hartenwens;
hij zegent de gierigaard, hij lastert de HEERE.
4 De goddeloze, met zijn neus trots omhoog, onderzoekt niet.
Al zijn gedachten zijn: Er is geen God!
5 Zijn wegen bezorgen te allen tijde verdriet.
Uw oordelen gaan hem te hoog, hij houdt ze ver van zich;
al zijn tegenstanders blaast hij weg.
6 Hij zegt in zijn hart: Ik zal niet wankelen,
want van generatie op generatie zal mij geen onheil treffen.
7 Zijn mond is vol vervloeking, bedrog en list,
onder zijn tong is kwaad en onrecht.
8 Hij ligt in een hinderlaag in de dorpen,
op verborgen plaatsen doodt hij de onschuldige,
zijn ogen loeren op de arme.
9 Hij ligt in een hinderlaag op een verborgen plaats,
zoals een leeuw in zijn schuilplaats;
hij ligt in een hinderlaag om de ellendige te overvallen,
hij overvalt de ellendige als hij hem in zijn net trekt.
10 Hij duikt neer, hij bukt zich,
en de arme valt in zijn sterke poten.
11 Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten,
Hij heeft Zijn aangezicht verborgen,
Hij ziet het in eeuwigheid niet.

12 Sta op, HEERE God, hef Uw hand op,
vergeet de ellendigen niet.

13 Waarom lastert de goddeloze God?
Waarom zegt hij in zijn hart: U zult geen rekenschap eisen?
14 Ú ziet het wél, want U aanschouwt de moeite en het verdriet,
opdat men het in Uw hand geeft;
op Ú verlaat de arme zich,
U bent geweest een Helper van de wees.

15 Breek de arm van de goddeloze en de kwaaddoener,
eis rekenschap van hem over zijn goddeloosheid, tot U er niets meer van vindt.

16 De HEERE is Koning, eeuwig en altijd;
de heidenvolken zijn uit Zijn land verdwenen.
17 U hebt de wens van de zachtmoedigen gehoord, HEERE,
U zult hun hart versterken, Uw oor zal er acht op slaan
18 om de wees en de verdrukte recht te doen.
Dan zal een aardse sterveling voortaan geen geweld meer bedrijven.

Bevreemdend:
Een van de dingen die opvalt is dat Psalm 10 begint met een heel stuk (vers 1 t/m 11) in de mineur, terwijl Psalm 9 juist heel opgetogen is. De opgetogen verzen die God roemen om Zijn recht zijn voor mij het meest bevreemdend. David lijkt zich namelijk te verblijden in de straf van anderen.

Het komt over alsof de verzen in mineur moeilijk te rijmen zijn met de opgetogen verzen. Hoe kun je nu zo blij zijn en vervolgens zo mineur verdergaan? Als je het Hebreeuws van de psalm bekijkt, zie je wel iets opvallends: bij de verzen in mineur zijn een heel aantal letters van het alfabet overgeslagen. Het is alsof David daarmee wilde laten zien dat deze verzen niet echt bij de rest van de psalm passen.

Toch staan ze erin. Ze laten iets zien van de trieste contekst van de psalm. De psalm is niet geschreven in een veilige maatschappij waarin je gerust kunt leven. Je zou kunnen zeggen: deze psalm is geschreven in een tijd van terrorisme en aanslagen, waarvan er veel dodelijk waren.

Ik schreef al dat ik het bevreemdend vind dat David zich lijkt te verblijden in de straf van anderen. Als die 'anderen' terroristen zijn, kan ik me er iets bij voorstellen dat hij zich verblijdt als hun aanslag mislukt. Dat maakt deze psalm heel actueel!

Herkenbaar:
De gijzeling in het restaurant in Bangladesh, de bomaanslagen tijdens Ramadan in Baghdad, de aanslag in Nice, de zelfmoordterroristen in Kabul, de aanslag op de kerstmarkt in Berlijn: als je Psalm 9 en 10 leest met deze aanslagen in gedachten is het alsof ze voor vandaag geschreven zijn. Eigenlijk zouden deze psalmen eens voorgelezen moeten worden ter nagedachtenis aan de slachtoffers en nabestaanden.

Profetisch:
Voor hen biedt de psalm ook een profetisch perspectief. Jehovah is voor altijd Koning (vers 16). Dat zullen we pas echt zien als Gods Koninkrijk werkelijkheid wordt. Dan zal echt gelden dat er geen geweld meer zal zijn (vers 18), en dat de wees (de nabestaande) en de verdrukte (het slachtoffer) recht gedaan zullen worden (vers 17). Dat is ook het Evangelie (de goede boodschap) van Jezus: het Koninkrijk van God is dichtbij! Door Jezus Christus, Zijn Zoon heeft God ons bekend gemaakt hoe dat Koninkrijk zal komen, en dat het geen Koninkrijk van geweld is! Daarvoor heeft Jezus geleden en is Hij opgestaan. Daarom zal Hij ook de wereld oordelen.

Uit het leven en de woorden van Jezus wordt wel duidelijk dat het kwaad niet alleen bestaat in de grofste vormen van geweld. Ook in onze daden en gedachten is veel wat Gods Koninkrijk niet zien kan. Jezus zegt het nadrukkelijk: Tenzij u opnieuw geboren wordt kunt u het Koninkrijk van God niet zien (evangelie van Johannes, 3)!