In een vorig bericht schreef ik over de visioenen die God aan de profeet Daniël liet zien. Hier wil ik vervolgen met de twee laatste visioenen van Daniël.
Daniël bevond zich in Babylon in ballingschap. Hij was meegenomen door de legers van Babel die Jeruzalem veroverden en verwoestten. Toch kreeg hij in zijn visioenen niet alleen het herstel te zien - het komende vrederijk van God - maar ook een nieuwe periode van verwoesting. Er staat dat Daniël daar "verbijsterd" over was (Daniël 8:27). Dat is niet verwonderlijk.
Daniël zag ook Gods profetieën deels in vervulling gaan, namelijk doordat het Perzische wereldrijk het Babylonische wereldrijk opvolgde. In deze omstandigheid ("in het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht van de Meden, die koning was gemaakt over het koninkrijk van de Chaldeeën") gaat Daniël in gebed (Daniël 9). Hij heeft in de profetie van Jeremia gelezen dat God na 70 jaar ballingschap om zal zien naar de Joden en hen zal terugbrengen (Jeremia 29:10-14). Ook staat er dat God na deze 70 jaar Babel zal vergelden voor hun daden (Jeremia 25:12). Als Daniël de vergelding aan Babel ziet (doordat de macht aan Darius de Meder is gegeven) bidt hij ook voor de andere belofte: het herstel van de tempel en Jeruzalem.
Daniël vraagt in dit gebed of God de zonden wil vergeven en wil omzien naar de verwoeste stad en tempel. Als hij hierom bidt, zal hij ook gedacht hebben aan het vorige visioen over de verwoesting door de toekomstige koning die God hem liet zien (Daniël 8)? Ik denk het wel. Als God Daniël antwoordt door middel van een engel, is dat de engel Gabriël die hij in het vorige visioen (Daniël 8) ook heeft gezien. Gabriël zegt dat hij gezonden is om Daniël de betekenis te laten begrijpen.
Gabriël legt uit dat er zeventig weken zijn bepaald over het volk Israël, "om de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, de ongerechtigheid te verzoenen, om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, om visioen en profeet te verzegelen, en om de Heiligheid van de heiligheden te zalven". Het vorige visioen wat Daniël gezien heeft is onderdeel van een groter plan van God. Er is geen willekeur bij Hem.
De zeventig weken zijn als volgt verdeeld:
- 7 weken vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen
- 62 weken tot op Messias, de Vorst
- Na de 62 weken zal de Messias uitgeroeid worden en Jeruzalem en de tempel verwoest worden. 1 Week zal hij (de Messias) voor velen het verbond versterken. Halverwege die week zal de Messias slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Er zijn vastbesloten verwoestingen, zelfs tot het einde toe.
Daniël krijgt het grotere geheel te zien. Ik geloof dan ook dat dit een visioen is dat tot het einde van de aarde geldt. De Messias (gezalfde), is Jezus Christus. 'Christus' betekent immers 'gezalfde'. En wie anders dan Jezus, Gods Zoon, zouden we de 'Heiligheid der heiligheden' kunnen noemen die gezalfd is?
De Messias wordt voor de laatste week uitgeroeid, maar hij "versterkt voor velen het verbond" in de "week" die erop volgt. Jezus stierf voor mijn en jouw zonden aan het kruis. Maar door Zijn opstanding versterkt hij voor velen - voor ieder die in Hem gelooft - het verbond. Dus terwijl de verwoestingen doorgaan, gaat ook het werk van de Messias door.
Het is zo dat voor het onderwerp van "hij maakt het verbond voor velen sterk" ook "het volk van een vorst" die Jeruzalem en de tempel zal verwoesten, gelezen kan worden (het woord 'volk' kan mannelijk of vrouwelijk zijn in het Hebreeuws). Of "de vorst" van dat volk. Toch geloof ik vast dat het gelezen moet worden over de Messias. We hoeven niet blind te zijn over wat er in de geschiedenis gebeurd is - Jezus heeft het verbond van God met Zijn volk Israël sterk gemaakt, maar ook voor de mensen uit de andere volken die in Hem geloven.
Halverwege de week houden de offers op en wordt er over een "vleugel van verwoestende gruwel" gesproken (Daniël 9:27), woorden die later ongeveer herhaald worden (11:31, 12:11) en die Jezus Zelf ook herhaalt als Hij over de toekomst spreekt (Mattheüs 24:15/Markus 13:14/Lukas 21:20). Het woord "verwoesting" kan ook vertaald worden met "verlating". Ik denk dat het voor de hand ligt om dit toe te passen op de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in het jaar 70 na Christus. Daar gebeurde hetzelfde wat onder Antiochus IV Epifanes was gebeurd: de altijd brandende kandelaar werd gedoofd, de offers hielden op, de tempel werd tot de grond toe afgebroken. De Westmuur die nu nog rest is slechts een buitenmuur van de stad en het plateau waarop de tempel stond, geen overblijvende muur van de tempel, zie Flavius Josephus, "De Joodse oorlog", boek VII, 1.1. Letterlijk is uitgekomen wat Jezus zei:
"En toen Hij uit de tempel ging, zei een van Zijn discipelen tegen Hem: Meester, kijk, wat een stenen en wat een gebouwen! En Jezus antwoordde hem: Ziet u deze grote gebouwen? Er zal niet één steen op de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden." (Markus 13:1-2)
Deze gebeurtenis van de verwoesting in 70 na Christus is een van de grootste in de geschiedenis van het Jodendom, dus het zou vreemd zijn als deze gebeurtenis niet in de zeventig weken zou voorkomen.
Ik denk dat de periode van "verwoesting" of "verlating" van de tempel voort zal duren tot het einde, tot de tempel hersteld zal worden door God, als Jezus terugkomt en het vrederijk van God aanbreekt. Dat is denk ik besloten in de verbijsterende woorden in Daniël 9:27: "Er zal daarover een vleugel van verwoestende gruwel zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste". We zien inderdaad een onafgebroken periode van verwoesting en onderdrukking van de Joden. Alleen God kan daar een totaal einde aan maken.
Er zijn ook andere toepassingen gemaakt van de 70 weken. Een ervan is de 'Makkabese' uitleg die de 'Messias' op Judas de Makkabeeër toepast. Maar om redenen die ik al genoemd heb (Judas was niet 'de Heiligheid der heiligheden') vind ik dat niet passen. Ik zie ook niet echt een optie om de 70 weken toe te passen op een letterlijke tijdsperiode van 490 jaar (een 'week' is gewoon hetzelfde Hebreeuws woord als 'zeven', dus 70 weken = 70 zeventallen = 490 jaar). Het "woord om terug te keren" gaat uit in 538vC (zie Ezra 1:1) als Zerubbabel van Cyrus toestemming krijgt om terug te keren en de tempel te herbouwen. Als we daarvandaan rekenen tot het ophouden van het offer, 69,5 week = 486,5 jaar later, komen we in 51vC uit. Dat klopt niet met het jaar 70nC, ook niet met het jaar 168vC waarin het offeren ophield onder Antiochus IV. Na het eerste woord om terug te keren was er nog een tweede terugkeer onder Ezra rond 458vC (zie Ezra 7:9). Als we daarmee rekenen komen we voor de opbouw (in 7 weken, 49 jaar) uit rond 409vC, het jaar van de Messias is dan het jaar 29nC, het ophouden van het offer 33nC en het einde 36nC. Hierbij klopt het jaar van de Messias wel best precies - Jezus is gaan prediken toen Hij 30 jaar oud was, en schijnt niet precies in het jaar 0 geboren te zijn maar iets ervoor. Sommigen leggen dan uit dat het offeren 'ophield', ophield nodig te zijn en van betekenis te zijn, toen Jezus voor onze zonden stierf als het Offerlam van God. Hoewel ik dat een mooie gedachte vind, begrijp ik dan de laatste helft van de laatste week niet waarmee de 70 weken eindigen - of zou dan alles letterlijk zijn behalve dat laatste stukje, wat dan nog voortduurt? Anderen stellen de laatste week uit tot het einde en stellen dat er nog een plotselinge herbouw van de tempel gaat komen, die dan weer verwoest wordt drieëneenhalf jaar voordat Jezus terugkomt. Daar heb ik moeite met het schrappen van alle tijd vanaf de opstanding van Jezus, alsof die van geen enkele betekenis is voor het volk Israël. Bij beiden begrijp ik niet waarom vanaf de tweede terugkeer wordt gerekend (onder Ezra) en niet de eerste (onder Zerubbabel). Ik ga dus zelf uit van niet-letterlijke weken, die als 'perioden' gezien moeten worden. De wederopbouw is snel (7 weken), tot de Messias duurt het nog lang (69 weken) vanaf het visioen van Daniël. En de laatste week is kort, zoals Jezus zegt: "Ik kom spoedig" (Openbaring 22). We leven in de laatste dagen (Hebreeën 1).
Daniël 9 eindigt nogal abrupt. We lezen niets over een antwoord van Daniël aan de engel, of van zijn reactie op de boodschap. We lezen alleen in Daniël 10 dat, een niet precies bekende tijd later, hij drie weken aan het rouwen is. Daniël doet dat terwijl hij "er met heel zijn hart op toelegt om inzicht te krijgen en zich verootmoedigt voor Gods aangezicht" (vers 12). Dan krijgt hij niet een nieuw visioen, maar krijgt van een engel te horen "wat is opgetekend in het boek van de waarheid" (Daniël 10:21).
De uitleg die Daniël krijgt, en die beschreven staat in Daniël 11 en 12, is een heel precieze profetie over de koningen van het Seleucidische en Ptolemaeische rijk. Dat zijn twee rijken die voortkwamen uit het Griekse wereldrijk van Alexander de Grote. De profetie is heel duidelijk in de geschiedenis terug te zien. Het komt tot een climax als de "Koning van het Noorden" (de Seleucidische vorst Antiochus IV Epifanes) de tempel en de stad Jeruzalem ontheiligt (Daniël 11:31). Uit de contekst blijkt duidelijk dat het hier om Antiochus IV gaat, en dus niet om de verwoesting van de tempel door Titus in 70nC. Echter, na deze gebeurtenis zijn de woorden van de profetie minder eenduidig. Ik denk dat de woorden "... tot de tijd van het einde, want het wacht nog tot de vastgestelde tijd" (Daniël 11:35) een lange periode overbruggen. De blik gaat over van Antioches IV naar een laatste wereldheerser die nog moet komen. Over deze laatste wereldheerser die overwonnen wordt door Jezus zelf lazen we al in de eerste visioenen van Daniël, en lezen we ook in de Openbaring van Jezus aan Johannes (hoofdstuk 13 en 17). Het is in elk geval duidelijk dat deze laatste uitleg ophoudt als de doden zullen opstaan, en dus bij de wederkomst van Christus en het laatste oordeel (Daniël 12:2)
Een paar dingen blijven over om over na te denken. Allereerst de periode die het duurt voordat er een einde komt "aan deze wonderlijke dingen". Daniël hoort deze vraag stellen aan de engel. De engel antwoordt en zweert bij de Eeuwige God, dat het "een vastgestelde tijd, vastgestelde tijden en een helft" zal zijn tot het einde. Dit zou hetzelfde kunnen zijn als de "helft van de laatste week": 3 en een halve dag. De tijd lijkt ook herhaald te worden in Daniël 12:11: "Van de tijd af dat het steeds terugkerende offer weggenomen zal worden en de verwoestende gruwel opgesteld zal zijn, zijn het duizend tweehonderdnegentig dagen. Welzalig is hij die blijft verwachten en duizend driehonderdvijfendertig dagen bereikt." De 1290 dagen zijn ongeveer 3,5 jaar (3,5 jaar van 365 dagen plus 12,5 dagen). De 1335 dagen zijn 45 dagen, anderhalve maand erna. Zelf denk ik dat deze periode ook herhaald wordt in Openbaring 11: de heidenen zullen de buitenste voorhof 42 maanden (3,5 jaar) vertrappen, en de getuigen 1260 dagen profeteren (3,5 jaar van 360 dagen). Ik denk ook dat het herhaald wordt in Openbaring 12: de vrouw (Israël) die het Kind (Jezus) gebaard heeft vlucht naar de woestijn, en God voedt haar daar 1260 dagen (12:6), "een tijd, tijden en een halve tijd" (12:14).
Een andere plaats waar "tijd, tijden en een halve tijd" terugkomen is in Daniël 7:25. Dan gaat het over hoe lang de laatste hoorn van het laatste beest aan de macht zal zijn, die door Gods gericht zal worden verslagen. Dat gaat dus over de laatste wereldheerser. Dit lijkt mij een tweede periode te zijn die misschien wel letterlijk 3,5 jaar beslaat. We vinden ook deze periode herhaald in Openbaring 13: het beest spreekt 42 maanden lang godslasteringen (13:5).
In Daniël 12:1 staat ook genoemd: "Het zal een benauwde tijd zijn, zoals er niet geweest is sinds er een volk is geweest tot op die tijd". We horen dit herhaald in de woorden van Jezus als Hij over de toekomst en verwoesting van de tempel spreekt (Mattheüs 24:15/Markus 13:14/Lukas 21:20). De woorden van Jezus zijn heel duidelijk van toepassing op de belegering van Jeruzalem (Lukas 21:20). Toch vraag ik me nog steeds af of dit alleen gaat over de belegering in 70nC, wat inderdaad een van de meest vreselijke tijden is geweest. Lees maar in Flavius Josephus "De Joodse oorlog": er was voor de wrede Romeinen te weinig hout voor kruisen om de opstandelingen te kruisigen, en de inwoners van Jeruzalem stierven massaal van honger, de straten en huizen waren gevuld met lijken. Of gaat dit over de tijd die begint met de belegering van Jeruzalem tot het einde? Dat zou wel een heel lange periode zijn. Of was het misschien Jezus' bedoeling om te waarschuwen voor de verschrikkelijke belegering van Jeruzalem in 70nC, maar tegelijkertijd ook voor de laatste belegering van de laatste wereldheerser van Jeruzalem? Ik denk dat het wel eens een waarschuwing voor beiden kan zijn. Want meteen daarop waarschuwt Jezus ook voor valse Messiassen (de antichrist), wat wijst op de laatste wereldheerser (zie Mattheüs 24:23/Markus 13:21).
Wanneer zijn de laatste drieënhalve dag van de laatste week voorbij? Alleen God weet het. Maar we zien de tekenen al in vervulling gaan: het evangelie heeft de uithoeken van de aarde bereikt, verschillende verloren gewaande stammen van de Israëlieten keren terug naar hun land, en de mens wordt steeds meer een mens die God lastert en wetteloos is. Jezus waarschuwt ons:
"En er zullen tekenen zijn in zon, maan en sterren, en op de aarde benauwdheid onder de volken, in radeloosheid vanwege het bulderen van zee en golven.
En het hart van de mensen zal bezwijken van vrees en verwachting van de dingen die de wereld zullen overkomen, want de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden. En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid. Wanneer nu deze dingen beginnen te geschieden, kijk dan omhoog en hef uw hoofd op, omdat uw verlossing nabij is.
En Hij sprak tot hen een gelijkenis: Kijk naar de vijgenboom en naar alle bomen. Zodra ze uitlopen en u dat ziet, weet u uit uzelf dat de zomer al nabij is. Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien geschieden, weet dan dat het Koninkrijk van God nabij is.
Voorwaar, Ik zeg u dat dit geslacht zeker niet voorbij zal gaan, totdat alles geschied is. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen beslist niet voorbijgaan.
Wees op uw hoede dat uw hart niet op enig moment bezwaard wordt door roes en dronkenschap en door zorgen over de alledaagse dingen, en dat die dag u niet onverwachts overkomt. Want als een strik zal hij komen over allen die op het hele aardoppervlak wonen. Waak dan te allen tijde en bid dat u waardig geacht zult worden om al die dingen die gebeuren zullen, te ontvluchten, en om te kunnen bestaan voor de Zoon des mensen." (Lukas 21:25-36)
Lees hier een vervolgbericht