maandag 23 december 2024

God is geduldig

In een vervolg op eerdere afleveringen over Gods barmhartigheid en genade wil ik het nu over de derde eigenschap hebben die God over Zichzelf noemt (in Exodus 34:6): Hij is geduldig (Statenvertaling: lankmoedig).

In het Hebreeuws staat er: lang tot toorn, ארך אפים ("erech apayiem"), waarbij het tweede woord van de Hebreeuwse stam אָנַף ("anaf") komt, boos of toornig zijn. Ik vind de vertaling "traag tot toorn" zelf een mooie.

Er zijn twee dingen waar God geen last van heeft:

  1. onterechte boosheid
  2. terechte boosheid die te ver gaat

Onterechte boosheid hebben wij (tenminste ik) al snel. Irritatie op een verkeerd moment, boosheid als reactie op een moeilijke situatie, boosheid op iemand waarbij de toedracht ingewikkelder is dan we op het eerste gezicht zien. Gods toorn is nooit onterecht en nooit onrechtvaardig.

Maar Gods terechte toorn is daarnaast ook nog eens beperkt. God is traag tot deze terechte toorn. Hij stelt deze zo lang mogelijk uit, zeker als Hij weet dat het averechts zal werken. Hij is niet driftig of opvliegend. Als het nodig is zal God Zijn toorn wel laten blijken, maar Hij zal die ook weer afwenden als er bekering is. God kropt Zijn toorn niet op zoals wij wel doen, om daarna met een extra grote uitbarsting af te reageren. God gaat liever aan Zijn toorn voorbij en houdt deze in om Zijn liefde en genade te bewijzen. Hij is uit op onze genezing, niet om Zijn "gelijk te halen". Daarom danken Gods kinderen hun HEER voor Zijn toorn (Jesaja 12:1). Zij danken Hem dat Hij toornig is geworden, omdat het voor hun bestwil was, maar danken ook dat Hij Zijn toorn heeft afgewend en hen troost.

Wie als mens zijn toorn inhoudt, wordt een beter dan een dapper held genoemd (Spreuken 16:32). Het is dwaas om snel boos te zijn (Spreuken 14:17). Het maakt de overtredingen talrijk (Spreuken 29:22). Het is een sieraad om aan toorn voorbij te gaan (Spreuken 19:11).

Terechte toorn is wél een eigenschap van God. Hij wordt een "naijverig" God genoemd (אל קנא, "el qanaa"), Die niet toestaat dat degenen die Hem hebben leren kennen terugkeren tot de bedrieglijke afgoden. Hij is een jaloers God in de positieve zin, zoals een man of vrouw terecht niet wil dat zijn of haar echtgenoot of echtgenote vreemdgaat (Deuteronomium 4:24, 5:9, 6:15). Ook houdt God de schuldige zeker niet voor onschuldig (Exodus 34:7). Terechte toorn bestaat er dus zeker bij God. Maar Hij stelt deze dus ook zo lang mogelijk uit en bewijst liever Zijn liefde en genader als wij ons bekeren tot Hem.

Als er één bijbelboek is over Gods toorn is het wel de Klaagliederen van Jeremia. Het boek is vol van de straf van God in Zijn toorn. Maar exact in het centrum van het boek staat 3:33: "Niet van harte verdrukt Hij en bedroeft Hij mensenkinderen". God doet het niet van harte, Zijn hart vindt geen vreugde in toorn. In het boekje "Zachtmoedig en nederig van hart" left Dane Ortlund hier de vinger bij dat oordelen Gods "vreemde werk" is en niet Zijn "natuurlijke werk" (hoofdstuk 15).

We weten dat Jezus aan het kruis onze straf heeft gedragen en het schuldoffer voor ons heeft gebracht. Soms wordt dat zo geformuleerd dat Jezus "Gods toorn" heeft gedragen (Heidelbergse catechismus vraag 14, 17, 37, het avondmaalsformulier van Dordt). Ik heb het nagezocht, maar kan dit niet terugvinden. In bijvoorbeeld het bijbelboek Hebreeën, wat heel duidelijk uitlegt waarom Gods Zoon moest lijden, wordt niet gezegd dat Jezus de toorn van God droeg - wel dat Hij de straf van God voor onze zonden droeg en Zichzelf als een offer in onze plaats opofferde.

Gods uitstel van toorn gaat heel ver. In Jeremia 15:15 lijkt Jeremia zelfs bang te zijn dat Gods geduld met zijn vervolgers zijn leven zal kosten! Petrus schrijft dat God traag tot toorn is (μακροθυμέω, "makrotumeo", een vrij letterlijke vertaling van erech apayiem) en dat daarom de wereld nog niet geoordeeld is en Gods Koninkrijk nog niet gekomen. Tot op de dag van vandaag is het Gods lange geduld dat niet wil dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen (2 Petr. 3:9).

maandag 9 december 2024

God is genadig

Het vorige bericht schreef ik over Gods barmhartigheid of liefde. De tweede eigenschap waarmee God Zichzelf bekendmaakt is genadig.

Waar bij het woord "barmhartig" (Hebreeuws "rachum") geen sprake is van een relatie tussen een meerdere (God) en een mindere (de mens), is dat bij het woord "genadig" (Hebreeuws חנון, "chanun") juist wel. Het woord komt van het werkwoord "chanan", wat ook vertaald kan worden als "je neerbuigen voor" (zoals in 1 Kon. 8:33, Psalm 30:8 voor gebed). Het kan dus soms gebruikt worden voor mensen die zich voor God neerbuigen, maar wordt vaker gebruikt voor God die Zich tot ons neerbuigt. De hoge, almachtige God, Die heel de hemel met al haar sterrenstelsels en de aarde met al haar wonderen gemaakt heeft, buigt ons neer tot ons mensen. Hij laat ons "genade vinden in Zijn ogen". Het wordt niet alleen voor God gebruikt, maar ook voor mensen die een gunst aan andere mensen verlenen (bijv. Psalm 112:5, Ester 2:15).

In het Nieuwe Testament wordt het woord "chanun" het meest vertaald met het Griekse woord χάρις ("charis", bijv. Luk. 1:30). (In Rom. 9:15 wordt het Griekse ελεος ("eleos") gebruikt.) Elke brief in het Nieuwe Testament begint ongeveer met het toewensen van "Genade en vrede" - ik denk dat dat een vertaling is van de priesterlijke zegen in Numeri 6:24-26:

De HEERE zegene u
en behoede u!
De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten
en zij u genadig!
De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u
en geve u vrede!

Als je weet dat "genade" en "neerbuigen" met elkaar te maken hebben, weet je ook dat "charismata", de genadegaven die God ons geeft door Zijn Geest, bedoeld zijn als gaven waar de rijke en hoge God afdaalt tot ons kleine en arme hart.

Ik denk ook aan het woord "genade" bij de tekst Lukas 2:14 waar de engelen zingen over de geboorte van de Heere Jezus:

Eer zij aan God in de hoogste hemelen,
en vrede op aarde, in mensen van welbehagen.

"Mensen van welbehagen" zou je wat mij betreft ook kunnen vertalen met "mensen van genade". Wat is er immers een grotere tegenstelling dan tussen de allerhoogste God en de mensen op aarde? Misschien kun je het zelfs vertalen met: "Glorie aan de allerhoogste God, en op aarde vrede in de mensen van genade". Dat de allerhoogste God mens werd is de meest onbegrijpelijke genade. God buigt Zich neer tot de aarde, omdat Hij genadig is.

Misschien is het ten slotte mooi om te weten dat er heel veel namen van het woord "genade" zijn afgeleid, zoals Johannes (Jehova chanan, Jehova is genadig) of Hanna.

zaterdag 30 november 2024

God is barmhartig

In Exodus (34:6) spreekt God tot Mozes Zijn eigen Naam uit. Deze Naam van God wordt door heel de Bijbel herhaald. Zijn eigen Naam is:

"HEERE, HEERE, God,

barmhartig en genadig,

geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw,

Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden,

Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft,

maar Die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht."

Gods Naam is dus:

  • HEERE: De eigennaam van God, Jehova, die betekent: "Ik zal zijn" of "Ik ben"
  • God: Jehova is de enige God en machtige
  • barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw: Dit zijn Gods belangrijkste eigenschappen die iedereen moet weten.
  • Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft, maar Die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.: Zo regeert God de wereld. Allereerst door goed te doen aan duizenden. Als tweede door heel veel te vergeven. Als laatste door te oordelen. (Tussen haakjes: De zonde van de vaders wordt niet aan de kinderen aangerekend, maar het gaat er hier over dat als de kinderen en kleinkinderen ongerechtigheid blijven doen tegen Gods wet in, ze net als hun vaders geoordeeld zullen worden. In Exodus 20 staat er "aan de derde en vierde generatie die Mij haten".)

In deze blog wil ik stil gaan staan bij de eigenschappen van God, om te beginnen met barmhartig.

Voor moslims moet dit trouwens ook een bekend woord zijn want het staat met twee woorden in soera 1 van de Koran: "ٱلرَّحۡمَٰنِ ٱلرَّحِيمِ", "alrachmaan alracheem", twee keer een variant van dezelfde stam "racham".

Wat leren we in de Bijbel over Gods barmhartigheid? Ik wil een paar dingen delen die mij opvielen toen ik zocht op het Hebreeuwse woord voor "barmhartig" in Exodus 34:6, רחום "rachum".

  • Het woord wordt vaak gebruikt voor Gods vasthoudende liefde voor wie zich van God heeft afgekeerd of tegen Hem heeft gezondigd, maar terugkeert tot Hem. Het wordt ook vaak gebruikt in combinatie met "genadig", חנון "channun". (Een selectie van teksten: Deut. 4:31, 2 Kon. 13:23, Neh. 9:31, Ps. 51:1, Jes. 30:18, Jona 4:2, Zach. 1:12.)
  • Bij "barmhartig" denk ik aan "de barmhartige Samaritaan", dus aan iemand die iemand anders helpt. Toch gaat het woord "racham" daar niet per se over. Het woord wordt ook gebruikt voor de liefde van een moeder voor haar kind (Jesaja 49:15) en voor een vader voor zijn kinderen (Psalm 103:13), maar ook voor de liefde van Jozef voor zijn jongere broer Benjamin als hij die weer ziet na jaren (Genesis 43:30).
  • Veelzeggend is dat het Hebreeuwse woord "rechem" "baarmoeder" betekent. Ook "racham" wordt een aantal keer gebruikt om de baarmoeder aan te duiden. Dus de liefde van een moeder voor haar kind in haar heeft iets te maken met het Hebreeuwse woord wat wij met "barmhartig" vertalen.
  • Je zou denken dat er bij "barmhartigheid" sprake is van een relatie tussen een meerdere (God) en een mindere (de mens). Toch is dat niet zo, want hetzelfde woord wordt gebruikt door David voor zijn liefde voor God (Psalm 18:2). Daar is het vertaald met "Ik heb U hartelijk lief, HEERE".

Daarom denk ik dat "God is barmhartig" misschien nog wel beter vertaald zou kunnen worden met "God is liefde"! (Zo wordt het in Romeinen 9:25 ook vertaald met ἀγαπάω, liefhebben.)

God heeft niet alleen degenen lief die Hem willen gehoorzamen. In het bijbelboek Jona, wat elke Jom Kippoer (de feestdag van verzoening) nog in de synagoge gelezen wordt, staat het bijzondere voorbeeld dat God barmhartig is over Ninevé. Ninevé was de hoofdstad van Assyrië, een staat die Gods volk Israël telkens vijandig is geweest. Jona wil eerst niet naar Ninevé om te prediken dat God haar zal oordelen, want hij weet dat God barmhartig en genadig is! Hij reist een andere richting op naar Tarsis per schip. Maar God laat dat schip bijna vergaan in een storm en Jona weet dat het door hem komt. Daarom zegt hij: Gooi mij maar overboord. God beschikt een grote vis die Jona opslokt en weer op het strand uitspuwt. Als Jona dan naar Gods bevel in Ninevé predikt over Gods komende oordeel, gaan de mensen van Ninevé massaal vasten en bidden en kondigt de koning nationale rouw af. God ziet dat ze zich bekeren van hun verkeerde weg en God laat het oordeel niet komen. "En God kreeg berouw over het kwade dat Hij gezegd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet."

En nu komt er iets onverwachts: Jona is boos op God, omdat Hij het oordeel niet liet komen. Hij zegt: "Daarom ben ik het voor geweest door naar Tarsis te vluchten! Want ik wist dat U een genadig en barmhartig God bent, geduldig en rijk aan goedertierenheid, Die berouw heeft over het kwaad" (Jona 4:2). Jona weet dat God barmhartig is (en ook Zijn andere eigenschappen uit Exodus 34:6), en Jona vluchtte omdat hij het wist dat God zelfs Zijn vijanden zou vergeven.

Later zal Jezus dat bevestigen: "Heb uw vijanden lief" (Mattheüs 5:44). Ook staan de barmhartigen in een van de negen zaligsprekingen: "Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden." (Mattheüs 5:7). Hier gaat het om de Griekse woordstam ελεος ("eleos") (in 1 Petrus 2:10 een vertaling van "rachum"). (Hetzelfde woord "eleos" wordt bebruikt om het woord "genadig" ("channun") en "goedertieren" ("chesed") te vertalen trouwens: bijv. Rom. 9:5, Matt. 9:13. Ook het woord οἰκτος "oiktos" wordt gebruikt als vertaling voor "rachum", Rom. 9:15.)

In de Bijbel staat ook de ontstellende boodschap dat God Zijn barmhartigheid wegneemt van Israël. In Hosea 1:6 moet de profeet Hosea zijn dochter "Lo-ruchama" noemen, wat betekent "Niet barmhartig". Welke hoop is er nog voor ons, als God Zijn barmhartigheid wegneemt? Hosea mag echter ook aan Israël beloven dat God zal terugkeren naar Zijn volk Israël en mag zijn dochter "Ruchama" noemen. Ik geloof dat wij dat in onze tijd vervuld gaan zien. (Zie ook Jeremia 16:5 en 16:14.)

Misschien denk je: ik geloof niet dat God barmhartig is. Hoe kan er anders zoveel onmenselijk lijden in de wereld zijn?

Lijden is er zeker. Maar het komt niet voort uit een onbarmhartig God. De dood is de ontstellende straf op en het gevolg van het verlaten van God. Als we in het lijden op God zien, weten we dat Hij alle tranen van onze ogen zal afwissen (Openbaring 21).

Integendeel, we kunnen zeggen dat Gods barmhartigheid elke dag weer te zien is, op zoveel momenten van die dag, en voor zoveel mensen. God laat de zon opkomen over goede en slechte mensen. God geeft ons voedsel, kleding, en zoveel meer zegeningen. Het lijden is de ontstellende uitzondering op deze regel. Gods barmhartigheid is het grote "normaal" wat wij zo vaak negeren, omdat we het gewend zijn. We kunnen daarom echt zeggen: God omringt ons, God kroont ons als het ware met barmhartigheid (Psalm 103:4). Gods barmhartigheid is over al Zijn werken (Psalm 145:9).

Een voetnoot over het Nederlandse woord "barmhartig". Het komt van hetzelfde woord als "ontfermen". Je zou het niet zeggen misschien, maar "bi + arm + hartig" maakt "barmhartig" en "af + armen" maakt "ontfermen". Dus "barmhartig" is hetzelfde als "een ontfermend hart" (vergelijk ook het woord "erbarmen").

vrijdag 1 november 2024

Psalm 22

In deze blog wil ik stilstaan bij psalm 22.

Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De hinde van de dageraad’.

2. Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten,
bent U ver van mijn verlossing, van de woorden van mijn jammerklacht?
3. Mijn God, ik roep overdag, maar U antwoordt niet,
en 's nachts, maar ik vind geen stilte.

4. Maar U bent heilig,
U troont op de lofzangen van Israël.
5. Op U hebben onze vaderen vertrouwd,
zij hebben vertrouwd en U hebt hen bevrijd.
6. Tot U hebben zij geroepen en zij zijn gered,
op U hebben zij vertrouwd en zij zijn niet beschaamd.

7. Maar ik ben een worm en geen man,
een smaad van mensen en veracht door het volk.
8. Allen die mij zien, bespotten mij;
zij trekken de lippen op, zij schudden het hoofd en zeggen:
9. Hij heeft zijn zaak op de HEERE gewenteld – laat Die hem bevrijden!
Laat Die hem redden, als Hij hem genegen is.

10. U bent het toch Die mij uit de buik hebt getrokken,
Die mij vertrouwen gaf, toen ik aan mijn moeders borst lag.
11. Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af,
vanaf de moederschoot bent U mijn God.
12. Blijf dan niet ver van mij, want de nood is nabij;
er is immers geen helper.

13. Vele stieren hebben mij omringd,
sterke stieren van Basan hebben mij omsingeld.
14. Zij hebben hun muil tegen mij opengesperd
als een verscheurende en brullende leeuw.

15. Als water ben ik uitgestort,
ontwricht zijn al mijn beenderen;
mijn hart is als was,
het is gesmolten diep in mijn binnenste.
16. Mijn kracht is verdroogd als een potscherf,
mijn tong kleeft aan mijn gehemelte;
U legt mij in het stof van de dood.

17. Want honden hebben mij omsingeld,
een horde kwaaddoeners heeft mij omgeven;
zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord.
18. Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen;
en zij, zij zien het aan, zij kijken naar mij.
19. Zij verdelen mijn kleding onder elkaar
en werpen het lot om mijn gewaad.

20. Maar U, HEERE, blijf niet ver weg;
mijn sterkte, kom mij spoedig te hulp.
21. Red mijn ziel van het zwaard,
mijn eenzame ziel van het geweld van de hond.
22. Verlos mij uit de muil van de leeuw
en van de hoorns van de wilde ossen.
Ja, U hebt mij verhoord.

23. Ik zal Uw Naam mijn broeders vertellen,
in het midden van de gemeente zal ik U loven.
24. U die de HEERE vreest, loof Hem;
alle nakomelingen van Jakob, vereer Hem;
wees bevreesd voor Hem, alle nakomelingen van Israël.

25. Want Hij heeft de ellendige in zijn ellende
niet veracht en niet verafschuwd;
Hij heeft Zijn aangezicht niet voor hem verborgen,
maar Hij heeft gehoord, toen hij tot Hem riep.

26. Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente,
/> mijn geloften zal ik nakomen in bijzijn van wie Hem vrezen.
27. De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden;
wie de HEERE zoeken, zullen Hem loven.
Uw hart zal voor eeuwig leven.

28. Alle einden der aarde
zullen eraan denken en zich tot de HEERE bekeren:
alle geslachten van de heidenvolken
zullen zich voor Uw aangezicht neerbuigen.
29. Want het koningschap is van de HEERE,
Hij heerst over de heidenvolken.

30. Alle groten der aarde
zullen eten en zich neerbuigen.
Allen die in het stof neerdalen
en hun ziel niet in het leven kunnen behouden,
zullen voor Zijn aangezicht neerbukken.

31. Het nageslacht zal Hem dienen,
en aan de Heere toegeschreven worden tot in generaties.
32. Zij zullen komen en Zijn gerechtigheid verkondigen
aan het volk dat geboren zal worden,
want Hij heeft het gedaan.

Bevreemdend

Deze psalm gaat over de vertwijfeling en het roepen tot God in onze ellende. Ik denk dat iedereen dat kan herkennen. Wat wel vreemd aandoet zijn de poëtische beelden die in de psalm gebruikt worden. "Verdroogd als een potscherf" is een beeldspraak die wij niet meer zouden gebruiken, en "ontwrichte beenderen" vinden wij wat overdreven als poëtische omschrijving voor vermoeidheid of zwakte. Ook zullen we vijandschap van mensen om ons heen niet snel omschrijven als een kudde stieren of een troep honden. In Nederland kun je wel tegenover één stier of één hond komen te staan die je liever niet tegenkomt, maar meerdere zal niet zo snel gebeuren. Wellicht dat onze uitdrukking "een hongerige meute wolven" of "een zwerm horzels" er nog het meest in de buurt komt.

Herkenbaar

Als we door ellende getroffen worden in dit leven, bijvoorbeeld een ziekte, ernstig ongeluk of het verlies van een geliefde, kunnen we ons weleens afvragen: Waar is God? Waarom gebeurt dit? Waarom staat God toe dat dit gebeurt? In moeilijke omstandigheden gaan we bidden, ook als we dat anders nooit doen, en roepen we God om hulp of ter verantwoording. En het lijkt dan soms dat alles hetzelfde blijft, dat er geen antwoord komt. We kunnen boos worden en God de schuld geven - maar dat doet David in deze psalm niet. Zijn vertrouwen op God blijft bestaan ondanks dat hij het niet begrijpt. Zijn liefde tot God blijft, wat blijkt uit hoe hij tot God blijft bidden. Daarin kunnen wij van hem leren: wie in geloof, in vertrouwen op God blijft, zal niet beschaamd worden. Als we daarentegen in het lijden ons geloof in God overboord gooiden, zullen we dat geloof als we het goed hebben niet meer denken nodig te hebben en zullen we blijven volhouden dat God er niet is.

Als we al niet boos op God worden, vergeten we vaak om met hart en ziel op Hem te vertrouwen. Dat vergt overgave van alles van ons en het geloof in wat niet zichtbaar is (Hebreeën 10).

En als God ons op ons gebed heel veel kracht geeft en ons wonderlijk helpt, dan vergeten we soms God ervoor te danken en Hem ervan de eer te geven. Dan hebben we soms te weinig geloof om onze verlossing aan God toe te schrijven, denken we "ik heb het gewoon wat overdreven" en schamen we ons misschien zelfs dat we God gebeden hebben in onze nood. In psalm 22 is dit niet zo: David geeft God uitbundig dank voor alles wat Hij heeft gedaan.

Profetisch

De eerste zin van deze psalm werd door Jezus, Gods Zoon, geciteerd toen Hij voor onze zonden aan het kruis hing: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?" In elk lijden is de Heere Jezus daarom met ons, want deze lijdenspsalm is zoals zoveel andere lijdenspsalmen in Hem vervuld.

Aan het einde van deze psalm is er de vooruitblik op het eeuwige Vrederijk wat zal komen. "Alle einden van de aarde zullen zich voor Uw aangezicht neerbuigen." Zoals in veel andere psalmen is de boodschap van verlossing voor alle volken, en dat is zeker vervuld: over heel de wereld is het Evangelie verkondigd.

dinsdag 8 oktober 2024

De wet van God

Nadat alle volken het evangelie van Jezus Christus hebben leren kennen, is het de vraag geworden welke betekenis de wet van God (of: het onderwijs van God, Zijn instructies) heeft. Daarop zijn verschillende antwoorden gekomen. Die verschillende antwoorden zijn:
  1. Het is hypocriet als je niet heel de wet van God houdt. Wij, de gelovigen uit de volken, moeten gaan leven zoals de Joden.
  2. De wet doet er niet meer toe zodra je in Jezus Christus gelooft. We zijn helemaal vrij van de wet en worden in ons leven geleid door Gods Geest Zelf.
  3. 'De wet' is een aanduiding voor verschillende dingen. Een deel moet iedereen houden, een ander deel was en is alleen voor het Joodse volk.
Een gemeenschappelijke factor van deze antwoorden is dat de wet goed is, maar niet leidt tot onze verlossing. Die verlossing is gebracht door Jezus Christus.

Toch maakt het nog best wat uit welk antwoord je geeft. Bij het eerste antwoord ligt het gevaar op de loer dat je alsnog gaat denken dat jouw leven volgens de wet het eeuwige leven verdient, en dat het offer van Jezus Christus voor de zonden maar bijzaak is. Dan heb je absoluut niet de hoofdzaak van de wet begrepen, want de hoofdzaak is dat God heilig is en dat de verzoening buiten ons ligt (zie eerdere berichten daarover). Als je op het houden van de wet je vertrouwen gaat stellen, verlies je Christus (Gal. 5:2, Kol. 2:8).

Bij het tweede antwoord is er een even groot gevaar dat je gaat denken dat wat jij ook maar verzint, direct van Gods Geest komt, terwijl het in werkelijkheid uit je eigen zondige geest ontspringt die zich nog steeds niet aan God wil onderwerpen.

Als we het onderwijs van Jezus Christus en de apostelen goed lezen, komen we op het derde antwoord uit, namelijk dat 'de wet' een aanduiding is voor verschillende bepalingen:
  1. Een ceremoniële wet, die zoals een schaduw afbeeldt wat is en wat zal komen, zoals de offer van het paaslam wees op het lijden en sterven van Christus voor onze zonden;
  2. Een civiele of burgerlijke wet die het volk Israël tot een voorbeeld stelt van alle volken;
  3. Een ethische of zedelijke wet die voor iedereen waar ook ter wereld en zowel vroeger als vandaag geldt.
De ceremoniële wet is geen voorschrift voor alle volken, maar alleen voor de Joden. Dat geldt voor de besnijdenis (Kol. 2:11, Gal. 2:12, Gal. 5:2, Hand. 15:1), de voedselwetten (Kol. 2:16, Rom. 14:17), de feestdagen (Kol. 2:16, Rom. 14:5, Gal. 4:10). Dat geldt ook voor de civiele of burgerlijke wet. De wet van geboden en bepalingen is tenietgedaan, het was een scheidsmuur die de andere volken als het ware buitensloot omdat zij deze niet konden houden (Ef. 2:15). 

De ethische of zedelijke wet geldt daarentegen nog steeds. Meteen nadat de apostel Paulus schrijft "U bent volmaakt geworden in Hem (Christus)" (Kol. 2:10), schrijft hij: "Dood dan uw leden die op de aarde zijn: ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte, en de hebzucht, die afgoderij is. Door deze dingen komt de toorn van God over de ongehoorzamen" (Kol. 3:5-6). Meteen nadat hij schrijft "Sta dan vast in de vrijheid waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft" (Gal. 5:1), laat de apostel erop volgen: "Want u bent tot vrijheid geroepen, broeders, alleen niet tot die vrijheid die aanleiding geeft aan het vlees; maar dien elkaar door de liefde. Want de hele wet wordt in één woord vervuld, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf" (Gal. 5:13-14). Jezus Zelf zegt dat geen komma of punt (jota of tittel) van de wet voorbij zal gaan tot de hemel en aarde voorbijgaan (Matt. 5:18), en laat met zijn uitleg die daarop volgt zien dat het over de tien geboden gaat die God gaf bij de berg Sinaï. Jezus legt keer op keer uit dat de ethische wet gaat over ons hart (Mark. 7:21, Mark. 8:15, Mark. 12:29, Mark. 12:40).

Waarom geldt de ceremoniële en civiele wet niet meer voor alle volken? Als Gods wet goed is, waarom zou deze dan niet door iedereen gehouden moeten worden? En zijn er in de ceremoniële wet niet prachtige lessen voor iedereen? Zou het houden ervan niet tot meer eenheid tussen Joden en andere volken leiden? 

Het antwoord op deze vragen is meervoudig. Allereerst is er een praktisch probleem, vooral als het gaat om het houden van de civiele wet. Dat is dat Israël een aparte staat is die zijn eigen wetten kan bepalen, maar gelovigen uit de andere volken kunnen de rechtspraak in hun land niet zomaar veranderen, omdat zij onderworpen zijn aan een eigen overheid. De Bijbel roept ons niet op tot revolutie, maar tot het onderwerpen aan de overheid, omdat alle machten door God uitgedeeld zijn - de revolutie moet in ons hart plaatsvinden (Rom. 13). Maar wat als er een christelijke overheid is, zou die dan niet de wetten van God kunnen volgen zoals ze aan Israël gegeven zijn? Ook hier is het antwoord nee. Het vrederijk van God komt er niet doordat wij Zijn goede wetten op gaan leggen aan anderen. God heeft Zelf deze wetten op Israël gelegd, maar dat betekent niet dat wij dat kunnen nadoen. Gods Koninkrijk van vrede zal zeker komen, maar doordat Hij Zelf zal ingrijpen en de wereld zal oordelen.

Ten tweede heeft God het Zelf niet gewild dat Zijn ceremoniële wet aan gelovigen uit alle volken werd opgelegd. Het doel van de ceremoniële wet is om ons te leren over Wie God is. Dat doel hebben zelfs de Joden niet altijd begrepen. Door de profeet Micha laat God zeggen: "Wat vraag ik van u, behalve recht te doen en barmhartigheid?" Door de profeten Jesaja, Jeremia en Ezechiël zegt God: "Uw offers, uw gebeden, uw feestdagen zijn voor Mij afschuwelijk". Door de profeet Zefanja zegt God: "Zoek gerechtigheid, zoek zachtmoedigheid". Dat kwam omdat Israël de ceremoniële wet wel hield, maar intussen de ethische wet overtrad. De hoofdzaak van de ceremoniële wet is dat de verlossing buiten ons ligt. Als dat verandert naar "De verlossing ligt in mijn houden van de wet", dan ontstaat er hoogmoed (zonde tegen het eerste gebod), onbarmhartigheid (zonde tegen het zesde gebod), dan wordt Gods wet naar de letter gehouden maar eraan voorbijgegaan dat we deze nooit volmaakt met ons hart kunnen houden. We zijn allen zondig, en worden alleen door het geloof gerechtvaardigd (Rom. 1-5). We moeten door dat geloof leven; niet meer in angst, maar met vrede in ons hart (Rom. 8:5). We moeten de verlossing van de zonden die we nog doen verwachten (Rom. 8:23). Dat is ook de echte betekenis van de beloften aan Israël (Rom. 9:30).

Ten derde moet de eenheid tussen de Joden en de andere volken bestaan uit de beloofde Messias, Jezus Christus. Jezus heeft met Zijn lijden het door God beloofde nieuwe verbond aangegaan (Mark. 14:24, Jer. 31:33). Hij maakt door Zijn verlossing Jood en andere volken vrij van de veroordeling van de wet. Hij is het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt.

donderdag 26 september 2024

Psalm 21

Vandaag lezen we psalm 21:

Een psalm van David, voor de koorleider.

2. HEERE, de koning verblijdt zich over Uw macht.
Hoezeer is hij verheugd over Uw heil!
3. De wens van zijn hart hebt U hem gegeven;
het verzoek van zijn lippen hebt U hem niet onthouden. Sela

4. Want U komt hem tegemoet met rijke zegeningen;
op zijn hoofd zet U een kroon van zuiver goud.
5. Leven heeft hij van U verlangd en U hebt het hem gegeven,
lengte van dagen, eeuwig en altijd.
6. Groot is zijn eer dankzij Uw heil,
met majesteit en glorie hebt U hem bekleed.
7. Want U stelt hem voor eeuwig tot grote zegen,
U verheugt hem met blijdschap, met Uw aangezicht.

8. Want de koning vertrouwt op de HEERE;
door de goedertierenheid van de Allerhoogste wankelt hij niet.
9. Uw hand zal al Uw vijanden vinden,
Uw rechterhand zal hen die U haten, vinden.
10. U zult hen als een vurige oven maken,
ten tijde dat U Uw aangezicht laat zien.
De HEERE zal hen in Zijn toorn verslinden,
het vuur zal hen verteren.
11. U zult hun vrucht wegdoen van de aarde,
hun nageslacht onder de mensenkinderen.

12. Want zij hebben kwaad tegen U beraamd;
zij hebben een listig plan bedacht,
maar zijn tot niets in staat.
13. Want U zult hen tot een doelwit maken,
met Uw boog zult U op hun gezicht richten.
14. Verhef U, HEERE, in Uw macht;
dan zullen wij zingen en Uw macht met psalmen loven.

Bevreemdend

Het eerste gedeelte van de psalm is een herkenbaar danklied. Als je in plaats van "de koning" je eigen naam invult is het heel herkenbaar.

Maar vanaf vers 9 gaat het over Gods vijanden. Let op: er staat Gods vijanden, niet mijn vijanden. Het gaat dus niet om een persoonlijke vete maar om mensen die God tegenstaan. Je zou kunnen zeggen dat we daar in Nederland behoorlijk veel van hebben, niet alleen atheïsten en mensen die andere goden dienen, maar ook mensen die zich christen noemen maar niet naar Zijn Woord leven. Ook wij waren Gods vijanden, maar zijn met Hem verzoend door het bloed van Zijn Zoon. Gods vrienden zijn niet beter, maar zijn bevrijd van de gevangenschap en tegenstand tegen God.

Met Gods vijanden zal het niet goed aflopen, tenzij ze tot inkeer komen. De vreugde van degene die God dient, staat in schril contrast met de onbezorgdheid van degenen die zonder God leven. Aan zulke onbezorgdheid komt een onverwacht einde.

Herkenbaar

De vreugde die er is in het dienen van de levende God is groot. Wij mogen Zijn macht, liefde en genade elke dag zien in de schepping om ons heen, in ons eigen leven, in de rijke zegeningen die Hij ons geeft. Meer nog weten wij van Zijn liefde in het geven van Zijn Zoon om ons van onze zonden te verlossen.

Wij weten ten slotte ook dat God deze wereld zal oordelen. We weten dat Zijn Vrederijk zal komen, waar geen pijn of verdriet meer is. God zal opkomen voor degenen die gedood, verdrukt, mishandeld zijn. We weten dat alle vijanden van God verslagen zullen worden, als ze niet voor Zijn genade zullen leren buigen.

Profetisch

Met deze psalm mogen we uitzien naar het komende Koninkrijk van God, waarin ook wij die door genade Gods kinderen zijn, als koningen mogen regeren. We mogen ons ook verheugen over Davids Zoon, Jezus Christus, die ons als Koning van God gegeven is, die Zijn vijanden zal overwinnen en die eeuwig zal regeren.

dinsdag 13 augustus 2024

God is heilig: hoger dan onze gedachten

In eerdere berichten schreef ik over de dienst van verzoening en over Gods rechtvaardigheid en heiligheid in het bijbelboek Leviticus. Dit is een vervolg naar aanleiding van de daarop volgende hoofdstukken van Leviticus (vanaf hoofdstuk elf).

Leviticus 11 gaat over "reine" en "onreine" dieren. De reine dieren mochten gegeten worden, de onreine niet gegeten en hun kadavers niet aangeraakt. Leviticus 12 gaat over onreinheid bij kraamvrouwen, Leviticus 13-14 over onreinheid bij de ziekte van melaatsheid en Leviticus 15 over onreinheid bij andere ziekten of omstandigheden. De kernwoorden zijn dus "rein" en "onrein".

Wat is "rein" en "onrein" eigenlijk, en wat leren deze wetten ons over God? Ik vind het opmerkelijk dat de apostel Paulus de wetten in Leviticus 11 bijvoorbeeld rekent tot symbolische wetten ("schaduwen") in de brief aan de gemeente in Kolosse (hoofdstuk 2, vers 17). De symboliek is me niet meteen duidelijk - ze klinken vooral als erg praktische wetten op gebied van hygiëne en gezond eten, waarin de Bijbel zijn tijd ver vooruit was (zie ook het boek 'Moderne wetenschap in de Bijbel'). 

Maar dat is hoe ik met mijn moderne bril, met de inzichten van nu, naar deze wetten kijk, besef ik me door de woorden van Paulus. De wetten van Leviticus waren in hun tijd onbegrijpelijk en onverklaarbaar anders: er was geen wetenschappelijke verklaring waarom juist dat ene dier gegeten mocht worden, geen verklaring waarom je op die manier met melaatsen om moest gaan (bacteriën waren nog niet zichtbaar in die tijd), geen verklaring voor de andere wetten over onreinheid. De wetten van God waren hoger dan de gedachten van mensen, heel anders dan de gewoonten van de tijd, onverklaarbaar anders. En dat is precies wat we ervan over God leren: Gd is hoger dan onze gedachten, Hij weet wat goed voor ons is ook als wij het niet begrijpen. Hij is onze Schepper die ons en Zijn schepping door en door kent. Wij worden onrein op manieren die wet niet eens weten en God reinigt ons op manieren die wij niet konden bedenken. God is totaal anders dan wij, hoger dan wij, volkomen heilig en rein, en wij zijn telkens weer onrein en moeten telkens weer gereinigd worden.

Voor onreinheid was ook een offer nodig - zelfs bij bijvoorbeeld onreinheid van kraamvrouwen na de geboorte van het kindje. Dat is onverwacht, want er is toch geen sprake van "schuld" of "zonde". Toch moest er een brandoffer en zondoffer worden gebracht. Dit benadrukt - denk ik - dat God heilig is, zo heilig dat ook onopzettelijke onreinheid van ons een offer kost om verzoend te worden met God.

Zo leert Leviticus 11-15 dus over Gods heiligheid en onze beperktheid, en over de herhaalde verzoening die ervoor nodig is tussen ons en God.

vrijdag 9 augustus 2024

Psalm 20

Laten we nadenken over de volgende psalm:

Een psalm van David, voor de koorleider.

2. Moge de HEERE u verhoren in de dag van benauwdheid,
de Naam van de God van Jakob u in een veilige vesting zetten.
3. Moge Hij u hulp zenden uit het heiligdom
en u ondersteunen uit Sion.
4. Moge Hij aan al uw graanoffers denken
en uw brandoffer tot as verteren. Sela
5. Moge Hij u overeenkomstig de wens van uw hart geven
en al uw voornemens in vervulling doen gaan.
6. Wij zullen juichen over uw heil
en de vaandels opheffen in de Naam van onze God.
Moge de HEERE al uw verlangens vervullen.
7. Nu weet ik dat de HEERE Zijn gezalfde verlost!
Hij zal hem verhoren uit Zijn heilige hemel,
met machtige daden van heil door Zijn rechterhand.
8. Dezen vertrouwen op strijdwagens en die op paarden,
maar wíj zullen de Naam van de HEERE, onze God in herinnering roepen.
9. Zíj kromden zich en vielen,
maar wíj zijn opgestaan en staande gebleven.
10. HEERE, verlos;
moge die Koning ons verhoren op de dag dat wij roepen.
Bevreemdend
Waar wij gewend zijn aan een "scheiding van kerk en staat", of liever: een seculiere staat, waarbij de koning weinig godsdienst toont om voor iedereen koning te zijn, gaat psalm 20 over een gebed van de gemeente voor een godsdienstige koning. Trouwens, ik ben niet tegen een scheiding van kerk en staat, want God Zelf maakte die scheiding al tussen koningen en priesters. Dat voorkomt machtsmisbruik van de koning in de kerk en machtsmisbruik van de priesters in de staat, iets wat inderdaad kwalijk is. Maar die scheiding tussen een godsdienstige koning en de kerk is wel wat anders dan een seculiere staat, waarin mensen in de regering niet meer worden geacht het geloof in God te belijden. Psalm 20 vormt hier een contrast mee.

Waar wij inschattingen maken van de sterkte van onze defensie door middel van het aantal gevechtsvliegtuigen en tanks en marineboten, spreekt psalm 20 van vertrouwen op de Naam van God alleen. In Nederland kan dat ook nog steeds, maar de Naam van God is niet zo sterk verbonden met Nederland dat we onwrikbaar kunnen geloven dat God ons zal verlossen als er oorlog komt. Integendeel: in Nederland gebeurt er heel veel wat lijnrecht tegen Gods goede geboden in gaat, en een aanklacht is naar de hemel.

Zelfs al zouden we een door-en-door godsdienstige natie zijn met een godvrezende koning, dan nog zijn de zegenbeden van psalm 20 niet meteen herkenbaar. Er is wat afstand in ons om een zegenbede zomaar uit te spreken. Zou dat er mee te maken hebben dat we eeuwen van scheiding tussen geestelijkheid en het volk hebben, waarin het volk geen zegen hoorde uit te spreken? Of met welvaart-gevoed individualisme, waarin ieder voor zichzelf kan zorgen? Of is het dat we het verleerd zijn om over God te spreken in ons dagelijks leven? Of voelen we ons, ondanks het gebrachte offer van Christus tot onze vrijkoping, te onwaardig om een zegenwens in Zijn Naam uit te spreken? Er is in elk geval nogal wat nodig voordat ik deze psalm kan inleven. Toch denk ik dat dergelijke barrières doorbroken mogen worden en we naar elkaar zegenwensen mogen uitspreken en zingen.

Daarom is het extra leerzaam om deze psalm te lezen en ervan te leren. Laten we bedenken wat voor ons bevreemdend is en deze psalm weer leren zingen voor iedereen die met God wil leven.

Ten slotte, graanoffers en brandoffers (vers 4) worden al eeuwen lang niet meer gebracht, sinds de tempel in het jaar 70 werd verwoest. Als we het snel lezen zouden we het kunnen interpreteren als "mag God waarderen wat u aan Hem geeft". Alsof God offers nodig heeft! Nee, we moeten het zien in de contekst van de symboliek van het offer, zoals ik in een eerder bericht beschreef: het offer is nodig omdat wij tekortschieten en zelfs in onze ijver tot God onvolmaakt zijn. Als God onze offers niet accepteert, is er geen enkel verwijt naar Hem te maken - het zou zelfs terecht zijn. Ook het accepteren van onze offers is Genade van God.

Herkenbaar
Bijzonder is dat in één en dezelfde psalm de zegenbeden staan, en ook meteen het vaste vertrouwen dat God deze zal vervullen: "Nu weet ik dat de HEERE Zijn gezalfde verlost! Hij zal hem verhoren uit Zijn heilige hemel."

Zoals gezegd - veel herkenbaars is er niet in deze psalm, behalve het geloof dat God de bron van alle goeds is. Dat maakt deze psalm extra leerzaam.

Profetisch
"Wij zijn opgestaan en staande gebleven" - deze psalm spreekt een vast vertrouwen uit in de toekomst. Dat vaste vertrouwen zal vervuld worden in het komende Koninkrijk van God. Jezus zegt al (Matt. 28):
"Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld."

Amen. 

woensdag 24 juli 2024

Psalm 19

Zo'n zeven jaar geleden startte ik met een serie blogs over de psalmen. Het lezen van de psalmen geeft veel herkenning - van hoe je tot God kunt bidden, hoe je Hem kunt prijzen en danken, hoe je je kunt voelen en waarvan je verlost moet worden. Ik heb besloten om dat eens te benoemen om er minder over heen te lezen. Daarnaast zijn er ook verzen in de psalmen die niet zo herkenbaar zijn en zelfs wat afstand scheppen tot de psalmen omdat ze bevreemdend zijn. Om daar ook juist over na te denken en de psalmen meer in ons hart te kunnen sluiten, heb ik de berichten over de psalmen opgedeeld in een kopje "Bevreemdend" en een kopje "Herkenbaar". Ten slotte sluit ik af met een kopje "Profetisch" wat gaat over dingen die de dichter van de psalm niet wist maar wij inmiddels door Gods openbaring wel weten, en die in het verlengde liggen van wat de psalm zegt. 

Laten we stilstaan bij psalm 19.
Een psalm van David, voor de koorleider.

2. De hemel vertelt Gods eer,
het gewelf verkondigt het werk van Zijn handen.
3. Dag op dag spreekt overvloedig,
nacht op nacht geeft kennis door.
4. Geen spreken is er, geen woorden zijn er,
hun stem wordt niet gehoord.
5. Hun richtlijn gaat uit over heel de aarde,
hun boodschap tot aan het einde van de wereld.
Hij heeft daar een tent opgezet voor de zon.
6. En die is als een bruidegom, die zijn slaapkamer uit gaat;
hij Pred. 1:5is vrolijk als een held om snel het pad te lopen.
7. Aan het ene einde van de hemel is zijn opgang,
zijn omloop is tot het andere einde;
niets is verborgen voor zijn gloed.
8. De wet van de HEERE is volmaakt,
zij bekeert de ziel;
de getuigenis van de HEERE is betrouwbaar,
zij geeft de eenvoudige wijsheid.
9. De bevelen van de HEERE zijn recht,
zij verblijden het hart;
het gebod van de HEERE is zuiver,
het verlicht de ogen.
10. De vreze des HEEREN is rein,
zij houdt voor eeuwig stand;
de bepalingen van de HEERE zijn waarachtig,
met elkaar zijn zij rechtvaardig.
11. Zij zijn begerenswaardiger dan goud,
ja, dan veel zuiver goud;
en zoeter dan honing
en honingzeem uit de raat.
12. Ook wordt Uw dienaar daardoor gewaarschuwd,
in het houden ervan ligt groot loon.
13. Wie zou al zijn afdwalingen opmerken?
Reinig mij van verborgen afdwalingen.
14. Weerhoud Uw dienaar ook van hoogmoed.
Laat die over mij niet heersen;
dan zal ik oprecht zijn
en vrij van grote overtreding.
15. Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart
welgevallig zijn voor Uw aangezicht,
HEERE, mijn rots en mijn Verlosser!
Bevreemdend 
De woorden van psalm 19 zijn een wereld van herkenning. Een paar weken geleden stapte ik uit het vliegtuig - niet dat ik zo graag vlieg, want het is niet goed voor de schepping - en ik had de zon als een held zijn pad zien lopen en het gewelf Gods eer zien verkondigen. Je hoeft er niet voor in het vliegtuig te stappen trouwens - vanaf de aarde is het evengoed te zien hoe groot God moet zijn die hemel en aarde gemaakt heeft. 

Wat bevreemdend kan zijn in deze psalm is dat David zó blij is met Gods wet. Wij hebben ontzag voor Gods wet (als we in God geloven), maar zijn we er ook zó blij mee? Het is een herinnering om van harte dankbaar te zijn dat God ons onderwijs geeft hoe we moeten leven zodat het goed is voor ons en onze naaste. Het is een herinnering dat we bevrijd zijn uit de duisternis van ons hart, dat deed wat het wilde en wat niet goed was, en zijn overgebracht in het licht van de gemeenschap met God. En voor wie alleen het boek van de schepping herkent: word wakker en lees ook het boek van Gods Woord. Het is zuiverder dan goud en zoeter dan honing.

Herkenbaar
Zoals gezegd is Davids loflied op Gods schepping heel herkenbaar. Ook herkenbaar is zijn gebed dat God zijn hart onderzoekt en hem reinigt van zijn afdwalingen, ook degene die hij niet opmerkt. Wij praten ons gedrag al gauw goed en zijn makkelijk schijnheilig en hoogmoedig. We mogen steeds weer om vergeving en om reiniging en leiding vragen. Dat hebben we dagelijks nodig.

Profetisch
De HEERE is mijn rots en mijn Verlosser - zo eindigt de psalm met een heenwijzing naar Jezus,  de Verlosser van onze zonden. Ook het gebed om reiniging van het hart is een gebed om de Heilige Geest, die God door Jezus Christus heeft uitgestort voor alle gelovigen.

dinsdag 16 juli 2024

God is heilig

Naar aanleiding van Leviticus 1-6a stonden we in een vorige bericht stil bij Gods rechtvaardigheid en bij de verzoening die er nodig is voor onze zonden. In de volgende hoofdstukken van Leviticus leren we er nog meer over.

In Leviticus 6b en 7 lezen we hoe de priesters de offers, genoemd in Leviticus 1-6, moeten brengen. Het voelt op het eerste gezicht niet als zo belangrijk, maar daar komen we later op terug. Leviticus 8-10 beschrijft de wijding van Aäron en zijn zonen als priesters. 

Levicus 10 beschrijft een zeer schokkende gebeurtenis. Terwijl Aäron en zijn vier zonen net gewijd zijn tot priester, waarbij zeven dagen lang brandoffers, zondoffers en dankoffers aan God werden gebracht, sterven twee van Aärons zonen, Nadab en Abihu, doordat ze niet precies de voorschriften van God volgen. Ze offeren wierook op het reukofferaltaar met vuur dat niet van het brandofferaltaar afkomstig is, maar elders is aangestoken. Als zij daarmee de tabernakel binnen gaan tot vlak voor het heilige der heiligen, waar het reukofferaltaar stond, gaat er een vuur uit van God en doodt hen.

Waarom? Waarom zou God de goede intentie van de twee zonen van Aäron, die Hem waren toegewijd en Hem offers brachten, afkeuren en hen doden op zo'n ongelukkig moment? Het lijkt wreed in onze ogen. Toch kunnen we er bij nader inzien ook iets anders in zien. Dat is dat de symboliek van het offer van zo grote betekenis is en dat het zozeer buiten ons tot stand komt, door Gods genade alleen, dat elke menselijke variatie en afwijking op dit door God geboden offersymbool allerernstigst is. Een bediening van verzoening waarbij het offer buiten ons ligt kan niet samengaan met een bediening waarin wij zelf wel uitmaken hoe God gediend wordt. Als we kijken naar de symboliek van het reukoffer, dan is de boodschap dat het vuur voor ons bidden (de wierookgeur die opstijgt tot God) niet uit onszelf, maar uit God en uit Gods offer moet komen (het vuur van het brandofferaltaar). Onze gebeden moeten niet uit onze naam maar in Jezus' Naam uitgesproken worden en door Zijn Geest aangestoken. Het gaat bij het Evangelie niet om een goedkoop evangelie (zoals Kierkegaard schrijft), maar om een duur betaald Evangelie: door het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon.

Ook andere wetten in Leviticus 6-7 herinneren ons hieraan. Het brandoffervuur moest heel de nacht en dag blijven branden, het brandoffer moest helemaal in as verteerd worden. Het bloed van het offerdier was allerheiligst en mocht absoluut niet buiten de omheining van de tabernakel komen. Zonder brandend altaar kon de dienst van God wel ophouden - zo belangrijk is het offer, dat door Jezus is gebracht, voor onze godsdienst. Ook het graanoffer wat gebracht werd voor God is allerheiligst, en wat ervan overblijft mag alleen in de voorhof gegeten worden. Nog zo'n wet die de heiligheid van het offer benadrukt: het dankoffer mag alleen gegeten worden door mensen die niet onrein zijn. Mensen die door ziekte of andere oorzaak onrein waren, zoals door het aanraken van een vies of dood dier, mochten het niet eten. Zo is het ook bij onze dank aan God van belang dat we het offer van God (de kruisdood van Jezus Christus) niet vervuilen door ons niet aan Gods andere wetten te houden.

Een kernwoord hier is 'heilig'. God is heilig en Gods offerdienst is heilig, dat wil zeggen totaal anders dan wijzelf kunnen verzinnen en doen, volmaakt in plaats van zondig, perfect in plaats van gebrekkig. God alleen kan vervullen wat wij zijn kwijtgeraakt in onze zonde tegen God. Alleen door het offer van de kruisdood van Jezus Christus kunnen wij God dienen, als we het op onze eigen manier proberen, al is het met de beste bedoelingen, dan zijn we reddeloos verloren.

dinsdag 11 juni 2024

Rechtvaardige straf

De vorige keer schreef ik over de rechtvaardigheid van God. In een vervolg daarop wil ik nadenken over wat een rechtvaardige straf precies is.

Rechtvaardigheid van de straf die God, de hoogste Rechter, oplegt, is misschien nog wel het moeilijkst te begrijpen wat betreft Gods rechtvaardigheid. Voor kleine overtredingen krijgen we in Nederland een boete of een waarschuwing. Voor de grootste overtredingen krijg je 'levenslang', wat ook niet letterlijk levenslang betekent. De doodstraf is afgeschaft, wellicht om altijd de mogelijkheid van levensbetering te geven. 

Gods oordeel veroordeelt tot de eeuwige pijn. Dat betekent dat levensbetering niet meer mogelijk is. Het is onmogelijk, als je het offer van Christus afwijst en vijandig tegenover God blijft staan, om nog tot inkeer te komen. Is die straf wel rechtvaardig? 

Wanneer is een straf rechtvaardig? In 'Schuld en boete' (Dostojevski) vermoordt de hoofdpersoon een oude vrouw en steelt haar geld. Deze daad verdedigt hij met een beroep op zijn armoede. Echter, zijn geweten gaat steeds sterker spreken en kwelt hem uiteindelijk zo dat hij niet meer verder kan leven. Hij geeft zichzelf aan en gaat vrijwillig in ballingschap naar Siberië.

Vooral deze gekweldheid van een schuldig geweten komt naar voren in 'Schuld en boete'. Maar wat is de rechtvaardige straf voor een moord? Is dat wel die ballingschap naar Siberië? Is het niet eerlijker om je eigen leven te geven? Dat klinkt eerlijk. Maar is het voldoende? Als je een leven neemt, herstel je het verdriet en de pijn door zelf gedood te worden? Natuurlijk niet. Herstel is zelfs onmogelijk. Totdat degene uit de dood zal opstaan is het verdriet en de pijn er, en ook dan is het onrecht en de schuld van het nemen van iemands leven niet vergoed.

Misschien zeg je: maar moord is ook extreem. Maar wat is dan de rechtvaardige straf voor haat? Is het om zelf gehaat te worden? Kun je kwaad met kwaad vergoeden? Natuurlijk niet. Kan haat door berouw en door daden van liefde vergoed worden? Nee, het moet nog steeds vergeven worden.

Straf en boete vergoedt dus nooit wat er aan kwaad is gedaan. In het geval van diefstal of roof kun je makkelijk de financiële schade vergoeden, maar niet het kwade motief achter die diefstal of roof, niet de verkeerde beslissing om te nemen wat van een ander is.

Straf en boete is dus geen volledige vergoeding. Het kan andere doelen dienen, zoals dat degene die straf ontvangt leert hoe erg het is wat hij gedaan heeft door de pijn van de straf. Het heeft dan een leerdoel. Het kan ook gezien worden als afgedwongen respect voor wat vernield is. Het heeft dan een symbolisch doel (een gedachte die ik professor Arnold Burms in Leuven heb horen uitleggen). 

Maar of je straf nu als leerdoel of als symbolisch ziet, het is goed om te bedenken dat er dan geen absolute maatstaf is van wat een rechtvaardige straf is. Hoe weet je namelijk dat iemand echt geleerd heeft van de straf? Dat is niet te meten, tenzij we iemand door en door kennen, en dat kunnen wij mensen niet. En hoe weet je of de straf voldoende symbolische waarde heeft? Dat is subjectief: voor het ene slachtoffer is een kleine straf genoeg als symbolisch herstel, voor een ander is geen enkele straf voldoende tot herstel. Er is dus geen absolute maatstaf.

We moeten concluderen:
  1. Wij mensen weten niet hoe we het kwaad moeten herstellen. Er is vanuit ons mensen geen sluitende oplossing voor. Straf is onderdeel van recht, maar niet toereikend voor herstel. Berouw en vergeving opent de weg naar herstel, maar de weg naar vergeving moet ook geopend worden.
  2. Er is geen absolute maatstaf van wat een rechtvaardige straf is.
Daarom is het nodig dat wij mensen omhoog zien naar de Rechter van hemel en aarde om van onze zonden verlost te worden. En God heeft ons laten zien hoe we gered kunnen worden, en hoe hoog de prijs van het kwaad is, door Zelf naar deze aarde te komen en voor onze zonden te sterven. Hij heeft ons ook gewaarschuwd voor dat het kwaad uiteindelijk uitloopt op de eeuwige pijn, als we deze verlossing niet aannemen. Jezus zegt (Markus 10:45):
"Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven als losprijs voor velen."

woensdag 5 juni 2024

God is rechtvaardig - wat betekent dat?

Wat betekent het eigenlijk dat God rechtvaardig is?

Wij hebben allemaal een innerlijk rechtvaardigheidsgevoel. Dat laat ons voelen of iets eerlijk is of oneerlijk. Je kunt het ook het 'geweten' noemen. Toch is dat rechtvaardigheidsgevoel niet feilloos. Je kunt er tegenin gaan en het 'onderdrukken', zelfs 'toeschroeien' (1 Tim. 4), en het raakt ook beïnvloed door de cultuur en opvattingen om ons heen. Daarom voelen we sommige dingen veel sterker aan dan andere dingen - bijvoorbeeld gelijke behandeling is voor ons westerse mensen heel belangrijk, maar in oosterse landen is iemands eer veel belangrijker. Het kan ook zomaar zijn dat ons rechtvaardigheidsgevoel tegen Gods wetten ingaat. We kunnen bijvoorbeeld gelijke behandeling allerbelangrijkst vinden en de rest van Gods wet maar onzin vinden. We kunnen ook veel toleranter worden en ons rechtvaardigheidsgevoel beperken door meer toegeeflijkheid en door genadiger te zijn: ook al is iets niet helemaal rechtvaardig, als iemand het goed bedoelt, wie zijn wij dan om er iets van te vinden, en niemand is perfect, toch? Wie zijn wij om anderen te oordelen als we zelf ontdekken dat we niet volgens die standaard kunnen leven?

Dat we als mensen niet veroordelen is heel bijbels: Jezus gebiedt het ons. We mogen en moeten het eindoordeel aan God overgeven. Maar we moeten ook luisteren naar de stem van ons geweten en anderen waarschuwen voor Gods oordeel. 

Gods oordeel wordt niet in dit leven aan ons voltrokken. Goede en slechte mensen leven samen, en God laat de zon over beiden opgaan. Er zal een laatste oordeel van alle mensen zijn - levenden en doden - waar heel duidelijk zal zijn wat rechtvaardigheid is. Jezus heeft dit uitgelegd door een gelijkenis: tarwe en onkruid groeien samen op tot de oogst. Het onkruid wordt dan verbrand, het tarwe in de schuur gebracht. Het onkruid wordt er niet eerder uitgehaald omdat dan misschien het tarwe er ook uitgetrokken wordt (Mattheüs 13:24-30). De apostel Petrus zegt het zo: God is geduldig over ons, zodat iedereen tot kennis van de waarheid kan komen (2 Petrus 3).

Kunnen we tot dat moment niet zeker weten wat Gods rechtvaardigheid is? Jawel! God heeft ons dat in Zijn Woord, de Bijbel, bekend gemaakt. We zien het terug in de wet van God die benoemt wat goed en kwaad is: de tien geboden (Exodus 20) en andere leefregels uit Gods Woord. We zien het nog meer terug in de eredienst van God die Hij zelf heeft ingesteld. Daarin werden offers gebracht tot "verzoening" van God. Het woord "verzoening" (bijv. Lev. 1:4) geeft aan dat wij tegenover God niet neutraal staan, maar schuldig - zonder schuld is er geen verzoening nodig!

In Leviticus 1-6 kunnen we lezen hoe God het volk Israël gebiedt offers te brengen. De offerdienst was een beeld van de hemel - niet een beeld van de hemel zelf waar God woont, maar een beeld over Wie God is en hoe wij verlost kunnen worden (zie ook brief aan de Hebreeën 9:23-24). We leren van deze voorbeelden het volgende (zie ook de brief aan de Hebreeën).

Als eerste leren we dat verzoening buiten ons ligt. Compensatie door onze eigen daden om het "goed te maken" is niet genoeg, anders was het niet nodig dat een offerdier voor ons stierf. Berouw over onze zonden is niet genoeg - het is zeker nodig maar niet genoeg. Ook het vragen van vergeving is niet genoeg. Wij kunnen het niet goedmaken - iets is er nodig voor ons in de plaats. Het offer was een losprijs - zo heeft Jezus ons en alle zondige mensen vrijgekocht door het enige perfecte offer. Het offerdier stierf in onze plaats en droeg onze schuld - zo droeg Jezus al onze schuld. Degene die offerde moest zijn hand op het offerdier leggen om zo als het ware de schuld over te dragen.

De verhouding tussen een zondig mens en God is dus niet zoals bij een ongehoorzaam kind en zijn vader - daar is berouw wel genoeg. De verschillen zijn:

  • De zonde is veel verwoestender dan iets wat door een kind kapot wordt gemaakt of een regel die wordt overtreden. Gods geboden gaan over goed en kwaad, niet over het overtreden van bijvoorbeeld ouderlijke regels. Zulke ouderlijke regels zijn goed, maar ze zijn ook een beetje arbitrair en van omstandigheden afgeleid.
  • God heeft nog veel meer recht op mijn gehoorzaamheid dan een vader recht heeft op gehoorzaamheid van zijn kind. God bezit alles, een vader heeft alleen wat hij van God ontvangen heeft.
Als tweede kunnen we opmerken dat het bloed van dieren kan de zonde nooit voor altijd kon wegnemen. Er waren telkens nieuwe offers nodig. Zo was het niet met het offer van Jezus voor onze zonden: Hij gaf Zich als Gods Zoon, en er was maar één offer nodig voor ons allemaal.

Ten derde: het offerdier moest perfect zijn, zonder enig gebrek. Zo was alleen Jezus zonder zonde, dus alleen Hij kon de vervulling van alle offers zijn. Geen ander mens, hoe religieus ook, kan voor ons instaan, want niemand anders is zonder zonde.

Ten vierde: het gaat niet alleen om grote zonden, maar om elke zonde, tegen welk gebod van God ook. Bij de wetten voor het zondoffer staat "overtreding van enig gebod van de HEERE" (Lev. 4:2). Het gaat niet alleen om opzettelijke zonden, maar ook om zonden die we doen zonder dat we het weten, en waarbij we toch schuldig zijn. Voor "onopzettelijke overtreding" (Lev. 4:2) en voor zonden die "verborgen zijn gebleven" en later pas bekend worden (Lev. 4:13) is het zondoffer nodig. Ook ondoordacht zweren vereist een schuldoffer dat voor ons sterft (Lev. 5:4). Het gaat zelfs niet alleen om zonden die vanuit onszelf voortkomen, maar ook om zonden die hun bron in anderen hebben en waaraan wij deel krijgen, bijvoorbeeld als iemand God vervloekt en wij zwijgen (Lev. 5:1).

Ten vijfde, het gaat zelfs niet alleen om overtredingen van Gods goede geboden. Het offer is ook nodig voor waar we in tekortschieten omdat we het niet genoeg doen of niet oprecht - "zonden van nalatigheid" zou je ze kunnen noemen. Het offer is zelfs nodig wanneer we God op het oprechtst het allermeest willen dienen! Het is opvallend dat de offerwetten beginnen met het brandoffer, wat een vrijwillig offer is die uitdrukking geeft aan de toewijding van ons aan God. Blijkbaar kunnen we zelf niet volmaakt toegewijd zijn aan God en is daar zelfs voor nodig dat een offerdier sterft als teken van onze schuld! Het tweede offer dat genoemd wordt is het vrijwillige dankoffer. Ook daarbij moest degene die de dank aan God bracht zijn hand op het offerdier leggen dat in plaats van hem stierf. Ook wat dankbaarheid naar God betreft schieten we hopeloos tekort en hebben we maar een klein besef van dank en van wat God aan ons elke dag weer geeft. En dat tekortschieten van onze dank en toewijding geldt het meest als het gaat om de verlossing door Zijn Zoon, die God heeft overgegeven voor onze zonden. Jezus heeft het volmaakte brandoffer en dankoffer van liefde tot God en tot Zijn naaste gegeven in onze plaats.

Samenvattend: God heeft ons dus vanaf het begin van de wereldgeschiedenis laten zien dat wij zondig zijn en het goede niet zoeken, dat wij de verlossing van onze zonden buiten onszelf moeten zoeken, dat ons berouw ons nooit voor altijd kan reinigen, dat niets voor ons kan instaan dan een perfect offer, wat wij door onze goede bedoelingen zelf nooit kunnen geven, dat niet alleen onze grote zonden vergeving nodig hebben, maar ook degenen die we per ongeluk deden, en dat zelfs onze beste bedoelingen en zelfs onze dank aan God zover van rechtvaardigheid af staan dat er een bloedig offer voor nodig is om ze te verzoenen. Gods rechtvaardigheid is dat Hij als Rechter van hemel en aarde blijft instaan voor wat goed en recht en eerlijk is. Als Rechter van hemel en aarde houdt Hij ons voor dat we hopeloos verloren zijn als Zijn eindoordeel moet komen en redding nodig hebben. Dat is Gods rechtvaardigheid: Hij houdt de schuldige niet voor onschuldig, al wil Hij onze zonde en al onze ongerechtigheid vergeven (Exodus 34:7). Daarom was het offer van Jezus voor onze zonden nodig om ons voor altijd te reinigen van onze zonde en ons in ons geweten voor altijd vrij te spreken.