Net als we Kant kennen van zijn kenkritische waarde kennen we Kierkegaard als degene die het hegeliaanse gedachtegoed bespotte en het graag over paradoxen had. Tenminste, dat was mijn vooroordeel. Inmiddels ben ik in Kierkegaard een scherpe en eerlijke schrijver gaan waarderen, die ook wel eens tussendoor spot met hegeliaanse ideeën, en dat soms door een paradox te gebruiken, maar die toch vooral zijn lezers confronteert met de levensvragen. En bij 'Oefening in christendom' gaat het om de kern van christelijke filosofie: Jezus Christus, Gods Zoon, en toch vernederd mens. Ik wil iedereen die vragen heeft bij het christendom als: Hoe komt het christendom erbij Jezus God te noemen? aanbevelen toch in ieder geval 'Oefening in christendom' nr. I te lezen.
Het gaat Kierkegaard er niet zozeer om wijsgerige denkbeelden aan te vechten of te construeren, het gaat hem er vooral om de mens wakker te schudden uit de valse rust waarin hij -- hetzij filosofisch, hetzij religieus, hetzij sociaal -- zich bevindt. Daarbij begint hij met de uitnodiging van Jezus: "Komt tot mij, allen die vermoeid en belast zijn, en ik zal u rust geven" (Mattheüs 11:28).
Kierkegaard wijst aan dat de meeste mensen Jezus' leven als historische passage zien, en rekenen vanuit de gevolgen. Allen die uit de ontwikkeling van de eeuwen na Christus willen afleiden dat hij God is, zijn op het verkeerde spoor. Die historische beschouwing doet totaal onrecht aan elk geloof dat Christus God is, en schept een steriele afstand tot de realiteit van Zijn leven. Kierkegaard schrijft dus (uit 'Oefening in christendom', vertaald door drs. P.Th. Van Reenen, uitgeverij Bijleveld, Utrecht):
"Dus laat ons over Hem praten, zoals gelijktijdigen over een gelijktijdige praten. Ik weet wel wat ik doe; en geloof me, de aangeleerde, door dressuur verkregen, doezelige wereldhistorische waan, krachtens welke men zo steeds met een zekere eerbied over Christus spreekt, daar men immers uit de geschiedenis zo te weten is gekomen en zoveel ervaan gehoord heeft, dat Hij toch zo iets groots geweest moet zijn -- die eerbied is geen duit waard, ze is gedachteloosheid en schijnheiligheid, en in zoverre godslastering. Want het is godslastering, gedachteloze eerbied te hebben voor Hem, in wie men of geloven moet, of aan wie men zich moet ergeren." (p.39)
Voor meerdere dergelijke perspectieven op Jezus als mens raad ik aan het boek te lezen. Kierkegaard laat duidelijk zien op wat voor gronden mensen Jezus als God zullen verwerpen. Daarmee geeft hij wel één kant van de zaak weer: de kant van de overtuiging, de bekering, het geloof in Jezus laat hij buiten beschouwing. Dat maakt dat 'Oefening in christendom' heel anders leest dan de Bijbelse evangeliën: op een andere manier confronterend, meer als een antiboodschap dan als een goede boodschap. Maar dat is al zichtbaar aan de naam van de schrijver: 'Anti-climacus'.
Bij Kierkegaard is 'menselijk' een vies woord wat gevestigde klasse, honoreren van rijkdom en eer, gewoontes die de kloof tussen rijk en arm niet doorbreken inhoudt. Jezus' leven was radicaal anders: niet met oog op eigen toekomst, maar medelijdend (in de goede zin van het woord) midden tussen degenen die zijn hulp echt nodig hadden.
Kierkegaard sluit zijn eerste deel van 'Oefening in christendom' af met een kenschets van het Evangelie als het Absolute:
Met de uitnodiging aan allen, 'die vermoeid en belast zijn', is het christendom niet, zoals de dominee het snikkend en onwaar bij de mensen introduceert, in de wereld gekomen als een pracht-exemplaar van milde troostgronden -- maar als het Absolute. Het is uit liefde dat God zo wil, maar het is ook God die wil, en Hij wil wat Hij wil. Hij wil niet door de mensen veranderd worden en een lieve - menselijke God zijn: Hij wil de mensen veranderen, en dat uit liefde.