donderdag 30 december 2010

Gevolgen, plichten

In het Evangelie van Mattheüs, hoofdstuk 12, legt Jezus als antwoord op een vraag uit waarom het niet om het strikt houden van religieuze regels gaat, maar om het hart. Daarbij citeert hij de profeet Micha: "De HEER heeft u gezegd wat goed is, mens, en wat Hij van u verlangt: Hij wil niets anders dan dat u recht doet, dat u de trouw eerbiedigt, en dat u nederig wandelt met uw God" (Micha 6:8)

Het gaat om het doel en om het hart, niet om de regel. Dat is precies het verschil tussen 'deontologische' ethiek (δέον = plicht) en 'consequentialistische' ethiek (consequens = gevolg). Echter, het gaat om een gelaagde ethiek. De regels aan de oppervlakte (het houden van de sabbath, het geven van de eerste vruchten, enz.) zijn gegeven om hun goede gevolg: recht doen, trouw eerbiedigen, nederig wandelen met God. Maar recht doen zelf, trouw eerbiedigen, en het eren van God is plicht.

Men kan zelfs zeggen dat elke 'consequentialistische' ethiek altijd op een 'deontologische' ethiek moet rusten, op vooronderstellingen welke gevolgen goed zijn of niet. Daarom hoeft een 'consequentialistische' ethiek niet te worden opgevat als koud en berekenend. Een ethiek wordt pas koud en berekenend als haar motieven niet meer tot de oppervlakte van het doen doordringen. (Daardoor heb ik ook 'utilitarisme' (utilitas = nut) altijd wat onbegrijpelijk gevonden. 'Nut' is immers maar een weinig bezielende term.) Waar ik hiervoor een 'deontologische' ethiek noemde, bedoelde ik met plicht ook geen regel die koud-redelijk gehoorzaamd moet worden, maar een bezielend principe dat zich misschien als regel laat formuleren maar die niet als regel 'bestaat'. Lees voor 'plicht' dus (bezielend) 'principe', (levend) 'beginsel'.

Bij het toepassen van ethiek, dus bij het handelen, kunnen er problemen ontstaan als twee plichten van een onderliggende 'deontologische' ethiek met elkaar botsen. Mag je bijvoorbeeld je medemens bestelen of zijn eigendom gebruiken om het leven van een ander te redden? Mag je een leugen vertellen om levens te redden?

Hoe zit het met de volgorde, het belang van plichten in de christelijke ethiek? Traditioneel wordt in de wetten van Israël die in de Bijbel worden beschreven de volgende delen benoemd: de ceremoniële wet (offerplichten etcetera) de burgerlijke wet (precieze wetten voor straf en vergoeding bij zaken waar medemensen benadeeld zijn), en daarnaast de zedelijke wet: de 'tien woorden'. De tien woorden werden bij de berg Sinaï door God gegeven en in steen gegraveerd: een symbool voor hun belang en duur. Moeten we ook binnen deze geboden een volgorde onderscheiden? Daarover kan de volgende geschiedenis ons iets zeggen:
Toen de farizeeën hoorden dat Hij de sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar en een van hen, een wetgeleerde, vroeg om Hem op de proef te stellen: 'Meester, wat is het grootste gebod in de wet?' Jezus zei hem: 'U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangen heel de Wet en de Profeten.' (Mattheüs 22:34-40)


Kortom, aan de tien woorden liggen nog twee diepere plichten ten grondslag: het liefhebben van God en het liefhebben van de medemens. Daarin krijgt de ethiek een levend begin. Het levende begin bepaalt de zedelijke wet van de tien woorden, en kan zich dan verder uitkristalliseren in meer consequentialistische (staats)regels. Als plichten van de uitgekristalliseerde wetten met elkaar botsen, handel dan vanuit het bezielend principe.

Kunnen deze twee plichten, liefde tot God en tot de medemens, met elkaar strijden? Nee: God gebiedt ons onze medemens lief te hebben, en de liefde tot onze medemens krijgt gestalte in de liefde van en tot God.

Maar zeggen dat deze twee plichten nooit met elkaar strijden is te goedkoop. In het bijbelboek Genesis staat hoe Abraham door God beproefd werd doordat hem werd gevraagd om zijn enige zoon, Isaäk, te offeren. Abraham gehoorzaamde, maar werd tegengehouden. Er was een ram in de struiken die in plaats van Isaäk werd geofferd.

Die ram wijst heen naar het offer van Gods Zoon, Jezus Christus, die mens werd en aan het kruis stierf. God die Zijn Zoon gaf om mensen die zich van Hem hadden afgekeerd te redden: een onbegrijpelijk offer.

Geen opmerkingen: